^Oneven uit een
<^Djatihouten kiót (4)
C75 (C\ I JOHAN FABRICIUS
Poirrié
INDONESISCHE KERKDIENSTEN
FEUII_I_EJQI\I ':Wl!Wlllllllllllll!]lllllll!lllllllllil!lll!lllll!lllllllllllllllllllll!lllllll!lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll!lllllllllllllllllllll!]!lllilllll(!lllllllllllllllllllllll[|!llllllllllllllll!lllllllllll[|llil!lll
Voor belangstellenden kregen wij de
mededeling dat op de vierde zondag
van elke maand er een Indonesische
kerkdienst wordt gehouden in de
Christus Triomfator kerk, Laan van
Nieuw Oost Indië 143-145, Den Haag.
Deze diensten vangen aan te 16.00
uur. Op zondag 22 april a.s. is er een
Paasdienst. Nadere inlichtingen bij het
secretariaat: p/a Hidayat, Gaardedreef
71, 2723 AL Zoetermeer, tel. 079-
31 56 61.
CALIFORNIË EN INDIË/INDONESIË
Een vriendelijke lezer in Californië
zendt ons een knipsel uit "Around
Campus" (en dus, naar wij vermoeden,
het huisorgaan van de befaamde Tech
nische Hogeschool "Caltech") met een
stukje over zekere Frits Schuit.
Frits Schuit heeft wellicht nog familie,
vrienden of bekenden in het Oude
Land, maar zal voor de meerderheid
van onze lezers wel een onbekende
zijn. Ook wij hadden nooit van hem
gehoord. Wat ons treft is de belang
stelling, die zo ver van zijn geboorte
land blijkbaar wèl voor hem en zijn
lotgevalen bestaat.
Als 18-jarige vertrok deze in Neder
land geboren Schuit naar Indië als
koloniaal. Dat was in 1934. In 1942
krijgsgevangene. Te werk gesteld aan
de beruchte Burma-spoorweg. Keerde
na de souvereiniteitsoverdracht naar
Nederland terug. Emigreerde naar Ca
lifornië in 1957. Blijkbaar had hij bij
de genie gediend, want hij kreeg
een baan bij de Caltech. Daar is'
hij nu - gepensioneerd - vandaan, maar
is blijven werken als "kleine zelfstan
dige" op het gebied van de koeltech
niek.
Wat ons telkens weer verbaast is de
aandacht in het bijzonder in Californië
- maar daar zitten dan ook heel wat
"kolonialen" - voor Indische mensen
en Indonesische toestanden en ver
houdingen. Zelfs in de "grote pers",
de Los Angeles Times bijvoorbeeld,
vinden wij meer over Indonesië dan in
de gehele Nederlandse pers bij elkaar.
Vreemd verschijnsel, vindt U ook niet?
JHR.
Het is begonnen met 'help eens even vast
houden'.
Zo ver was ik gisteren gekomen. Ver
der maar weer.
Hij heet John. Die jonge Engelsman
bedoel ik. John Potter. Ik heb ook al
ruzie met hem gekregen! We zaten
eerst samen heel gezellig wat te pra
ten; hij vertelde over het planters
leven, kantoorwerk was niks voor hem,
bovendien de thee groeit hoog, dus je
zit lekker koel, je stikt niet van de hit
te zoals in Batavia.' Daarna begon hij
over zijn ouders, ergens in het noor
den van Engeland, het waren maar
heel eenvoudige mensen, zei hij, ik
geloof dat hij daar nogal trots op was;
zijn vader was iets bij de posterijen
geweest, maar leefde nu zo'n beetje
van z'n spaarcentjes en van wat de
tuin opbracht aan groente en fruit. "Ze
leven op het land en die ouwe schar
relt graag zelf wat in z'n tuin rond,"
zei hij. Ze hielden ook kippen en dat
waren heel bijzondere kippen, die
wisten wat ze aan hun baas verplicht
waren: ze legden prompt elke morgen
een eitje en vertelden dat ook nog.
Nou ja, ik moest natuurlijk lachen om
de gekke manier waarop hij de dingen
voordroeg.
Daarna wilde hij van mij ook wat ho
ren. Maar wat kon ik hem nou vertel
len? Ik wilde niet met Papa geuren en
met ons grote huis aan het Konings
plein; inplaats daarvan zei ik dus maar
dat ik met een eerste luitenant ver
loofd was en dat we straks in Holland
zouden gaan trouwen. "Ik begrijp je
niet goed," zei hij, "waar zit die luite
nant van jou dan? Wacht hij in Holland
op je?" Waarop ik hem vertelde dat
Pieter met een zeilschip "om de Kaap"
ging, ten eerste omdat een meisje niet
met haar verloofde op één-en-dezelfde
boot kan reizen en ten tweede omdat
hij van zijn verlofgeld de dure over-
land-route natuurlijk toch niet zou
kunnen betalen. "Maar hoe moet dat
nou?" vroeg hij. "Met een zeilschip
om de Kaap dat duurt toch veel lan
ger?" - "Ja, daar is niets aan te doen,"
zei ik. "Pieter is vóór mij uit Batavia
vertrokken, maar ik zie wel aankomen
dat ik bij zijn ouders in Den Haag nog
'n tijdje op hem moet zitten wachten."
Nou, toen begon hij een beetje brutaal
te worden. "Dat lijkt me niet erg leuk
voor je," zei hij. "Nee? Waarom niet?"
vroeg ik, "ze moeten heel aardig zijn,
vooral z'n vader." "En z'n moeder?"
"Nou, die ook". Hij zweeg een tijdje:
blijkbaar moest hij het eerst allemaal
verwerken. "Dus je gaat in Holland
met hem trouwen?" zei hij eindelijk.
"Is het eigenlijk niet de gewoonte dat
een meisje vanuit het huis van haar
ouders trouwt?" "Ja", zei ik, "dat is
de gewoonte. Zo zijn m'n twee zus
ters ook getrouwd. Maar als we in In
dië trouwen leer ik zijn ouders mis
schien nooit meer kennen. Z'n moeder
is niet erg gezond en Pieter wil graag
dat ze mij nog ziet voor ze dood gaat".
"Om je te keuren? Of je wel goed ge
noeg bent?" vroeg hij. "Zeg, als je
nou zo begint, praat ik niet langer met
je. Ik vind het heel begrijpelijk dat ze
tijdens haar leven nog graag de toe
komstige vrouw van haar enige zoon
wil zien." "O, is hij de enige zoon?"
"Ja, dat zei ik". "Ook geen zusters?"
En toen ik daar maar niet meer op in
ging: "Wij zijn thuis met ons tienen.
M'n broers hebben allemaal meer her
sens dan ik en zijn in Engeland stuk
voor stuk goed terecht gekomen. Eén
is er dokter, een ander advocaat en
zo. Ik was het ongeluksschaap in de
familie. Alles geprobeerd, ook nog 'n
blauwe maandag gestudeerd. Niets
lukte me. Daarom ben ik tenslotte
maar naar de Oost gegaan. Daar kun
nen ze alles gebruiken, hoorde ik, ook
zo'n mislukkeling als ik ben." "Nou,
als je 't zelf zegt, zal ik je maar niet
tegenspreken," zei ik.
Hij deed of hij het niet gehoord had.
"Van de thee-cultuur wist ik eerst
geen barst af," ging hij door. "Maar ik
had de bof dat de Toewan Besar van
die onderneming een overdreven
gunstig idee van Engelsen had. Hij
heeft me de kans gegeven om me in
te werken. De man vóór mij had met
de gelden voor de pluksters geknoeid.
Dat was een Hollander." Ik werd toen
wel even woest, dat begrijp je. Ik zei:
"Ja, dat is bekend: die Hollanders zijn
allemaal dieven en oplichters. Die En
gelsen zijn eerlijk als goud; ze hebben
destijds alleen maar geprobeerd ons
Indië af te gappen." Hij lachte. "Wan
neer was dat dan?" "Wel eens van
Raffles gehoord?" "O, die. Sir Thomas
Raffles. Ja, dat was nogal een boef.
We hebben hem dan ook geridderd,
dat doen we met alle boeven die hef
British Empire verder uitbouwen. Maar
zeg er eens, je moet wel bedenken
dat jullie toen met de Fransen en hun
Napoleon tegen ons samenspanden.
Bovendien is Raffles geloof ik in Ja
maica geboren, niet in Engeland zelf,
zodat we geen kans hebben gekregen
hem goede manieren te leren."
Zulke dingen zegt hij voortdurend, je
krijgt geen vat op hem en je kunt ook
moeilijk echt boos op hem worden.
"Hoe heette hij nog maar weer?"
vroeg hij. Ik wist eerst niet wie hij be
doelde. "Hoe heet wie?" "Die ver
loofde van je". "Pieter". "O ja, Pie
ter." Ik dacht dat er in zijn stem iets
van spot doorklonk. "Wat mankeert
er aan die naam? Vind je John zoiets
bijzonders?" vroeg ik. "O nee," zei
hij, "in Engeland breek je er je nek
(lees verder volgende pagina)
9