Nog eens Rant ja Bali
De Beste Jaren van Mijn Leven (XII)
18
Met veel genoegen heb ik, in het laatste Kerstnummer, de bijdrage van "Addie"
gelezen, "Kerstmis in Rantjabali". Ik wil Addie graag mijn compliment maken
voor de gevoelige, en zo goed aanvoelbare, manier waarop hij of zij de hele
sfeer in dat kleine pondokje, onder aan de grote Patoeha, heeft beschreven.
Het is waar, dat het eerste stuk, tot
Bandjaran, en misschien zelfs tot So-
reang, vrij eentonig was; hoewel de
prachtige sawahs, met op de achter
grond het massief van de Malabar,
toch wel de moeite waard waren.
Maar na Soreangweet je dan niet
meer hoe het treintje meteen de kloof
van de Tjisondari begon te volgen; en
die grappige spoorbruggetjes hier en
daar, over dat riviertje? Die bruggen
werden bij het begin van de oorlog
met camouflage-kleuren beschilderd,
want anders zouden de jappen deze
"strategische objecten" misschien kun
nen bombarderenEn dat hele
stuk, langs, en ovver de Tjisondari, met
de sawahs aan weerskanten, en die
grappige sluisjes van de irrigatie-ka
nalen; met op de achtergrond eerst de
Goenoeng Tiloe, en daarna de mach
tige Patoeha zelfik ken in heel
Priangan geen traject wat in zo een
kort bestek, zo volledig alle schoon
heid van het Priangan landschap te
zien geeft.
Voor de oorlog hadden wij een buiten
huisje in Pasir Poentjeling, vlak bij de
toenmalige zwavelfabriek. Wij gingen
daar per auto heen, maar voor onze
kinderen was er geen groter heerlijk
heid dan het stuk van Tjiwidej naar So
reang op het treintje mee te mogen rij
den. Wij wandelden dan eerst naar de
pasar in Tjiwidej (ook nu nog zeer de
moeite van een bezoek waard) en dan
reden we met het treintje naar Sore
ang. Het waren van die grappige, open
wagons, en je kon, als we over een
brug reden, de rivier "griezelig-diep"
beneden je zien bruisen.
Tot grote verbazing van de overige
passagiers stond dan de auto ons in
Soreang op te wachten en reed
niet verder naar Bandung, maar terug,
naar Tjiwidejkoemaha?
Ik geloof niet dat het treintje na de
oorlog nog passagiers heeft vervoerd.
Wel werd het geregeld gebruikt voor
transport van voornamelijk kina en
thee. Maar op een kwade dag, enkele
jaren geleden, weigerden de remmen
van de trein, en hij schoot in volle
vaart de helling-af, en vloog bij So
reang uit de bocht. De locomotief en
wagons waren een total loss, en ik
geloof dat er ook slachtoffers bij zijn
gevallen.
In elk geval was dat het einde van het
treintje naar Tjiwidej. Voordat dit on
geluk gebeurde, was er al geopperd
dat een locomotief met een speciale
"observatie-wagon" het voor toeristen
mogelijk zou maken om, in een korte
tijd, een goede indruk te krijgen van
het schone landschap van Priangan.
Maar voordat hier verder iets over was
besloten, zette het treintje zelf al een
punt achter zijn loopbaan.
Natuurlijk is de autoweg, die vrijwel
parallel loopt aan de trein, ook zeer
de moeite waard. Maar het uitzicht
van het treintje uit, was toch, "ergens",
nog aantrekkelijker
Voordat Tjiwidej bereikt wordt, is er
een afslag naar Gamboeng. Dat was,
voor de oorlog, een thee-onderneming,
en daar werd, helaas, de administra
teur Artz door 'pelopors" vermoord,
toen hij er, na de bevrijding, heen was
getrokken om de fabriek weer op gang
te brengen. Hij kende land en volk als
geen ander, en was zeer geliefd, en
daarom nam hij, in de bersiap tijd, het
risico van daar te blijven overnachten.
Maar de daders waren vreemdelingen,
uit een andere streek. Welnu, op die
thee-onderneming is nu een bijzonder
fraai Proefstation voor de Thee ge
opend, en dat is ook zeer de moeite
van het bezichtigen waard
H. M. C. POORTMAN
TELAGA PATENGGAN
Wij zijn er meerdere malen geweest voor kortere of langere tijd en telkens was
het weer of we "thuis" kwamen, en stond het kleine huis, de pondok, de
pasanggrahan, ons op te wachten. Wat was er voor bijzonder vriendelijks in
die bilik gevel met zijn ongeverfde, in ieder geval verveloze palen? Ik weet het
niet, maar het was zo.
Wij waren op de motor gegaan, een
oorlogsmodel H.D. (1914-' 18), die dus
wel wat hellingen aan kon, maar het
desondanks had opgegeven nog voor
wij de ergste helling gepasseerd wa
ren. De amechtige machine duwend,
zelf minstens zo amechtig, ploeterden
we door de rulle weg met losse stenen
de scherpe bocht om, nog eens een
bocht naar de andere kant - de weg
werd iets horizontaler - we lieten even
de motor en onszelf wat afkoelen en
zetten hem weer aan. Vooruit maar,
hij ging weer en na ongeveer 20 mi
nuten reden we langs het grote onder
nemingsbord en "ons" erf op.
Nu ook de motor eindelijk zweeg, om
vatte ons als altijd de stilte en hoewel
midden op de dag, was het op deze
hoogte lekker koel.
Na gegeten, gerust en gemandied te
hebben, liepen we het kinabos in aan
de overkant van de weg. Er waren
smalle, kleine "eenpersoons" paadjes,
de grond was bedekt met een dik,
De pasanggrahan in Rantja Bali met vlak groen tapijt van ongeveer 20 cm hoge
erachter het oerbos tegen de bergen. Het plantjes en overal, lag het mooie,
hele huisje was van gedèk, het raam links rood-bruine waas van de kinabast tus-
was van onze slaapkamer. sen de lichte Stammen.
Enige ogenblikken later zag ik de hoed
midden op het meer
We hebben er nooit iemand ontmoet.
Door het hele bos kronkelde het
stroompje, dat van de helling van de
Patoeha. via onze "mandikamer" over
de weg het bos bereikte en hier en
daar een miniatuur watervalletje pro
duceerde. Dit was onze "speelplek",
want het duurde niet lang of we lagen
op onze knieën aan de kant en bouw
den van stenen en aarde een "water-
vang", die het valletje tot minstens
twee maal zijn capaciteit vergrootte
en waarop we allerlei voorwerpen de
val lieten passeren - niet altijd tot nut
van die voorwerpen.
Zo staat nog na zoveel jaren het beeld
achter mijn ogen: de lichte bomen,
waardoorheen de weg nog juist sche
merde, de lichtgroene grond, het kla
terende watertje tussen zijn hoge
wanden, het schuimende valletje - dat
(lees verder volgende pagina)