9 Tjemara en Pinus-Mercusii JSPliili Heerlijkheid en tragedie van Java's bergen. Pinus-Mercusii, of zegt U maar gewoon "tjemara", aldus H.M.C.P. op blz. 14 van Moesson, 1 sept. 1978. Zo gewoon is dat zeker niet, en daarom het volgende, na jaren, eindelijk. Twee soorten Tjemara ken ik: 1e. De tjemara van het laagland met de latijnse naam Casuarina Equisetifo- lia die, bijv. in Surabaya, veel naast huizen in de tuin werd geplant, 15 of meer meters hoog, recht opgaand, een spitse slanke kegelvormige boom, buigzaam in de wind, heerlijk voor on ze kleine jongetjes om in te klimmen. 2e. De Berg-tjemara, Casuarina-Mon- tana-Junghuhni, die van 1500 m tot 3300 m b.z. rondom vele vulkanen min of meer een gordel van bos vormt, waar geen loofbos is, of de mens niet zo opzettelijk heeft ingegrepen. De berg-tjemara, minstens zo hoog als die in de vlakte, maar niet zo rijzig, heeft een veel onregelmatiger vorm, maakt een robustere indruk, en zijn schors is veel grover. De tjemara komt behalve vooral in de oostelijke helft van Java, op veel eilan den van de Indonesische Archipel en van de Pacific voor, in Australië en in zuid-oost Azië. Hij is daar zgn. au- tochthoon, hij is daar in zijn element, hij hoort daar thuis. De tjemara vormt hele wouden. Tjemara-bos maakt een ijle indruk. Hoe komt dat? De tjemara heeft geen zware dichte kroon van ge woon loof, zoals een beuk of een re genboom. Het loof van de tjemara bestaat uit een enorm aantal zeer dun ne grijsgroene steeltjes of twijgjes, rond op doorsnede en daardoor slap en omlaag hangend. Bij de berg-tje mara kunnen die wel 20 cm lang wor den. Bekijk je ze goed dan zie je dat elk twijgje geleed is en dat op de grens van twee lidjes enige kleine schubjes zitten. Dat zijn de bladen van de tjemara. Die lidjes kan je gemak kelijk van elkaar trekken, juist zoals dat het geval is bij de Paardestaarten (Equisetum), waarvan er in ons land verscheiden soorten voorkomen. Ook daar zie je op de grens van twee leden een puntig kokertje dat het volgende lid omringt. Dat kokertje vertegen woordigt de samengegroeide bladen. "Equisetifolia" in de naam van de kust- tjemara, betekent niets anders dan: met bladen die lijken op die van de paardestaart". In dikke mist, als de wolken op de bergen rusten, hangt aan elk tjemara-twijgje een heldere druppel water. De tjemara is dus een ijle boom. In de droge tijd een nachtelijke berg tocht makend, wordt je niet alleen zo zeldzaam bekoord door dat machtig kosmisch suizen van de oost-moesson door de tjemara-toppen, meer nog doordat de maan of de sterrehemel daar boven de tjemara's mee loopt. Koele heerlijkheid van Java's bergen! De twijgjes van de tjemara doen blijk baar veel mensen denken aan de stij ve naalden van de Den. Indische of Ja vaanse Den wordt de tjemara soms genoemd. De Den (Pinus) behoort tot de plantenklasse van de Naaldbomen, meer speciaal tot de Coniferen d.i. ke geldragers. Daartoe behoren ook Spar, Ceder, Larix, Taxus, Cypres, Thyja, Sequoia, Moerascypres, Jeneverbes en ook de Ginkgo Biloba. De naalden van deze bomen zijn stijf en uitstaande en op doorsnee min of meer afgeplat; bij de Ginkgo zijn ze vergroeid tot een merkwaardig twee lobbig blad. Geen van deze naaldbo men lijkt ook maar iets op de tjemara. Of de Pinus-Mercusii, een Den, op Java autochthoon is, weet ik niet. Deze den werd op de javaanse vulkanen aangeplant. Gedurende die 21 geluk kigste jaren van mijn leven die wij op Java hebben doorgebracht, heb ik tot mijn verdriet en tot mijn verontwaardi ging moeten zien hoe de houtvesterij prachtige oorspronkelijke opstanden van geheel gaaf tjemara-bos en van gaaf loofbos op grote schaal kapte en door Pinus-Mercusii verving. Het In dische loofbos en het berg-tjemara- bos zijn een lust voor het oog en voor het oor. Dat kan van een helling met Pinus-Mercusii niet gezegd worden. De ravage, aangericht op de hellingen van de Ketjiri-vulkaan, westelijk van de Gunung Idjo in de hoek met de westrand van de Zandzee, was ver schrikkelijk om aan te zien. Die dui zenden prachtige tjemara's gekapt en ook een stuk van het loofbos. Stam men lagen daar, van ver over een meter dik. Volkomen gaaf hout! Toen ik in 1927 en in 1928 op dienst reis in het Tengger-Semeru-gebergte kwam, was de zuidelijke helling van die geweldige caldera-wand, die Gu nung Ider-lder heet (zie aantekening aan slot), zeven kilometer lang, 500 meter hoog, nog begroeid met ge mengd loofbos. Een paadje, een voet breed, voerde naar het zuiden omlaag in het zadel, waar de Tengger-hellin- gen en die van de Ajeg-Ajeg elkaar ontmoeten. Daar lag de boerderij van "Vader Gisius", de Semeruhoeve. Het pad, boven over de Ider-lder was ook een grote voet breed en - in de loop der eeuwen door blote voeten uitgesle ten in de harde vulkanische-astuf - ook een voet diep. Als een goot! Wie heeft dat nog zo gezien in zijn gaaf heid? Wie herinnert zich nog dat on gerepte uitzicht daar, over het oude vulkaanlandschap van de Ajeg-Ajeg, de Djembangan, de Kepala naar de hoge Semeru (Mahameru) op de ach tergrond? Wie nog heeft daar boven op de Ider-lder die verre rozerode ke gel gezien gloeiend in het morgen rood? Je moest wel vroeg opstaan in hotel of tent, vertrekken om twaalf of één uur 's nachts. Zonder licht: de maan of de sterren gaven voldoende zicht op het pad. Onzichtbaar uit de Berg-Tjemara, Casuarina Montana Junghuhni bij Ranu Kombolo, 2400 m b.z. De lange twijgen van de Berg-Tjemara, Casuarina Montana Junghuhni, bij Ranu Kombolo. 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1978 | | pagina 14