De Beste Jaren Uit Mijn Leven (X)
"Tres
DE REGENS KOMEN.
de stad in de zonnige vlakte, verdwe
nen was overigens alles, want er viel
niets meer te zien dan water. Al gauw
plakte mijn rok loodzwaar om mijn be
nen, wat het lopen ook al niet makke
lijker maakte. We liepen vlak achter
elkaar, om elkaar niet kwijt te raken.
Ik rolde mijn rok om mijn middel en
liep rillend in mijn doorweekte blouse
achter mijn man aan. Eerst was daar
nog zijn witte rug te zien, dan lang
zaam aan werd die jas doorzichtig en
ik zag eerst de bretels, daarna het
hemd duidelijk alsof hij niet anders
aan had. Van zijn helm dropen aan
twee kanten regelmatig stralen. Ik had
linnen "sepatoe kebon" met leren
stukken aan en bij iedere stap bruiste
en schuimde het water door het linnen,
mijn voeten werden ijskoud. Wat doe
je in zo n toestand? Van een gesprek
was geen sprake meer, we liepen zwij
gend verder en ik was blij dat we het
pad nog konden zien. Ik denk dat dit
n uur geduurd heeft. Toen opeens was
het droog. Van de ene stap op de an
dere. En de zon scheen en we waren
aan het einde van het pad en vlak bij
de stad. Hoewel onze kleren loodzwaar
waren en om en aan ons plakten, was
het toch een opluchting nu niet meer
dat gekletter op je huid te voelen en
om je heen te kunnen kijken.
Wij kwamen tenslotte uit in de oprij
laan van het Residentshuis. Daar
stond een busje. Het was een beslist
onaanzienlijk vehikel, ik geloof dat het
een motorbusje was, maar ik kan me
niet herinneren het na die gedenk
waardige dag ooit weer te hebben ge
zien in de stad. We klommen er in en
vlak na ons een groepje scholieren.
Of het busje speciaal voor hen reed,
ik weet het niet, Wel weet ik dat we
nog niet lang zaten, of er vormde zich
een traag stromende beek, die ont
sprong in de hoek waar wij zaten en
die langzaam naar de deur liep, de
hele lengte van het busje door.
"O"! riepen de scholieren, "kijk eens,
die mevrouw en mijnheer zijn niet zin
del ijk! Zij waren natuurlijk kurkdroog.
Het was toch nog een, hoewel korte,
niet plezierige wandeling, toen we uit
het busje waren gestapt, tot we ons
huis bereikt hadden.
Een paar dagen later braken de regens
ook op Bandoeng door.
ADDIE
De nieuwste Moesson-uitgave:
"Het Indisch
Avontuur tegemoet"
door Dr. W. Mooy
Als Officier van Gezondheid
naar Ned. Indië. Een stukje leven
en geschiedenis dat waard is
bewaard te blijven.
f 16,90 porto f 1,70
Boekhandel Moesson, Tjalie Ro
binson BV. Giro 6685.
ÏnVin 1922d® dr°90 tÜd Z'Jn 9eweest' eind september of zo, ik
kSenaddda?wP riLhT9 de,z®lfde kant van de Tangkoeban Prahoe opge
keken, dat we dachten: hoe zal de andere kant er uit zien?"
Het is geen grote stap er dan heen te
gaan en te zien. Dus waren we op een
dag op weg gegaan naar het krater
veld van de Tangkoeban Prahoe via
Lembang. Wij liepen eerst de weg op
naar Wates, die daalde naar de Pama-
noekan en Tjiasemlanden, een zacht
glooiende weg, dik met gras begroeid.
Toen moesten we linksaf en begon het
klimmen, een steil pad voerde ons door
een bos met sanintenbomen, tot we
opeens aan de rechterkant het krater
veld zagen liggen. Dat was op zichzelf
ook een hellend vlak, vol dampende
sulfatoren en grote stenen, een niet
bepaald prettig wandelterrein. Maar we
hadden wel het doel van de tocht be
reikt, want we zagen nu het land "ach
ter de Tangkoeban Prahoe", ofwel "de
andere kant van de Tangkoeban Pra
hoe". Dat was een totaal ander land
schap, een onafzienbare zacht glooien
de vlakte, de "P. en T. landen", die
tot aan de Noordkust doorliepen. Wij
zochten zo goed als
dat ging een plek om
uit te rusten en van
dat uitzicht te genie
ten - wij dronken uit
onze veldfles - mis
schien hebben we
ook wat gegeten - in
ieder geval genoten
wij. Het was inmid
dels midden op de
dag geworden. Uit
gerust namen we de
zelfde weg terug en
weer op Lembang
gekomen, hebben wij
misschien even bij
het hotel gezeten,
dat weet ik niet
meer.
"Laten we maar te
ruglopen, er is wel
een korter voetpad"
vond mijn man. Nu -
na zoveel jaren -
denk ik: was ik dan
niet moe, wilde ik
niet per bus terug of
had ik daar geen be
hoefte aan? In ieder
geval begonnen we
af te dalen langs een
pad, dat, hoewel ver
waarloosd, er toch
zeer begaanbaar uit
zag. Het leek een
verlaten onderne
ming te zijn en in
derdaad was het
illustratie voor Addie's artikel dan deze maq-
nifieke sfeer-foto van de Tangkoeban Prahoe gemaakt door de
heer D. C. Prins.
het uiteinde van de toen nog niet
lang verlaten onderneming "Tjioem-
boeluiet waarvan ik nog niet lang ge
leden hoorde dat het een bungalow
park was geworden. Toen was het al
leen een overwoekerd, verlaten stuk
land, waarvan de paden hier en daar
nog wel te volgen waren. Voorlopig
ging alles dus vlot. Maar de lucht ach
ter ons werd wel donker.
We lopen wel voor de regen uit"
dacht mijn man optimistisch en daar de
regens in Bandoeng pas in de eerste
week van October kwamen, namen we
er weinig - te weinig - notitie van.
Trouwens, er was geen sterveling te
zien op dat eenzame land kwam nooit
meer iemand, laat staan een kar, om
van een auto helemaal niet te spreken.
Toen vielen er enige spetten en vóór
we onze verbazing konden uiten, klet
terde de regen op ons neer alsof we
onder een waterval doorliepen.
Verdwenen was het mooie uitzicht op
18