haalde optreden van Franse toneel-
en operagezelschappen, waartegen
Nederlandse artisten niet op konden.
Trouwens, dit waren maar ijverige a-
mateurs, want pas in het begin dezer
eeuw waagden zich Nederlandse ge
zelschappen over de Oceanen. De al
lereerste Franse operatroep, die te
Batavia voet aan wal zette, kwam in
October 1836 aan, onder leiding van
een zekere Minard (Victor Ido I, 23).
Deze verdiende er zoveel aan, dat hij
nog enige malen terugkwam.
Zijn voorbeeld werd gevolgd door zijn
tenor Robert, die een eigen gezelschap
vormde, de grote sprong overzee
waagde en eveneens onder de tropen
zon succes boekte. Hij beperkte zijn
voorstellingen niet tot Batavia, doch
gaf er zelfs in Semarang en Soerabaja.
Soms werden de voorstellingen ge
volgd door een zeer geanimeerd ge
kostumeerd bal, waarvoor men bij de
schouwburg kostuums kon huren. De
gewone, die aan de schouwburg toe
behoorden, waren het goedkoopst,
doch voor die, welke aan de acteurs
toebehoorden, betaalde men soms hon
derden guldens aan huur.
Nadat Robert door de regisseur Re-
moigne was opgevolgd, of liever ver
drongen, opende eerstgenoemde bij
Pintoe Ajer een café concert, heel ge
zellig dus! Hij bleef dus in Batavia
plakken, gelijk ook andere leden dier
Franse gezelschappen. Dat waren dan
meestal de mindere goden, want de
sterren van de eerste rang keerden
meestal naar la patrie terug, waar zij
meer roem, en duiten te verwachten
hadden. De dames vestigden zich als
modistes, de heren als coiffeurs of
tailleurs, dansmeesters of professeurs
(leraren).
En waar vestigden zich deze Franso
zen? Op den duur vinden wij de Franse
middenstanders bijeen in de Rijswijk-
straat, die daardoor de bijnaam van
"Franse buurt" verkreeg. Ze zijn er
niet rechtstreeks heen getrokken. De
eerste die er zich vestigde moet de
herenkleermaker Oger geweest zijn,
wiens zaak in 1925 zijn honderdjarig
bestaan vierde. Doch pas in 1847 be
trok hij het eerste, het noordelijkste
pand in de Rijswijkstraat. Hij moet als
de opvolger van zijn vakgenoot Pelliol
gezien worden, die reeds in 1810 voet
aan wal in Batavia zette, doch dan als
soldaat in het Franse expeditiecorps.
Hij overleefde echter de slagen bij
Weltevreden en Meester-Cornelis en
keerde naar zijn oude beroep terug.
Daarnaast beoefende hij echter nog de
edele toneelkunst en betrad de plan
ken in 1820 en 1822, doch in 1826 zei
hij de tropen vaarwel en repatrieerde.
Oger moet in 1848 zijn broeder over
gekregen hebben en sedert noemde
de firma zich Oger Frères. Mogen wij
een oude gravure vertrouwen, dan
strekte het erf der gebroeders aan de
Rijswijkstraat zich nog een stukje naar
het zuiden uit, waar een fraaie ingang
met opvallende lantarens toeqanq qaf
tot hun erf.
Hun buren aan die straat waren ver
moedelijk Chinese tokohouders, die
drie huizen in de oud-Bataviase stijl
bewoonden.
Wat stak de statige gevel van de ge
broeders tailleurs daarbij af! Men be
trad hun voorgalerij via een statietrap
van wel zes treden en de kroonlijst
werd gedragen door dubbele kolom
men. ueen geïllustreerd boek over
Weltevreden of de zaak met de grote
letters OGER FRÈRES staat er in af
gebeeld. Gaandeweg werd dit huis min
der indrukwekkend, doordat het Rijs-
wijkse plein wat omhoog kwam en
daardoor het aantal treden tot de helft
verminderde.
In het derde kwart der vorige eeuw
moet echter in de Rijswijkstraat een
grote verandering hebben plaats ge
vonden. De Chinezen zijn met hun to
ko's verdwenen en hebben plaats ge
maakt voor een lange reeks aaneen
sluitende winkelpanden, nog niet met
etalages van spiegelglas voorzien -
die waren zelfs in het moederland nog
met een lantarentje te zoeken - doch
wel met een groot getal deuren en
ramen met sierlijke ronde bogen. Die
boogjes geven er iets fleurigs aan.
Wie heeft deze aanleg tot stand ge
bracht?
In mijn bronnen heb ik er niets over
kunnen vinden, zelfs niet in F. de
Haan's Oud Batavia, doch het komt
mij voor, dat hiervoor niemand beter
verantwoordelijk kan gesteld worden,
dan de heren Oger. Hun zaken gingen
goed en zij zullen alles voor zo'n win
kelgalerij gevoeld hebben. Zij zullen
daar in de eerste plaats hun landge
noten zich laten vestigen. En zo zal
een klein Frankrijk zijn ontstaan, in de
volksmond; de Franse buurt. Men vond
er de bakker Leroux, die zich natuurlijk
patissier noemde, de Heer Brandon,
die zich op schoeisel toelegde. In de
bakkerij van Laugier en Esmiol kon
men ook voor comestibles terecht.
Verder ontmoette men er de namen
van Fournier en Roussel. Het was al
les Frans, wat de klok sloeg. Daardoor
was de Rijswijkstraat de enige echt
Europese "straat" in Weltevreden.
Doch niet voor alle Franse winkeliers
was er plaats, men kwam ze ook elders
tegen, b.v. de zaak van Platon en Car-
reau, die in wijn handelden, of Oudart,
die een wagenmakerij had in de "be
nedenstad". Zelfs tot in Soerabaja
strekte zich de Franse ondernemings
lust uit, getuige de parfumeriewinkels
van Madame Lejeune, van Ladan Co
en van Baume Sïsson.
De vestiging in de Rijswijkstraat was
dan ook uitstekend. Men zat er tegen
over de sociëteit de Harmonie, waar
van de aanzienlijksten lid waren. Ver
der zat men vlak bij Koningsplein en
Tanah Abang, waar destijds nog de
voorname mensen huisden. Men kon
dus op deftige klandizie rekenen.
Tot die cliëntèle van Oger Frères be
hoorde ook een zekere Eduard Douwes
Dekker, meer bekend onderzijn schrij
versnaam Multatuli! Eens kwam hij
zich bij de chef beklagen over een te
spoedig gebarsten spanbroek, (ge
scheurd bij een te diepe kniebuiging)
doch deze heer verdedigde zich met
de snedige opmerking; "Au salon,
monsieur, on se tient debout" (In de
Salon, Mijnheer, staat men rechtover
eind). Buigen lag anders niet in de
aard van deze grote opstandige. In elk
geval weten wij nu, in welke taal de
Firma zich met zijn geachte clientèle
onderhield. Zeker niet in de Bahasa
Indonesia!
Behalve dat deze kleine Franse neder
zetting de overige Westerlingen van
allerlei aardige, fel begeerde artikelen
voorzag, bracht zij in de soms wat
duffe en droge koloniale samenleving
fleurigheid en goede smaak. Daar zij
toch grotendeels bij elkaar woonden,
hebben zij zich nooit georganiseerd,
zoals de Duitsers dat later deden met
hun Mannersangverein, met veel bier.
Op den duur heeft die Franse gemeen
schap geen stand gehouden. Zij zijn
met de overige Europeanen versmol
ten, zodat men hun namen later ook
buiten de Rijswijkstraat ontmoette. De
Franse buurt verloor haar Frans karak
ter. Op een foto van 1872 prijkt boven
een dier winkels reeds de naam V.
OLIESLAEGER. Vooral na de eerste
Wereldoorlog schijnt er een grote uit
tocht van Fransen uit de Rijswijkstraat
te hebben plaats gevonden. Toch
plaatste de firma Oger Frères nog in
1925 in het dikke Bataviase Gedenk
boek de advertentie-. Oger Frères,
Marchand-tailleurs. Maison de premier
Ordre, fondé 1825. Specialiteiten in
Gala- en Ambtskleeding (een uitkomst
voor het B.B., het K.N.I.L. en de pas
opgerichte Rechtshogeschool).
En in 1929 werd mijn a.s. Echtgenote
in één dier zaken met zijn leuke ronde
boogjes nog zéér beleefd en zéér
kundig, keurig door een dame bediend,
wier uitspraak onzer taal duidelijk ver
ried, dat haar wieg niet aan de oevers
van de Tji Liwoeng had gestaan, en
nog minder aan die van de Amstel of
het IJ. Het zal een der laatsten van de
Franse Mohicaansen geweest zijn.
Minder respectabele figuren dan deze
nijvere middenstanders waren de z.g.
Franse edellieden, "Comte Haute d'Er-
magnon" en "Baron de Tallandier".
Dit waardige tweetal werd spoedig na
hun komst in Indië tot in de hoogste
kringen ontvangen. Slechts bij de toen
malige vice-president van de Raad van
Indië, Jhr. J. C. Reynst, vingen zij bot,
en terecht. Weldra lekte uit, dat de
Franse "graaf" werk maakte van de
14-jarige dochter van een echte graaf,
n.l. Carel Sirardus Willem van Hogen-
dorp, hoofdambtenaar. Deze klein
dochter van de vermaarde Gijsbert
Karei van Hogendorp - U weet wel,
uit 1813! - heette voluit: Léonie Su
zanne Charlotte en zij trouwde later
met een jong zee-officier Frederik's
Jacob, die bestemd was o.m van 1881
tot 1884 de Buitenzorgse troon te be
kleden.
Doch in de sociëteit Harmonie viel
9