s Kazerne Goebeng in 1929 r h Kwartiermeester Mol (midden) (wie?) Een gedeelte van de klas van Zeevaarder Mol, Indische zee militie 1929. In 1929 was ik Kwartiermeester bij de Koninklijke Marine. Na terugkomst van de reis naar China en Japan, waar we met Hr. Ms. Java hadden deelgenomen aan de Vloot Revue ter ere van de keizer van Japan, werd ik gestationeerd in de Mariniers Kazerne Goebeng in Soerabaja. Met mijn plunjezak arriveer de ik in februari van hetzelfde jaar in de kazerne aan de Brantas, om aan gewezen te worden als Zee-vader (Baksmeester) van een bak (14 jon gens). Ik had nog nooit als zodanig dienst gedaan, want meestal werden oudere korporaals daarvoor aangewe zen. Het viel niet mee "vader" te spe len over jongens die maar even jonger waren dan ikzelf. Maar goed, wij korporaals moesten de knapen omvormen tot "mens", zo noemden we dat. Leren lopen als een militair, lichaam en kleding onderhou den zoals wij dat als zeeman en "Ma rineman" gewoon waren. Leren leven in een gemeenschap, samen eten, sla pen, wassen. Leren geven en weinig nemen. En het belangrijkste: militaire discipline, ondergeschikt zijn aan je meerdere. Ik gaf ook les in roeien. De sloepen la gen op Kajoon bij de roeiclub. Het wa ren zeer grote zeegaande sloepen van 10, 12 en 14 roeiers, met riemen van 3 tot 41/2 meter en om die vast te kun nen houden en ermee te roeien, moest veel kracht worden gebruikt. Als ik daar nu aan denk, dan realiseer ik me dat het voor veel jongens wel erg zwaar moet zijn geweest. Maar als ze op de goede manier werden aange pakt, waren het taaie en goedwillende knapen. Nu behoorde bij de militaire opleidin gen ook "zee-miliciens", die stuurman of machinist, dus Koopvaardij-officie- ren waren. Deze mensen hadden hun dienstplicht in Holland niet vervuld en vielen hier met hun neus in de boter. de Goebeng Kazerne Ouder, meestal groter en sterker had den zij in hun opleiding in Holland reeds in zeesloepen leren roeien. Voor deze miliciens was het niet zo'n toer, om de riem te hanteren. Zo was het de gewoonte, om aan het einde van de opleiding een roei- wedstrijd te houden op Kali Brantas. Voor de Goebeng brug was een sluis en een dam, die het water op peil hield. Verderop was een verkeersbrug en tussen deze brug en dam werd ge roeid. Het was nog nooit gebeurd, dat de 2 bakken met Indo's zo'n wedstrijd ge wonnen hadden, kon ook niet, gezien het verschil in postuur en lichaams kracht van de tegenstanders. Op een dag, toen we weer aan het oefenen waren, kwam de vraag op of het niet mogelijk was dat "zij", de In dische jongens in mijn sloep, het niet eens zouden kunnen winnen. Nu, dat was een kolfje naar mijn hand en ik verzekerde hen, dat met meer training, 's avonds niet passagieren, enz. er toch wel een kans in zat. We maakten er gewoon een leuke tijd van, veel oefenen, athletiek. De grote dag kwam en stuurlui van de sloepen moesten, onder het wakend oog van de opleidings-officier model roeien. Ik meen dat er 8 sloepen waren. Wie tegen wie? Mijn sloep moest tegen die van de machinisten uitkomen. Grote sterke mannen, die met mes en riem goochel den en er geen moeite mee hadden. Maar hoe zou het uithoudingsvermo gen zijn? Nu, dat stelde niets voor. Juist van de start moesten mijn jon gens het hebben, met 5 roeislagen de juiste snelheid hebben, anders kon men wel inpakken en daar had ik die jongens juist op getraind. Wij wonnen! Een gedenkwaardig eve nement dat door alle Indische roeiers als een kostelijke herinnering uit de Goebang-tijd zal zijn bewaard! K. MOL Gep. Schipper. Kon. Marine Klaar maken voor de start. Rechts de sloep die overwinnaar De sloep met de "Gladiatoren" op Kajoon. zou worden. 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1979 | | pagina 18