Vijfendertig jaar geleden, in 1943, werd schrijver van onderstaand artikel, als jongeman van 25 jaar, evenals tienduizenden
lotgenoten, te werk gesteld aan de beruchte dodenspoorweg Thailand - Birma. Voor velen startte het railroad-drama in
Singapore, om vandaar via Ban Pong in Thailand de "Bridge on the River Kwae" over te trekken naar de diverse railway-
kampen. In 1978, bezocht schrijver na 35 jaar de "Bridge". Hier volgen zijn indrukken van zijn weerzien met een stuk
ver verleden.
WEERZIEN MET THE BRIDGE ON THE RIVERk KWAE
6
Noparat is my name Sir, please call me Charlie. De Thaise taxichauffeur, die
mij met m'n reisgezel, Gerrit Schaap, van de airport Bangkok naar het hotel
zou brengen, blijkt over vele relaties te beschikken; uiteenlopend van tour
operators, shoppingcentres tot massage-inrichtingen toe. Alle op provisiebasis.
Gloedvol prijst hij de schoonheid en de gewilligheid van de Thaise meisjes aan.
Aan vertrekken naar het hotel denkt hij nog lang niet.
Voor een prikkie kunnen we geduren-/
de ons verblijf in Bangkok ons verze
keren van de diensten van een char
mante gastvrouw, zowel voor bar/res
taurant, shopping of ander amusement.
24-uur service!
Moeizaam weten we hem te overtui
gen, dat het hoofddoel van onze reis
de brug over de River Kwae is; de
brug, waar ik 35 jaar geleden als
krijgsgevangene van het keizerlijke Ja
panse leger overheen liep, 150 km de
jungle in om daar te werk gesteld te
worden aan de beruchte Birma-spoor-
weg.
Uiteindelijk boekte Charlie ons, enigs
zins teleurgesteld, voor een trip naar
de Kwae. Tomorrow stand by at 7.30
a.m. Toen pas startte hij de auto en
ging richting Bangkok. De broeierige
hitte was ondraaglijk. De korte losge
barsten regenbui bracht ook geen ver
koeling. Zelfs in de air-conditioned wa
gen was het niet te harden, aangezien
de chauffeur het er te koud vond en
derhalve het raampje gedeeltelijk om
laag had gedraaid.
Ik snakte naar een koud bad in het
hotel. Anderhalf uur duurde de rit.
Niet alleen het chaotisch verkeer en
het spitsuur hadden er schuld aan,
maar Charlie vond het noodzakelijk
ons nogmaals te overtuigen van
zijn gelijk in hostess-zaken. Dus la
veerde hij de taxi in het centrum van
Bangkok een luguber steegje in om
vervolgens ergens uit te komen in
een soort binnenhofje; naar later bleek
een rendez-vousplaats. Inderdaad wa
ren er onder de Thaise meisjes die
daar liepen, beauties van het zuiverste
water. Maar daarvoor waren we niet
gekomen. De kreet om de aandacht
van de meisjes te trekken, smoorde
in Charlie's keel toen ik mijn hand op
zijn schouders legde en hem beleefd
doch zeer dringend verzocht als de
bliksem hotelwaarts te rijden. We zou
den daar dan wel de zaak overdenken.
Een zoethoudertje, dat ik beter achter
wege had kunnen laten, want tegen
middernacht stond Charlie met twee
aanbiddelijk lachende schoonheden
voor onze hotelkamer. Om er week en
zwak van te worden. Ons kamernum
mer had hij bij de receptie gekregen!
Het kostte me een kwartier en een
droge keel alvorens ze weggingen.
Nog zie ik in Charlie's ogen de twijfel
aan onze mannelijkheid. Achter mij in
de kamer hoorde ik Gerrit onderdrukt
grinniken. "De volgende keer knap jij
zulke zaakjes op", zei ik bek-af.
Naar de brug.
Precies 7.30 uur de volgende ochtend
vertrokken wij in een Toyota met lucht-
koeling richting River Kwae, 160 km
van Bangkok verwijderd. Tot onze op
luchting hadden we een andere chauf
feur, die was vergezeld van een gids.
"Am-Soy", stelde deze zich voor. Een
praatgrage jonge kerel wiens linker
wang tot de kin werd ontsierd door
een grote blauwe vlek. De eerste 20
km ging alles naar wens. Op onder
houdende wijze vertelde hij in z'n
beste Engels de geschiedenis van
Thailand, wees op de vele boeddhis
tische tempels waarlangs wij kwamen
en stortte zich vervolgens op de Thai
se religie en cultuur.
Maar toen kwam het er toch van. "Sir,
wat doet u vanavond?" Wij wisten het
waarachtig niet. "Wat denkt u van
een paar jonge meisjes. Very beautiful,
very young and very cheap?" Ik zucht
te. Gelukkig stortte vriend Gerrit zich
ditmaal in de strijd. Met een zeer ge
loofwaardige verrukking in zijn stem,
zei hij, dat we reeds voorzien waren
tot de dag van ons vertrek. De vraag
waar we ze dan hadden opgepikt wis
ten we handig te omzeilen. Ten slotte
was Bangkok zó groot, barstte het
van de mooie vrouwen en waren Thai
se namen voor ons onuitspreekbaar.
De gids berustte zwijgend.
Ban Pong
Een 40 km verder doemt een groot
bord voor ons op. Welcome to Ban
Pong. Vergeten waren de mooie meis
jes. Hier in dit stadje belandden we
zo'n 35 jaar terug vanuit Singapore.
Vijf lange dagen en nachten transport
door Malakka in gloeiendhete spoor
wagons met zinken dak zaten er toen
op. Uitgeput werden we toen onder
gebracht in lange, lekkende barakken.
Een paar dagen later zou de uitput
tende mars beginnen over 150 km,
dwars door onherbergzaam gebied vol
slangen, schorpioenen en ander on
gedierte. Per dag moesten er zo'n 30
km worden afgelegd. Langer dan vijf
dagen mocht er niet over worden ge
daan, anders zwaaide er wat. Bewa
king was er niet bij, want de Jap ging
er, terecht, vanuit, dat vluchten een
zekere dood betekende in het onher
bergzame oerwoud.
Ban Pong 1978. Geen spoor uit het
verleden te herkennen. Het stoffig
dorpje uit 1943 was veranderd in een
stoffig stadje met hier en daar wat
(lees verder volgende pagina)
The Bridge on the River Kwae
De schrijver wordt met het verleden geconfronteerd