De eerste schilders in Brazilië A Gedurende de zeven jaar dat hij gouverneur van Brazilië was, verzamelde graaf Johan Maurits van Nassau-Siegen*) een gezelschap om zich heen, waartoe ook de eerste in de Nieuwe Wereld werkende kunstenaars behoorden. Onder hen waren Albert Eckhout van wie werd gezegd dat hij een leerling van Rembrandt was en Frans Post die met Johan Maurits op 23 januari 1637 in Recife landde. Post was toen 25 jaar en als resultaat van zijn zevenjarig verblijf in Brazilië schilderde hij meer dan 140 landschappen. Terwijl Eckhout was gespecialiseerd in het schilderen van mensen en dieren was de meer productieve Post een naiëve landschapsschilder, die werd aangetrokken door het landelijke leven van Brazilië. Hij zag het land op een rea listische Hollandse manier, met een scherp oog voor hui selijke details. Het werk van deze Nederlandse kunstenaars waren van een dergelijk vakmanschap, dat er twee eeuwen zouden verstrijken voordat daarmee vergelijkbare studies van het Braziliaanse leven werden gemaakt. Frans Post werd in 1612 in Haarlem geboren als zoon van een glazenier. Zijn oudere broer Pieter ontwierp als archi tect Mauritsstad in Brazilië en nam later ook deel aan de bouw van 't paleis van Johan Maurits in Den Haag, dat thans het Koninklijk Museum het Mauritshuis huisvest. Frans Post droeg bij aan het ontwerp van Huis Brasili (Vrijburgh) dat als residentie zou dienen van Johan Maurits tijdens zijn verblijf in Brazilië. Na een kort verblijf in een stadshuis op het eiland Antonio Vaz, dat nu deel uitmaakt van de stad Recife, nam Johan Maurits zijn intrek in het nieuwe paleis. Vrijburgh, omringd door tuinen met palmen en marmeren trappen die naar zee afdaalden, had de faam de meest elegante behuizing van Zuid Amerika te zijn, tot dat het in 1784 werd afgebroken. Volgens een verslag be steedde Johan Maurits 600.000 gulden aan de bouw ervan, wat in de 17e eeuw een enorm bedrag was. Hoe het toeging op Vrijburgh wordt op beeldende wijze beschreven door pater Calado, een kroniekschrijver uit die tijd. Hij vermeldt wie er aanzitten aan het diner bij de gouverneur: de kapitein van de garde, de secretaris, de kapelaan, de arts, de superintendant, de betaalmeester, de kamerheer en beide schilders Post en Eckhout. Buiten de eigenlijke huishouding waren er nog 80 slaven, 10 Turken, 10 stalknechten, 10 hellebaardiers, 6 matrozen en 6 trompetters. De gouverneur was een gulle gastheer en menige zomeravond werd doorgebracht in de tuinpa viljoens waar de dames, Portugese zowel als Hollandse, dineerden en met genoegen aan muzikale feestjes deel namen. De schilderijen van Post en Eckhout sierden de eetzaal van het paleis, temidden van de wapenborden van de Nassau's en portretten van Willem de Zwijger. Opgezette vogels en apen, dozen met kleurige vlinders, Indiaanse wapens en ivoor hingen aan de muren van de vertrekken. Bij het vertrek van de gouverneur naar Nederland vulden deze collecties de ruimen van enige schepen. Zij zouden worden ondergebracht in het "suikerhuis", zoals het Mau ritshuis in die tijd werd genoemd. Post verliet Brazilië een paar maanden voor Johan Maurits en keerde via Afrika - waar hij het leven in en rondom de Nederlandse bezittingen aldaar schetste - naar Neder land terug. Hij vestigde zich weer in Haarlem en illustreer de van Baerle's Historia over de veroveringen van Johan Maurits in Brazilië. Hij kreeg een reputatie als specialist in Braziliaanse zaken, en had een geregelde cliëntele van Nederlanders die in Brazilië hadden gewoond, onder wie vermogende directeuren en aandeelhouders van de West- Indische Compagnie. Post werd tenslotte thesaurier van het Haarlemse schildersgilde. Van zijn laatste levensjaren is weinig bekend, afgezien van het feit dat hij elf jaar voor zijn dood ophield met schilderen. Een document uit 1674 toont zijn zeer beverige handtekening. De oorzaak hiervan schijnt te zijn geweest, dat de kunstenaar, die in 1680 stierf en in de Grote Kerk in Haarlem werd begraven, aan de drank verslaafd was geraakt. Johan Maurits, die in zijn Haagse residentie een even grootse staat voerde als in Brazilië, raakte later in finan- "Tante Deetje onder de djamboe monjet boom", zult u misschien denken bij deze plaat. Als u met vakantie in Kopenhagen bent en het zeer bezienswaardige Nationaal Museum bezoekt, dan kunt u dit schilderij van Albert Eckhout in de ware kleuren bewonderen. "Mulatten meisje met bloemenmand," noemde hij het. Zonder te beseffen dat hij de geschiedenis in zou gaan als de enige Hollandse schilder die een djamboe monjet (minté) schilderde, om daarom 3 eeuwen later in een Indisch tijdschrift te worden genoemd ciële moeilijkheden. Het grootste deel van de schilderijen van Eckhout schonk hij aan de koning van Denemarken, in ruil waarvoor hij door deze werd onderscheiden met de orde van de Olifant. Het werk van Post is thans verspreid over collecties in de gehele wereld. In het Mauritshuis, dat in 1820 in eigendom aan de Nederlandse staat overging en waarin bij besluit van koning Willem I het schilderijen museum werd gevestigd, zijn nog slechts twee schilderijen van Post en één van Eckhout te bezichtigen. (Vrij vertaald uit "Holland Herald" Jan. 1977) Bij de vrede van 1661 met Portugal deed Nederland definitief afstand van de vroeger op de Portugezen ver overde gebieden in Brazilië. Johan Maurits, die van 1636- 1644 gouverneur van Brazilië was, stamde uit de zijlinie Nassau-Siegen van het huis Nassau en was een kleinzoon van Graaf Johan de Oude, een broer van Willem de Zwijger. -- - I

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1979 | | pagina 9