5£erInneringen 3Cetjil Toko Moesson Ik lag weer eens op m'n veldbed toen de Luit van ons peloton me iets kwam vragen. Ik geef direct toe dat het geen geweldig begin is om er een Herinnering Ketjil mee te beginnen, want het kan wel eens de indruk wekken dat ik weinig anders te doen had dan op m'n veldbed te liggen in Indië. En dat is beslist niet waar. Ontelbare keren moest ik er ook van af om me aan de opgedragen "grote taak" te wijden. Nee, dat op het veldbed liggen had een andere reden. Als ik niets anders te doen had dan moest ik er wel op gaan liggen omdat, en nu ben ik heel serieus, Jan Soldaat de meest bezitloze mens in Indië was. Hij had niets. Zelfs geen stoel om op te zitten. Het veldbed was z'n enige en tevens grootste bezit. En kwam hij bijvoorbeeld, na het verrichten van een stukje van de "grote taak", in het kamp of wat dan ook terug, meestal dood vermoeid, dan zat er niets anders voor hem op om op het veldbed een steun tje voor z'n gebroken rug te zoeken. En dat vond hij meestal in een liggen de houding. "Kijk", zei de Luit. "We moeten met een man of veertien naar het eiland Onrust. Er zitten daar lui van de Kriegs- marine in krijgsgevangenschap en nu moeten wij de bewaking over dat stel letje op ons nemen. Het kan hoogop een week of drie duren dan worden die Duitsers weer weggevoerd. Maar nu zit ik met een probleem: Een van ons moet iets van motoren afweten om de enige daar aanwezige machinist te assisteren. Weet jij iets van moto ren af?" Het grote licht floepte bij me aan. Als ik zou antwoorden van "niets Luit", was de kans heel groot dat ik achter moest blijven en daar voelde ik weinig voor. Het leek me daarom beter de "n" van niets thuis te laten en antwoordde: "Iets weet ik er wel van af Luit. Dat zit wel goed". En wat loog ik er uiteindelijk van? Niets toch. Als je weet dat je een motor aan en af kan zetten dan vind ik dat al heel wat voor iets. De Luit vond dat iets van mij blijkbaar ook heel wat want ik ging mee naar Onrust. Wat een eiland. Geweldig. Ik werd er op slag verliefd op. Dit is nu eens een echt eiland, vond ik. Ik weet wel: In dië is één en al echt eiland maar dat zie je er niet aan af. Aan Onrust wel. Dat was zo piepklein dat, waar je ook stond op het eiland, je het einde er van altijd in zicht had. Naast Onrust lag nog een eilandje -ik meen dat het Egmond heette - dat, zo werd me verteld, in de goeie ouwe tijd voor mijn goeie ouwe tijd, via een loop brug vanaf Onrust te bereiken was. Verder waren er buiten de Duitsers, machinist en ons ploegje nog de ei landcommandant, een Nederlandse ma rine officier, met gezin en twee man schappen van de politie als bewoners te vermelden. "Op het eiland wordt dag en nacht licht gedraaid", vertelde de machinist, een Indischman die, na de Jappentijd overleefd te hebben, direct weer aan de slag was gegaan, me na de kennis making. "En wat is mijn taak, meester", vroeg ik. Ik gebruikte het woord meester omdat het gebruikelijk is onder vakjon gens de machinist meester te noemen. "Jij neemt de nacht voor je rekening. Ennenog wat. Drink nooit van dat water waar je die tank mee vol moet pompen. Hij wees naar de tank die buiten de machinekamer hoog op een stellage stond en dienst deed als wa tertoren. Dat is water uit de bron van het eiland en ziet geel van de zwavel. Levensgevaarlijk om te drinken. Je mag het water alleen gebruiken om te man diën." Om elk ongeloof in de waarschuwing uit me te drijven bleef hij me lang, streng en doordringend aankijken. Ik moet bekennen: hij had er succes mee bij me. Ik was als de dood voor dat bronwater geworden. Als ik alle moed in me verzameld had en tot zo'n zwavelbad overging, dan hield ik m'n lippen stijf op elkaar. Afdrogen dorst ik me helemaal niet meer. Ik keek wel uit. Droge zwavel was me veels te brandbaar. Nee, ik nam het zekere voor het onzekere: ik hield het vege lijf goed nat. En toch voelde ik me, on danks alle voorzorgsmaatregelen, na het mandiën niet senang. Weet u, ik voede me net een lopende zwavelstok. Het nachtwerk beviel me best. Als de klusjes gedaan waren en de motoren m'n kennis niet meer nodig hadden dan ontvluchtte ik de technische wereld om op de vlakbij de machinekamer gele gen aanlegsteiger een luchtje te schep pen, en om ongestoord te kunnen ge nieten van die andere technische we reld waarvan de grote meester geen assistentie nodig heeft om de zaak draaiend te houden. Wanneer m'n nachtdienst er op zat dan ging ik, voordat ik m'n veldbed opzocht om m'n overdagse nachtrust uit te slapen, eerst langs de put waarin een python-paartje huisde. We hadden ze op de eerste dag van onze aan komst op Onrust ontdekt. Het was al een gewoonte van me ge worden: eventjes naar de pythons kij ken en dan weg wezen. Tot op een morgen de pythons weg waren. "Zeker op jacht", dacht ik teleurgesteld. "Ze hadden best even op me kunnen wach ten tot ik geweest was", dacht ik nog teleurgestelder en liep verder. Ik was nog geen honderd meter verder toen m'n dag verder voor goed verpest werd. Ik zag namelijk één van de py thons, althans wat er van over geble ven was - het huidje - in een boom te drogen hangen. De twee knapen van de politie hadden er een, zoals ze dat noemen, te pakken gekregen en waren meteen maar tot het villen over gegaan om een huidje rijker te zijn. Aan dergelijke onzinnige vernietiging kan ik me mateloos ergeren. Deze knapen heb ik nadien, door hun Chi nees uiterlijk, alleen nog betiteld met "smerige made in Hong Kongers". Ik weet het: het past niet me zo deni grerend uit te laten, maar het gaat van harte. J. BLOKKER Pr. Mauritslaan 36 - Den Haag - Tel. 070 - 54 55 00 Weer in voorraad: Artistieke batik kussenslopen met rits 22,50 Batik-schilderijtjes (doeken) 30, Batik herenshirts S-M-L-XL 40, Lappedeken (218 x 127 cm) van de fleurigste batik-dessins, een feest voor het oog 65, Batik wikkelrokken, lang en halflang Kaftans, longdresses, huisjaponnen v.a. f 70, In de opruiming: T-shirts, tuniekjes, blouses tegen halve prijs. uit te komen. Het werd een groot succes, 5 van de 6 uit gekomen Soerabajase boksers wonnen hun partij. De plaat selijke bevolking (Makassaren en Boeginezen) waren zo fanatiek (en teleurgesteld door de afloop) dat de gasten na de wedstrijden onder politiegeleide naar het "Empress Hotel" moesten worden teruggebracht. Na de souvereiniteitsoverdracht vertrokken de Mariniers en K.L.-ers en met hen dus ook vele boksers. Goede wed strijden konden toen niet meer worden georganiseerd. Tot zover de herinneringen van Arthur Brebde, die nu met zijn lieve echtgenote op zijn lauweren rust, de levensronden verdelend over Spanje en Nederland, al naar gelang de warmte der seizoenen. Er moeten onder u lezers, onge twijfeld velen zijn die over de bokssport in Indië nog meer kunnen vertellen. We houden ons aanbevolen! Tjalie is ook een fervent bokser geweest en voorstander van de bokssport. Ik heb in hem de beste sparring-partner voor het leven gehad. L.D. 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1979 | | pagina 17