Reisbureau Holwerda
DE ATJEH-MOORDEN
INDONESIË VERZORGD
28 daagse rondreis voor f 3490,per persoon.
Het jaar 1910 gold als een keerpunt in de geschiedenis van de vestiging van
het Nederlandse gezag in Atjeh. Het krijgsbedrijf liep ten einde, en de tegen
stand was gebroken. Er bleven onverzoenlijken over, maar zij voelden zich in
de bewoonde streken niet meer veilig en trokken terug in de bossen en bergen.
De actie van deze zwervelingen is echter nooit in staat geweest de bestuurs-
wagen uit het spoor te lichten; van 1910 af is aan de ordening van de toestand
in Atjeh gewerkt.
Toch kwam het telkens voor, dat in rus
tige, wélbevolkte streken aanvallen op
Europeanen werden gepleegd door
personen, die zich niet openlijk als
vijanden van het Nederlands gezag
hadden bekend gemaakt en zich tot
op het ogenblik van hun aanval ogen
schijnlijk als vreedzame burgers in de
Nederlandse overheersing hadden ge-
geschikt. De aanslagen waren onge
lijkmatig over het gehele gewest ver
spreid, maar kwamen overal voor.
De Atjeh-moorden vormden niet een
verschijnsel, dat op zichzelf stond. On
willekeurig doen zij denken aan het be
kende 'amok' maken. Het laatste wordt
omschreven als een psychische stoor
nis, waarbij de dader plotseling met
getrokken wapen door de drukste stra
ten van de stad of kampong voortijlt,
ook huizen binnendringt en alles wat
hem in de weg komt neerstoot tot hij
levend of dood gevangen wordt geno
men en waarbij het ook voorkomt, dat
hij ten slotte zijn wapen tegen zichzelf
keert.
Volgens deze definitie maakt de amok
-maker geen verschil tussen de perso
nen op wie hij zijn aanvallen richt, met
name niet tussen land- of geloofsge
noten en anderen.
Als naaste oorzaak van amok maken
worden genoemd heftige gemoedsbe
weging als gevolg van huwelijkson
trouw, verdriet, ondervonden onrecht,
verlies van have en goed door dobbel
spel, levensmoeheid, zich beschaamd
(maloe) gevoelen, enz.
Aan de Atjeh-moorden moest echter
een afzonderlijke plaats gegeven wor
den. Zij komen met "ngamoek" maken
in zoverre overeen, dat dezelfde om
standigheden, die als oorzaken van
Amok werden genoemd, ook de oor
zaak konden zijn van Atjehmoorden.
De bedrijver van een Atjeh-moord
koos zijn slachtoffer echter tevoren
uit en ook de plaats van uitvoering; in
tegenstelling met de amokmaker han
delt hij in koelen bloede. De Atjeher
bereidt zich ten dode, bij amokmaker
is verlies van het leven accidenteel.
De wijze, waarop Atjeh-moorden ten
uitvoer werden gebracht toonden een
grote eenvormigheid. De dader gaat
naar een plaats, waar hij verwachten
kon dat Europeanen te vinden zijn, een
militair kampement, een bivak, een
stations-emplacement. Hij loopt op het
slachtoffer toe en doodt het, waarna hfj
meestal zelf het leven verliest.
De toenmalige Directeur van het
Krankzinnigengesticht te Sabang Dr.
J. A. Latumeten (1926-1935) heeft na
een diepgaande studie de Atjeh-moor
den toegeschreven aan de langdurige
guerilla, die dat krijgshaftige volk te
vergeefs gevoerd heeft tegen de "on
gelovige" bezetter.
Dr. Latumeten drukte dat in zijn zeer
lezenswaardige rapport uit met het
woord "kafircomplex" (kafir ongelo
vige), een opgekropte, grenzeloze haat
tegen de ongelovige overheerser. Hier
ontstaat de denkfout, dat dus toen ie
dere Atjeher een aspirant-moordenaar
zou zijn, maar dat waren alleen zij, die
de "prang sabil" (heilige oorlog) aan
hingen, welke ideologie door de gees
telijkheid werd verspreid, toen deze
bemerkte, dat het verzet tegen de
"geumpenie" verslapte. Toen verkon
digde zij, dat het doden van een "kafir"
Gode welgevallig was, en dat een ge
lovige, die daarbij zelf het leven liet,
in het hiernamaals rijkelijk beloond zou
worden en het loon zou krijgen van de
geloofsgetuige .(maté sjahid) De At
jeher beschouwt zelfmoord als de
grootste zonde, waarvoor dan ook geen
vergeving bestaat.
Een zekere levensmoeheid vanwege
een ongeneeslijke ziekte (b.v. lepra),
verlies van eer, huiselijke onenigheid,
wanhoop wordt opgelost door een van
te voren beraamde aanval op een on
gelovige.
Vandaar dan ook, dat deze moorden
bijna steeds op een andere plaats ge
beurden, waarvan de dader moest we
ten, dat hijzelf ook de dood zou vinden.
De erkende geestelijkheid zomede de
intellectuelen en semi-intellectuelen
verwierpen deze "kafir-moord". Ver
schillende graven van kafir-moorde-
naars werden echter door het volk des
tijds als heilig beschouwd. Een Atjeh-
moord of zelfs een serie Atjeh-moor
den behoefde geenszins op een bijzon
dere politieke toestand te wijzen; wel
kon dit duiden op een geladen atmos
feer, zoals die onder dat roerige volk
kon voorkomen.
Het merkwaardige is, dat hoewel in
maart 1942 door de Japanse inval een
einde is gekomen aan ons Bestuur in
Atjeh, mij nog twee gevallen bekend
zijn van z.g. Atjeh-moorden daarna. In
1976 werd door een Atjeher een aan
slag gepleegd op 'n Amerikaan, werk
zaam bij de gas-exploitatie van Mobil
Oil te Lho' Soekhon. In mei 1978 werd
door een oudere Atjeher een individu
ele aanval gedaan op een Engelse do
cent aan de Universiteit Syiah Kuala
te Banda Aceh. (K. Radja). Doordat de
aanvaller struikelde, schampte de ge
weldige slag met de patjol (hak) langs
het hoofd van het slachtoffer, die van
zijn woning vertrok, gezeten op een
motorfiets. De dader gaf zich na de
mislukte aanslag zelf aan bij de plaat
selijke politie. Dit laatste geval duidt
dus op een bepaalde vorm van krank
zinnigheid.
Dr. van Loon, die destijds een onder
zoek naar het krankzinnigenvraagstuk
in Atjeh heeft ingesteld (Dr. F. H. van
Loon - Het krankzinnigenvraagstuk in
Atjeh) kwam tot de conclusie, dat
krankzinnigheid veel voorkwam. Zeer
zeker werd een klein deel der moord
aanslagen niet alleen op Europeanen,
maar ook op eigen rasgenoten door
psychisch minderwaardigen bedreven.
Evenwel, de meeste Atjeh-moorden zijn
niet uit krankzinnigheid te verklaren.
Tijdens de Atjeh-oorlog bestond op
instructie van de oelama's (geestelijk
heid) voor het Atjehse volk de plicht
de heilige oorlog te voeren; het leer
stuk van de "prang sabil" was diep
doorgedrongen. Ook speelde de "ka-
firhaat" jegens of voor het minst de
verachting voor niet-Mohammedanen
in Atjeh toen een belangrijke rol.
Maar de jaren verstrijken; door betere
verbindingen raakt Atjeh nu steeds
meer uit zijn isolement verlost.
Overigens heb ik de ervaring, dat ik
des avonds op de Pasar Atjeh veiliger
kan wandelen dan b.v. in de Kalver-
straat en de Zeedijk in Amsterdam of
op sommige andere plaatsen in Neder
land.
J. H. J. BRENDGEN
Reisroute: Amsterdam - Singapore - Medan - Tobameer Yokya - Bali
Jakarta - Bangkok - Amsterdam.
Vertrekdata: 20 mei, 17 juni, 1 juli, 15 juli en 12 augustus 1979.
Bent U geïnteresseerd Bel ons geheel vrijblijvend op en vraag
om toezending van de reisfolder.
Tel. 070-46 89 50 of 46 89 51. Telex: 32743.
Loosduinsekade 497, 2571 CM Den Haag.
22