Journalistieke Herinneringen (XXVIII] EEN GROOT MAN BESLOOT DE RIJ DER LANDVOOGDEN Een opname van de Landvoogdelijke familie, vóór de oorlog gemaakt in Tjipanas. V.l.n.r. freule Frances, Z. Exc. Jhr. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, freule Christine, Mevrouw Tjarda en freule De Villeneuve. De wat stijve en gereserveerde diplomaat, die als opvolger van de gouverneur- generaal De Jonge de Buitenzorgse troon besteeg zou een ontzagwekkend zware last te dragen krijgen. De dreiging van Nazi-Duitsland hing boven Europa en in de schaduw die van de Japanse expansie. In Indië zelf waren de problemen niet minder dringend: sedert jaren scheen de ontwikkeling van de nationale stromin gen naar een crisis te leiden. Dat hem geen gemakkelijke taak wachtte, daarvan was de gewezen commissaris der Koningin in Gronin gen - hij was zijn vader in die functie opgevolgd - en gezant in Brussel zich wel bewust. Jhr. mr. A. W. L. Tjarda van Starken borgh Stachouwer wist dat hem een bijna bovenmenselijke taak wachtte, maar dat deze zoveel eisen zou als het geval bleek te zijn kan hij niet hebben verwacht. Wanneer de explosieve krachten tot een uitbarsting komen met de inval van de Duitsers in het moederland wordt de omvang van de rampzalige moge lijkheden duidelijk. De Japanners staan te dringen om zich in Indië van de no dige grondstoffen te voorzien. De na tionale beweging verwacht concessies op het politieke vlak, nu Nederland tij delijk van de kaart is verdwenen. Van Mook, inmiddels benoemd tot luite nant-gouverneur-generaal en leider van de delegatie die met de Japanners on derhandelt houdt de boot af, maar het is 'duidelijk dat Tokyo zich niet zal neerleggen bij de afwijzing van zijn eisen. Dan gaat in de fatale nacht van Pearl Harbour de telefoon van de recht streekse lijn die de verbinding vormt van het Paleis met een aantal ambte naren uit de onmiddellijke omgeving van de Landvoogd. Heel rustig zegt de stem aan de andere zijde van de lijn: "Het is zover. Kom om zes uur naar het Paleis. Ik zal om zeven uur voor de radio een verklaring afleg gen." Toelichting is niet nodig: de Japanse dreiging wordt werkelijkheid. Zij scheen al sedert het mislukken van de onderhandelingen, waarin de Japan ners belachelijke eisen hebben ge steld onvermijdelijk. Ik ga in de mieze rige december-ochtend naar het Paleis en vandaar met de Landvoogd naar de studio van de Nirom. De Landvoogd verklaart namens de Nederlandse re gering in ballingschap te Londen de oorlog aan Japan. De wijsheid van dit besluit is in de verwarring die dan ontstaat en die de Nederlandse gemeenschap als de in slag van de bliksem in paniek brengt nog wel eens ter discussie gesteld. Ik geloof niet dat de verdere gang van zaken veel zou zijn afgeweken van de historie. Er was slechts de keus tussen een feitelijke overdracht van de sou- vereiniteit aan Japan en oorlog. Leek het er aanvankelijk nog op, dat wij van onze geallieerden voldoende steun zouden krijgen zodat wezenlijke tegen stand, ondanks eigen zwakte, moge lijk zou zijn, in dat stadium van de oorlog gold nog steeds het "too little and too late"Maar ook dit scheen de uiterlijk rustige man aan de top niet tot wanhoop te brengen. Al spoedig bleek, dat van wezenlijk verzet tegen de Japanse horden geen sprake zou kunnen zijn. De man aan het roer ging ook in die wanhopige omstandigheden uiterlijk onbewogen voort te doen wat hij kon. Hij leek de onverstoorbaarheid zelve. Dat hij zichzelf gelijk bleef ook in zeer delicate kwesties kan blijken uit het advies, dat van hem gevraagd werd in de periode dat Nederland bezet, maar Indië nog vrij was. Bij het kabinet in ballingschap te Londen was de vraag gerezen, of het niet juist zou zijn wan neer de Koningin zich naar Indië be gaf om vanuit het vrije deel van het koninkrijk haar hoge functie uit te oe fenen. In het Londense kabinet heerste daarover verschil van mening. De Landvoogd werd om advies gevraagd. Zijn positie vis-a-vis dit probleem was niet eenvoudig: hij was niet alleen de hoogste ambtenaar in den lande maar tevens de persoonlijke vertegenwoor diger van de Koningin. Nochtans was zijn advies volkomen duidelijk en on dubbelzinnig. Naar zijn mening behoor de de draagster van de Kroon in het "vrije" deel van het Koninkrijk te ze telen. In Indië dus. Op de vraag: "Denkt U dat de Koningin dat doen zal?" luidde het antwoord: "Natuurlijk niet, maar dat zal mij niet beletten te zeggen, wat mij staatsrechtelijk juist lijkt". Doek over dit incident, en geluk kig maar, want de aanwezigheid van de Koningin in Indië zou een oneindig aantal complicaties met zich gebracht hebben. Het zou tot 1971 duren eer een Oranjevorstin Indië, inmiddels het 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 4