EEN INDISCH MEISJE IN AMERIKA
(I) door Liselotte Balgooy
Toen ik een paar jaar geleden naar school terugging, was ik vervuld van ge
mengde gevoelens. Ik vroeg me toen af of mijn hersens niet roestig waren
geworden, en of de jongere studenten me niet als een vreemde eend in de bijt
zouden beschouwen. Misschien is 't wel leuk voor degenen die met dezelfde
gedachten rondlopen te horen hoe 't verder gegaan is.
Wel, 't studeren ging boven verwach
ting goed, ongetwijfeld te danken aan
de degelijke ondergrond die de leraren
en leraressen van het Christelijk Ly
ceum te Bandung ons kneusjes hebben
meegegeven, ondanks de niet bestaan
de leermiddelen en andere hindernis
sen. Mag ik alsnog mijn veel geplaag
de leraren en leraressen van na de
oorlog dank zeggen? De eerste cur
sussen die ik koos, namelijk anthropo-
logie en archeologie, waren blijkbaar
intuitief juist, aangezien ik nu anthro
pologic studeer aan de universiteit van
Californië in Riverside, terwijl ik wat
bijverdien door archaelogische klusjes
in het lab te doen.
Gemoedelijk en informeel.
De reactie van de jongere studenten
hier in Californië viel reusachtig mee.
Sommige piepjonge studenten, zo van
tussen de 17 en 18 jaar oud, vonden 't
soms zichtbaar griezelig om met "oud
jes" als ik volksdansen uit te voeren of
objectief van gedachten te wisselen.
Tja, ik herinner me goed hoeveel ont
zag ik voelde voor de 20-jarigen die
in mijn Lyceum-tijd de 4de en 5de klas
sen onveilig maakten, die waren "me
neren" en "mevrouwen" in mijn ogpn,
en daar moest je met een boog omheen
lopen. Dus ik kan me de gevoelens
van de jongelui waar ik naast kwam te
zitten levendig voorstellen! Kassian die
blaagjes.
Gewoonlijk had ik 't veel te druk met
mijn eigen beslommeringen dat ik er
veel aandacht aan kon schenken, en
dat scheen de juiste houding te zijn,
want een week of 2-3 waren we meest
al wel gewoon mopperende studenten
onder elkaar. Er waren er zelfs die bij
voorkeur mijn gezelschap schenen op
te zoeken, misschien omdat de oude
ren in hun leven geen of weinig con
tact met hen hadden. Dat vond ik aan
doenlijk, ofschoon niet altijd 100%
welkom als ik me net lekker onder een
boom had neergezet om nog gauw
even mijn boeken in te kijken.
Soms ging deze democratische hou
ding mij wel wat te ver, moet ik rond
uit bekennen. Vooral als ik na zo'n
8 uren rondspitten in de keiharde grond
om wat dubieuze stenen werktuigen
op te graven krom liep van ellende!
Dan begon ik vaak, ik zeg 't eerlijk,
luidkeels tirades tegen 't betreurens
waardig feit dat 't tegenwoordig niet
meer nodig geacht wordt, vrouwen 't
harde werk uit handen te nemen. Wat
natuurlijk grote hilariteit veroorzaakte
onder de jongelui, vooral als de fana
tieke feministen onder ons geschokt
16
reageerden op zoveel achterlijkheid.
Maar ik heb 't overlèefd, dus
Ik ging dit jaar over naar de universi
teit in Riverside, dat zo'n 45 minuten
heen en 45 minuten terug, over de
freeway, van ons huis ligt. Ik koos deze
instelling omdat UCLA wel 2 uur rijden
van Upland ligt, als het verkeer ten
minste vlot blijft lopen, anders kun je
mijlen stapvoets afleggen, wat niet
bepaald gezellig is.
De professoren staan in Riverside zelf
voor de klas en zijn dagelijks voor hun
studenten te spreken, zonder dat een
afspraak nodig is. Dit is niet het geval
in de grote universiteiten zoals UCLA
of Berkeley, waar je vaak de eerste
vier jaar les krijgt van een assistent en
de profs alleen uit de verte te zien
krijgt. Trouwens, deze bekende instel
lingen zijn steden op zichzelf met tien
duizenden studenten, wat erg onper
soonlijk is, iets wat ik echt niet nodig
heb.
De atmosfeer in Riverside is erg ge
moedelijk en zelfs informeel, zodat je
gewoon een zesde zintuig moet ont
wikkelen om de studenten van de
profs te onderscheiden. Ik ben nog
ouderwets en blijf mijn profs met "sir"
en "professor" aanspreken, wat hen
zichtbaar verlegen maakt. Ik heb daar
weieens binnenpretjes over, vooral om
dat ze, als echte anthropologen, toch
allerhande vreemde gewoonten zon
der blikken of blozen moeten kunnen
tolereren.
"Dispersed People".
Ik ben deze zomer een zelfstandig an-
thropologisch project begonnen in een
onderwerp dat me al jaren geïnteres
seerd heeft. Namelijk, wat heeft de
emigrant bewogen juist Amerika uit te
zoeken uit de verscheidenheid van
landen, en hoe heeft men zich hier aan
gepast. Een beer van een project dat
ik gelukkig al direkt heb teruggebracht
tot diegenen die naar Californië geëmi
greerd zijn. Mijn Profs stonden er ech
ter op dat mijn medewerkers over de
hele staat verspreid moesten wonen,
wat natuurlijk een hondse opgave is
om in 8 maanden af te maken. Als u
eraan twijfelt neem dan maar een atlas
en vergelijk Holland met Californië.
Aha! U begint te begrijpen waarom ik
soms twijfel of ik wel goed snik ben.
Vooral als ik daarnaast college moet
lopen, examens afleggen, dozijnen
boeken lezen en (met de franse slag)
't huishouden moet doen. Knettergek,
deze!
In elk geval gingen mijn profs akkoord
met mijn onderwerp. Een van hen
noemt ons doodernstig "dispersed
people," wat me even vreemd deed op
kijken. Ik geloof dat hij wraak op me
nam, de gannef!
Mijn eerste medewerkers zijn oud-
Lyceisten en zij hebben 't mij tot nu
toe erg makkelijk gemaakt door mij
uiterst bereidwillig en openhartig te
woord te staan. Ofschoon ze me alle
maal even vriendelijk te woord stonden
over de telefoon (een instrument dat
ik haat omdat ik de ander niet kan
zien) was ik toch dood-zenuwachtig
over de interviews.
Enfin, daar ging ik met mijn taperecor
der en een zak met goedkope tapes
die me nu barstende hoofdpijn bezor
gen met hun gekras en gepiep, zodat
ik voor de volgende interviews een
betere kwaliteit zal nemen door scha
de en schande wijs geworden!
Mijn weg leidde eerst naar het Noor
den, via de 101 die soms vlak langs de
kust loopt en werkelijk adembenemen
de vergezichten heeft. Adembene
mend vooral ook, omdat mijn man, een
enthousiaste amateur fotograaf, erop
stond half in en half uit onze VW-bus
te hangen om de beste filmpjes te
schieten. Ik wist bepaald niet of ik op
zijn capriolen moest letten, of mee
moest sturen met onze 16-jarige zoon,
die net zijn rijbewijs gehaald had en nu
voor 't eerst een bochtige weg in de
bergen mocht proberen. Geen van bei
de taken is makkelijk, zo van de ach
terbank!
Ik had juist besloten dat mijn zoon be
slist beter reed als ik naar hem keek,
toen de zijdeur van de bus met een
daverende knal openschoof en iets
(God weet wat 't was!) met veel ge
ratel uit de wagen viel. Ik durfde een
ogenblik niet om te kijken, overtuigd
dat mijn man nu toch wel een beetje
te ver naar buiten had geleund, toen
ik zijn stem in duidelijke termen hoor
de verkondigen wat hij wel van onze
VW en deuren in 't algemeen dacht,
en ik weer bijkwam. Maar ik had toch
gelijk gehad met naar mijn zoon te
kijken, want die was doodkalm blijven
doorrijden alsof er geen vuiltje aan de
lucht was. Wat gelukkig was ook,
want de twee-baans weg liep daar
griezelig dicht langs de afgrond die
zulk een prachtig uitzicht bood op de
stralend blauwe oceaan. Dat zag ik
nog gauw.
Avontuur op de Highway
Nauwelijks waren we bekomen van dit
evenement of onze zoon vroeg: "Pap,
wat betekent dat lichtje hier?" Mijn
man, die net lekker languit was gezakt,
schoot direkt overeind: "Wat voor
lichtje! Wat heb je nu weer gedaan!"
We keken met ons vieren geinteres-
seerd naar 't treiterend knipperende
lichtje zonder er veel wijzer door te
worden.
"Waar is 't boekje?" vroeg de vriend
van mijn zoon die ook van de partij
was.
"Die heb ik uit de auto gegooid omdat
ik niet dacht dat we die nodig zouden