MR. ARNOUT VAN OVERBEKE, LID VAN DE RAAD VAN JUSTITIE TE BATAVIA (1668-1671) alias "DRONKEN NOUT" (slot) door dr. H. J. DE GRAAF "Eindelijker als eindelijk" liet de Zuidpolsbroek op 7 oktober 1668 in de baai van Batavia het anker vallen. Daar kwam de douane aan boord, in de persoon van mr. Pieter Paauw, de water-fiscaal. Deze strenge Compagnies-dienaar ont dekte bij onze Arnout een pakje, dat nog "ongemerkt" was, d.w.z. niet voorzien van een merk of stempel, en dat dus geopend diende te worden, voor nader onderzoek. "Wel", zeide ik, "laat 't dan ongemerkt blijven", hetgeen dan ook geschiedde. Zo maakte de geestige Nout zijn entree bij de Compagnie, met een kwinkslag. Van deze reisavonturen heeft hij, ter inlichting van familie en vrienden, een "Geestige en vermaekelijke Reys-Be- schrijving opgesteld", die later in zijn Rijmwerken is afgedrukt. Hieraan heb ben we reeds het een en ander ont leend. Nu komen we aan Van Overbeke's korte Indische loopbaan, doch daarvan weten we niet zo heel veel. Misschien is hij op Java wat rustiger en verstan diger geworden, zoals dat bij menig "present-kaasje" het geval is geweest. Zelfs aan de Eerwaarde Kerkeraad schijnt hij geen aanstoot meer gegeven te hebben, zodat hij een berisping van deze gestrenge heren ontlopen is. Of werd hij om zijn hoge positie wat ont zien? Doch zelfs het echtpaar Speel man ontliep destijds de censura mo- rum, het zedentoezicht niet. Het liefst zouden we iets vernomen hebben over zijn optreden als raads heer, doch slechts éénmaal verschijnt zijn naam in het Nederlandsch-lndisch Plakaatboek. Het was de gouverneur- generaal Maetsuycker gebleken, dat de Raad van Justitie te slap tegen de particuliere handel optrad, die aan het bedrijf der Compagnie zoveel schade toebracht. Daarom kregen de weledel gestrenge heren op 28 mei 1669 last zich stipter te houden aan de orders, door de Hoge Regering hun toegezon den. Bij de discussie over deze kwestie bleek mr. Arnout van Overbeke zich te scharen bij de meerderheid, die een gematigd optreden voorstond. Iets meer weten we over het verkeer van onze jeugdige, steeds ongehuwd gebleven rechtsgeleerde, buiten de rechtszaal. Hij heeft nl. twee gedichten gemaakt, die zonder twijfel uit zijn In dische tijd zijn, en die gericht zijn tot een klein meisje op haar geboortedag, het eerste vers uit 1669 toen zij zeven jaar werd, het andere, toen zij negen lentes telde uit 1671. Zij moet dus in het jaar 1662 geboren zijn. Jammer ge noeg vermeldt hij slechts haar voor naam, t.w. Adriana, niet haar familie naam. Als wij dus weten, welke kinde ren in het jaar 1662 gedoopt werden, kunnen we daaronder ongetwijfeld haar volledige naam ontdekken. De namen dier dopelingen zouden we na tuurlijk in het doopboek der Gerefor meerde kerk van Batavia kunnen vin den, dat zich thans in het Arsip Nasio- nal (Nationaal Archief) te Jakarta be vindt. Ik heb mij dus schriftelijk gewend tot mej. dra. Soemartini en binnen zeer korte tijd werden mij de nodige ge gevens toegezonden, en zelfs méér dan dat. Ik kreeg een xerox-kopie van een bladzijde uit het doopboek van 1662, dat tot nog toe van vocht en rajaps gespaard was gebleven en bo ven aan de lijst las ik 3 september: Adriana Verburgh, dochter van Nico- laas Verburg, ordinaris lid van de Raad van Indië en van juffouw Maria van Santen. Haar vader was dus een zeer belang rijk personage, die in 1657 lid van de Raad van Indië was geworden en het tien jaar later tot Directeur-Generaal van de handel zou brengen. Dat was destijds de op één na hoogste baan in Indië. Vandaar dat onze dichter haar in zijn verjaardagsvers noemt d'Eerste Dochter van het Land", want G.G. Maetsuycker's huwelijk was kinderloos gebleven. "Kleyne Juffer, groot van waarde", zingt hij verder, "schoonste vreugd, die ooit de Aarde, heeft op Java voortgebracht". Die grote waarde sloeg natuurlijk niet zo zeer op het zevenjarige wicht, als op de hoge po sitie van haar Papa. Mr. Arnout van Overbeke moet met de overige vrienden (familie en dgl.) op het verjaarsfeest tegenwoordig zijn VERGETEN VOLKEN OP DE PARADIJSELIJKE EILANDEN VAN DE STILLE ZUIDZEE Een schitterend boek met 125 fasci nerende kleurenfoto's door de Franse archeoloog Philippe Diolé. Dit werk handelt over de volken van de eilanden van de Stille Zuidzee van Celebes tot Samoa, die nog zeer veel van hun oorspronkelijke cultuur en leefwijze hebben bewaard. Tevens geeft het boek een beschrijving van de ontdekkingsreizen in dit gebied. Verkrijgbaar bij Boekhandel Moesson f 45,f 5,porto. geweest. Het werd niet in de benauw de stad, maar daar buiten in een tuin, een buitenhuis gevierd. Gezien de overgrote aandacht die de dichter aan de verzorging van de inwendige mens besteedt, moet er braaf zijn gegeten en vooral gedronken, een echt oud-Hol lands feestmaal in de tropen. Uit zijn verzen zou men mogen opmaken, dat hij, ofschoon lid van de Raad van Jus titie, toch nog niet hoog genoeg was, om op zulk een verjaarsfeest genood te worden, doch dat zijn dichtkunst hem daartoe de weg geëffend had. Zijn hier en daar wat platte verzen zullen de overige gasten hebben moeten ver maken. De enige persoon, die hij behalve de jarige in zijn eerste vers noemt, is de held van de dag, admiraal Cornelis Speelman. Deze had juist zijn grote overwinning voor Makassar behaald en Van Overbeke vermeldt deze succes sen in zijn lied. Doch de grote held is niet op het feest aanwezig kunnen zijn. Pas op 15 december 1669 kwam hij met een grote stoet van prinsen en voornamen uit Makassar, die zich voer de Hoge Regering in het Kasteel van Batavia kwamen vernederen. Op het tweede door Van Overbeke bezongen jaarfeest kan Speelman echter wel tegenwoordig zijn geweest, gezien zijn goede relatie met de fami lie. Daar hij evenmin een vijand van een goed glas was en ook wel van de quasi-geestige woordspelingen hield, waaraan Overbeke's poëzie zo rijk is, zal hij het best met deze edelachtbare heer hebben kunnen vinden. Het werd dan ook een vrolijke partij, zodat de dichter zijn poëem kon beëindigen met de woorden: "Zij werd oud, wij werden jong". Hoe hartelijk Speelman's verhouding tot de kleine Adriana was, bleek vier jaar later, toen zij 13 jaren telde. Haar vader, Nicolaas Verburgh, had zijn ambt van Directeur-Generaal neerge legd en stond op het punt naar het geliefde patria te vertrekken en wel als admiraal der retourvloot. Doch nog voor het afscheidsmaal aan de scheidende Edeleer gegeven werd, liet Speelman op 23 september 1675 zijn testament door notaris Jan de Keyser veranderen. Hij legateerde aan de "seer deugtsame Jonge Juffrouw Adria na Verburgh" de kapitale som van 10.000 Hollandse guldens, in contan ten of als een gelijkwaardig juweel, naar haar keuze, "tot een vrundelijk en genegen gedachtenis". Ofschoon Speelman gans geen vijand van het vrouwelijk geslacht was, mogen wij achter deze testamentswijziging niets oneerbaars zoeken. Doch dat hij dit maal "gemelte eerbare Juffrouw Adria na" zo rijkelijk bedacht heeft, moet m.i. niet daaraan worden toegeschre ven worden, dat hij haar zo'n leuk kind vond, doch aan zekere, ons on bekende verplichtingen, die hij tegen over haar vader had. Hij kon deze scheidende Directeur-Generaal natuur lijk niet met een geldgeschenk van zijn 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 12