mee zijn levensdraad afgesneden.
Doch toen de Algodjo (beul) toesloeg,
werden zijn hals en lichaam niet ge
kwetst, maar de bijl brak in drie stuk
ken.
Dit werd daarna aan Kho Hwan be
richt, die er zeer verbaasd en verwon
derd over was, zodat hij Soen ont
bood en hem vroeg: "Wat voor ilmoe
of tovermiddel bezit je, zodat al wat
scherp is je lichaam niet kan verwon
den?" Soen antwoordde: "Wij hebben
geen ilmoe, behalve dat, toen ik in de
gevangenis zat met de dood voor
ogen, en in het boek Kwam lm Pou
Boen Pin Keng las, 's nachts droom
de, dat er een Hweesio of priester
verscheen, die mij het boek Ko Ong
Kwan Sie lm Keng voorzeide en mij
opdroeg, het duizendmaal te recite
ren, zodat ik geluk en voorspoed zou
verwerven. Dit is onze goede weten
schap; verder bezit ik geen ilmoe".
Kho Hwan antwoordde wederom: "O,
als het dit is, overtref je mij, en je kunt
zelfs met een Boeddha vergeleken
worden".
Maar daarna kon Kho Hwan het toch
niet helemaal vertrouwen, en hij beval
in de gevangenis alle beklaagden, die
een doodvonnis verwachtten, tot dui
zend keer toe de kitab (vroom boek) te
laten opzeggen, doch op de dag der
terechtstelling was er geen onder hen,
die door een scherp voorwerp als een
kapmes, een zwaard enz. kon ver
wond worden. Toen pas geloofde Kho
Hwan, dat het boek Ko Ong Kwan
Sie lm Keng hoogst nuttig was, zodat
alle inwoners aangespoord werden, om
dat boek te vereren en te lezen. Daar
door werd zijn deugdelijkheid aange
toond, zodat een ieder, die enig ge
vaar of ongeluk overkwam, of die een
wens had, als hij maar echt vereerde,
wat ook zijn bedoeling was, die wens
vervuld zag.
En daar dit boekje zijn voortreffelijk
heid bewezen heeft voor alle lieden,
wier verlangens vervuld zijn, daarom
hebben zij deze kitab laten drukken en
verspreiden onder allen, die hem hei
lig vereren, omdat het duidelijk is, dat
hun spoedig naar hun braafheid zal
vergolden worden.
De verschijning van dit boekje is
reeds zéér oud.
Daarop volgt weer een opsomming der
talrijke zegeningen, die het boekje kan
schenken als men het maar duizend
maal reciteert, nl.: geluk, bevrijding
van narigheid, gezondheid, een hoge
leeftijd, veel kinderen en kleinkinde
ren. Geluk voor kinderen en kleinkin
deren, maar ook omgekeerd voor de
oude lieden.
In dit alles zal dit boekje zijn deugde
lijkheid aantonen, en wel op de wijze,
waarop men tegen een gong slaat, die
daarna (meteen) geluid geeft. Het nut
van dit boekje is eenvoudig onvoor
stelbaar.
Vooral welgestelden moeten dit boek
je door de druk laten verspreiden, uit
delen en op de offertafel in de Bio
(Gredja) Toa Pe Kong neerleggen, op-
Kwan Yin op de lotus, die uit de zee op
rijst. Oud Peh Ting porcelein, door Tan Wei.
(Collectie Henri Borel, uit: Chineesche
kunst, Henri Borel).
dat alle mensen het zullen kunnen le
zen en goede gedragsregels leren.
Maar wie dit boekje wil gebruiken,
dient eerst zijn lichaam te reinigen en
met een oprecht hart zich te buigen
onder het branden van wierook
knielende voor de Verheven Heer; dan
zal zeker alles, wat ook zijn verzoek
zij, worden toegestaan.
En verder, als U plotseling een (on
aangename) zaak overkomt, onttrek er
U dan niet aan om dag en nacht dit
boek te lezen, dan kan elk gevaar op
houden. Maar als U leest, ga dan niet
languit naakt liggen, want dan zijn er
in Uw hart slechte en boze gedachten.
Zo luidt dit bevel (verbod), vergeet dit
volstrekt niet.
Dit is de inleiding, waarbij de belangen
van de uitgever-drukker niet werden
overgeslagen.
Daarop volgt het Chinees gedeelte, in
geleid door enige toverspreuken, die
bij onderscheidene gelegenheden pas
sen, b.v. bij het baden, het uitkiezen
en reinigen van een zitplaats en bij
het vereren der Acht Onsterfelijken.
Deze horen feitelijk niet in het Boedd
hisme thuis, doch eerder bij een an
dere religieuze richting, het Taoïsme.
Het zijn vergoddelijkte mensen, wier
kleurige papieren figuren men indertijd
in Chinese winkels kon kopen.
Ten slotte vier regels, die men aan het
lezen van het eigenlijke boek dient te
laten vooraf gaan.
De Chinese tekst, waarop het blijkbaar
aankomt, is vrij kort, beslaat maar an
derhalve bladzijde en wordt in het ori
gineel door een 440 Chinese letter
tekens geschreven, doch deze zijn in
ons exemplaar door evenveel woorden
met Latijnse letters weergegeven. Mijn
geachte vriend K. W. Lim, hoofd der
afdeling Aziatische Kunst in ons Rijks
museum te Amsterdam, was niettegen
staande zijn drukke bezigheden be
reid ten minste de titel te vertalen, die
ook bovenaan ons opstel staat: Heilig
Boek der Koningin Kwan Yin. De
daarna volgende tekst, waarin ver
schillende Boeddhistische namen voor
komen, is vermoedelijk een hoofdstuk
uit een zeer oud en zeer vermaard ge
schrift, t.w. de Saddharma Pundarika
Sutra of in het Chinees: Fa Hwa-king
(of, volgens Borel in zijn boek: Het
Schoone Eiland, een tweede Boek van
Wijsheid en Schoonheid in China
(p. 30): Miao Fa Lien Hwa King). Deze
voor ons duistere titel zou in het Ne
derlands luiden: "Sutra van de Lotus
van de Goede Wet".
Dit werk is een der oudste heilige boe
ken van het Mahayana, het Grote
Voertuig, het noordelijke Boeddhisme,
zoals het in Tibet, China en Japan voor
komt. Het is deels in proza, deels in
versvorm geschreven en dateert uit de
eerste eeuw onzer jaartelling. Reeds
in de jaren 286, 383 en 601 werd het in
het Chinees vertaald. Vijf of zes ande
re vertalingen zijn verloren gegaan.
Toen H. Borel een 75 jaar geleden de
Kwan Yin-tempel Nan Ph'u Th'o bij
Amoy bezocht, was het boek, waar
over hij met een klein, oud Boeddhis
tisch monnikje sprak, juist die Sutra
van de Lotus van de Goede Wet. Borel
had gedacht de monnik met zijn kennis
van dit klassieke werk te kunnen over
bluffen, doch toen hij de titel genoemd
had, haalde deze een vergulde stan
daard te voorschijn, waarop, in gele
zijde gebonden, een pracht-exemplaar
van die Suddharma Pundarika, dat
heilige boek van Wijsheid der Boedd
histen lag. Reeds in de vorige eeuw
was het in het Frans vertaald.
Het boek stond in hoge ere en men
richtte er zelfs stoepa's (Boeddhis
tische heiligdommen), zoals op Java de
Borobudur voor op. Door het te re
citeren en/of te verspreiden kon men
verdiensten verwerven.
In het 29e hoofdstuk wordt de Bodhis-
attwa (komende, aanstaande Boeddha)
Awalokiteshwara vermeld, die met
Kwan Yin (Kwannon in het Japans) ge
ïdentificeerd wordt, leder die een be
paalde lofspreuk voor deze bodhisatt-
wa uitspreekt, zal uit alle rampen ge
red worden, als schipbreuk, brand, of
zedelijke onreinheid, daar deze Bod-
hisattwa de vorm der wezens zou
aannemen, die hij zou redden en van
(lees verder pagina 10)
7