Journalistieke Herinneringen (XXIX]
BILLY PALMER EN DE KUDETA (COUP D'ÉTAT).
Billy Palmer is in oktober in Bangkok overleden, meldde aldus een bericht in
Indonesische bladen. Wie Billy Palmer was en waarom de Indonesische bladen
in zijn wedervaren belang stelden zal vele van onze lezers een raadsel zijn, zo
zij zijn naam al kennen. Voor de meesten onzer zal die naam niet meer zijn dan
een klank en zij zullen het bericht van zijn overlijden met een schouderophalen
afdoen. Toch is de belangstelling van de Indonesische bladen wel verklaarbaar,
evenals het feit, dat Reuter het nodig vond het bericht van zijn verscheiden
wereldkundig te maken. Noch het persbureau, noch de Indonesische bladen,
waarin ik zijn doodsbericht aantrof, gaf echter de reden voor het feit, dat men
zijn einde wereldkundig maakte. Men bracht slechts in herinnering, dat hij als
importeur van Amerikaanse films in Indonesië, speciaal in de periode 1950-1965
zekere bekendheid in Indonesië genoot.
Billy Palmer was een joviale en gast
vrije Amerikaan, in de tijd, dat hij in
Jakarta woonde en zaken deed. Die
zaken - de import van Amerikaanse
films - schenen wel lucratief te zijn,
want naast zijn huis in Jakarta be
schikte Palmer over een bijzonder fraai
buitenhuis op Gunung Mas, tegen de
Puntjak aan. Daar waren altijd interes
sante mensen te ontmoeten en daar
Billy gedurende de weekeinden open
huis hield, was daar altijd een groot
gezelschap bijeen. Niet alleen Ameri-,
kanen, ofschoon Uncle Sam's onder
danen meestal de meerderheid der gas
ten uitmaakte. Geen om de een of an
dere reden belangrijke figuur uit de
States arriveerde in Indonesië, of men
kon hem in het komende weekeinde bij
Palmer aantreffen, in de koude of nat
te dagen gezeten bij het haardvuur in
de legendarische schouw.
Drankjes en de versnaperingen sche
nen in onbeperkte hoeveelheid aan
wezig. In deze sfeer ontstond en groei
de bij elke whisky de vaak boeiende
conversatie over de dingen van de
dag. Vrijmoedig werden allerlei opinies
ten beste gegeven en soms verrassen
de theorieën onthuld.
In Jakarta was de roddelzucht met het
overdragen van de souvereiniteit niet
gedaald, integendeel. Het spreekt dus
welhaast vanzelf, dat er lieden waren,
die zich en hun vrienden afvroegen,
of de filmimport een zó lucratieve bu
siness was, dat Palmer daar in een
dergelijke stijl van leven kon. De op
lossing van dit probleem was snel ge
vonden. Hij zou een agent van de
CIA, de Amerikaanse inlichtingendienst
zijn en als zodanig over belangrijke
geldmiddelen beschikken.
Ik weet niet, of Palmer een agent van
de CIA was en ook niet, waar hij zijn
geld vandaan haalde. Als hij niet over
eigen middelen beschikte, was het,
dunkt mij, best mogelijk, dat de Ame
rikaanse ambassade, de waarde van
dit knooppunt van sociaal verkeer er
kennende, hem financieel steunde.
Hoe dan ook, de mening, dat Palmer
op de een of andere wijze betrokken
was bij een inlichtingendienst, nam in
de loop der jaren het karakter aan van
een vaststaand feit. Om U de waarheid
te zeggen, op mij maakte Palmer meer
de indruk van een aardige, maar niet
erg slimme man - maar ik geef toe,
dat dit juist past in de theorie der rod
delaars, want een speciale gave van
spionnen is immers juist, dat zij hun
eigenlijke aard zo uitstekend weten te
verbergen.
Palmer zei nooit veel op die bijeen
komsten - zijn gasten des te meer! -
en wanneer hij inderdaad voor een of
andere inlichtingendienst werkte, kun
nen die bijeenkomsten in zijn buiten
huis ajleen hebben gediend om zijn
kennissenkring uit te breiden, want
geheimen gingen natuurlijk niet over de
tafel in zo'n gemengd internationaal
gezelschap.
Genoeg gespeculeerd over de ware
figuur achter de filmimporteur Palmer.
Ikzelf had, als journalist, die geruchten
natuurlijk ook gehoord, maar zij waren
voor mij geen reden om Gunung Mas
te mijden en af te zien van de gastvrij
heid van Palmer en de, zowel gezellige,
als vaak interessante bijeenkomsten in
zijn buitenhuis.
Naarmate de jaren zestig vorderden
(ik was in 1956 gerepatrieerd), werd
de situatie in Indonesië steeds meer
labiel. Toen Irian in Indonesische han
den was overgegaan, volgde de "kon-
frontasie" met Maleisië, maar als af
leidingselement voor de toenemende
politieke en economische instabiliteit
leverde die geen voldoende tegen
wicht.
Wie zich interesseert voor de ontwik
kelingen in Indonesië, in het bijzonder
na de invoering van de geleide demo
cratie, het verbod van Masjumi en de
PSI en de NASAKOM - politiek, steke
zijn licht op bij dr. Basuki Gunawan,
die in een boekje "Kudeta, Staatsgreep
in Jakarta" niet alleen de staatsgreep
zelf, maar ook vele achtergronden hel-
dër belicht aan de hand der historie.
Zeer kort samengevat komt dr. Guna-
wan's theorie hierop neer, dat de maat
schappelijke ontwikkeling wel tot een
uitbarsting moest leiden, en dat de ma
nier, waarop dit geschiedde, tenslotte
niet van primair belang is.
Maar in die ontwikkeling speelden na
tuurlijk incidentele voorvallen een rol.
In de periode onmiddellijk voorafgaan
de aan de 30e September 1965, toen
Untung de lont in het kruit stak, begon
één aspect steeds groter rol te spelen.
De communisten, langzaam, maar zeker
tot een machtspositie in de republiek
gerezen en door hun activiteiten sinds
1963/64 een steeds groter bedreiging
van de gevestigde orde vormend, had
den ontdekt, dat er een Raad van ge
neraals zou zijn gevormd, die bezig
zou zijn een omwenteling tot stand te
brengen.
Het is geen nieuw procedee, de poten
tiële tegenstander te beschuldigen van
daden, die jezelf bezig bent voor te
bereiden en deze taktiek verstaan de
communisten voortreffelijk. Terwijl zij
dus Soekarno de eis stelden boeren
en arbeiders te bewapenen tegen de
gevaren, die de Republiek bedreigden,
beschuldigden zij het leger een staats
greep voor te bereiden en het orgaan,
dat de leiding zou hebben van deze
samenzwering was dan de spookachti
ge Raad van generaals. De al dan niet
bestaande activiteiten van die Raad
waren een voorwendsel om het eigen
gewroet te rechtvaardigen.
Eind mei 1965 vindt Soebrandio, Soe-
karno's rechterhand en volgens velen
zijn kwade geest, bij de post een brief,
waarvan de afzender vooralsnog on
bekend blijft. De brief bevat een af
schrift van een ontwerp-telegram van
de Britse ambassadeur (Gilchrist) aan
het Foreign Office, waaruit zonneklaar
kan blijken, dat de Raad van generaals
niet alleen bestaat, maar inderdaad ver
regaande politieke plannen heeft. Zij
worden in het telegram aangeduid als
"our local army friends". In het com
plot is ook de Amerikaanse ambassa
deur betrokken.
En hier komt onze vriend Palmer weer
ten tonele. Naar later blijkt, zou dit do
cument ten huize van Palmer zijn aan
getroffen bij een rampokpartij. De blijk
baar zeer intelligente rampokkers, po
litiek goed geschoold, zouden de be
tekenis van dit document aanstonds
hebben doorgrond en dus dit zeer be
zwarende stuk doorgegeven hebben
aan de chef van de veiligheidsdienst,
want dat was Soebandrio naast zijn
ministers functie. Dat Soebandrio dit
dadelijk ter kennis bracht aan het Pa
leis, zal niemand verbazen. Naar de
echtheid van het document was slechts
een summier onderzoek ingesteld;
naar de afkomst in het geheel geen. en
de vraag, of de rampokpartij wellicht
alleen op touw gezet was, om dit do
cument te "vinden", evenmin.
Het was op dit ogenblik, dat de Staf
chef van het leger, generaal Jani, zowel
ontkende, dat er een Raad van gene
raals zou zijn, die zich buiten de strikt
militaire onderwerpen, die onder zijn
bevoegdheid vielen, zou bezig houden
- de Raad besprak alleen promoties en
dergelijke zaken - maar bovendien ont
kende, dat zijn mensen betrekkingen
zouden onderhouden met de Britse of
de Amerikaanse ambassade. Het is
nooit opgehelderd, of dit document een
vervalsing was of niet. Wel bleek, dat
de rampokkers inderdaad geen gewone
boeven waren geweest, maar lieden,
die behoorden tot het communistische
kader.
Het spreekt intussen vanzelf, dat in die
periode van toenemende spanning, de
publieke opinie vrij gemakkelijk bereid
(lees verder volgende pagina)
5