de mooiste dag van mijn vakantie
Na lang wikken en wegen besloten we toch maar een verzorgde reis te nemen,
om mijn geboorteland Indonesië, terug te zien.
Het einde van de lange vliegreis was in zicht, toen het toestel over Jakarta
vloog, vlak boven de bomen en kampongs. Ik verwachtte nog een herkennings
punt te vinden, maar alles was vreemd, vooral het vliegveld Halim. Ook op onze
rit naar het hotel was niets, wat me aan vroeger herinnerde. Pas veel later, aan
het eind van de vakantie, toen we voor de tweede maal op Halim landden en
per bus naar Kemajoran reden, zag ik ineens de straten en gebouwen weer,
waarlangs ik voorheen elke dag naar school fietste.
Via Bogor, Poentjak, Bandung, Yogya, Semarang en Surabaya, zouden we dan
eindelijk naar Bali gaan. Ik was er nog nooit geweest en stelde me er heel wat
van voor.
Moe en half ziek was ik van alle ex
cursies per bus. Ik was echt toe aan
een rustige strandvakantie. Er zou na
tuurlijk veel toerisme zijn, want Bali is
over de hele wereld bekend. In de
avond kwamen we in het hotel aan en
werden verwelkomd met een glaasje
rijstwijn. Ik ben geen liefhebber van
sterke drank, maar dit was zalig. Heel
logisch, het smaakte naar tapé. We
werden in cottages ondergebracht, die
verspreid stonden in een sprookjes
achtige tuin. De volgende morgen za
gen we pas hoe beeldschoon het hier
was. Bloeiende bougainville en kern-
bang sepatoe (hibiscus) tussen de
klapperbomen en kambodja. De bou
gainville bedekte gedeeltelijk de daken
van de huisjes en ze waren er in wit
en rose. Vlak voor ons huig een vij
vertje, verstevigd met koraal en schel
pen en in het midden een bloeiende
waterlelie. Orchideeën hingen hier en
daar aan de bomen te bloeien. Het
ene laantje was nog mooier dan het
andere. De zee was 5 min. gaans van
onze kamers en daar was ik al vroeg
te vinden. Ik verwachtte een strand
vol touristen, maar er was er geen een
te bekennen, hoewel de lange ligstoe
len er uitnodigend stonden.
In de morgen was het vloed en dan
kon er gezwommen worden, wat ik
dan ook meteen deed. Ik hoor niet
voor niets tot de vissen en hier was
ik in mijn element. Daarna nog een
duik in het zwembad en ik hoefde niet
meer naar de badkamer.
Hier zou ik het wel twee weken uit
houden, maar het reisprogramma gaf
ons maar vier dagen, w.o. drie ex
cursies. Mijn man en ik besloten er
geen één van mee te maken, want we
waren het allebei zat.
Op Bali zouden we nou eens doen,
waar we zelf zin in hadden. Op het
strand hadden we zeilbootjes zien
staan en die leken op de lepa-lepas in
Makassar (vlerkprauwen), daar waren
we vaak mee naar verschillende ei
landen gevaren.
We spraken met de zeiler van één van
die prauwen af dat hij ons de volgen
de dag naar Serangan, het schildpad
eiland, zou brengen. HIJ was blij met
het vrachtje van twee personen. "Let
goed op mijn nummer: 144. Morgen om
7 uur sta ik hier op U te wachten. We
moeten vroeg vertrekken, dan zijn we
bijtijds terug voor het eb wordt."
"Goed, maar we willen wel eerst ont
bijten en dan zal het wel 8 uur wor
den."
Onze vriend stond ons al op te wach
ten en hielp ons aan boord. Meer dan
drie personen konden ook niet in het
bootje. We zaten op een plank en voor
onze benen en voeten was er genoeg
ruimte in de diepte van de kano. Han
dig manoeuvreerde hij met het zeil,
zodat het de wind kon vangen en daar
gleden we soepel over de golfjes langs
het strand van Sanur-beach.
Dit was nog eens wat anders dan in
een warme bus te zitten. Heerlijk die
frisse wind op je gezicht en lichaam te
voelen, en zachtjes voort te glijden
langs verlaten stranden met klapper-
bossen. "Als Japan en Rusland hier
copra vandaan haalden, konden ze de
walvissen met rust laten", dacht ik.
"Nou, geen sombere gedachten van
daag, maar genieten van wat je nu
hebt." Ik maakte vergelijkingen met de
kust van Bantam, als we een uitstapje
maakten met mijn vader zo'n vijftig
jaar geleden. Er was niets veranderd
aan het landschap. Hier en daar zag
je een vissersdorpje verscholen tus
sen het groen. Zo zou ik de hele dag
wel kunnen varen. Maar na een half
uur wees onze gids het eiland Seran
gan en daar voeren we op aan. Weldra
gleed het bootje het strand op en
moesten we aan land.
Dat we niet de enigen waren van onze
reisgroep, bleek toen er nog twee an
dere bootjes ons voorbeeld volgden.
Met mijn sandalen in de hand stapte
ik op het strand, dat bezaaid was met
schelpen en koraal. Het deed wel pijn
aan de voeten.
Een paar meisjes van het eiland had
den dat gezien. Ze liepen op me toe,
pakten mijn sandalen en schoven die
aan mijn voeten. "Wat een hartelijk
welkom!" dacht ik net, toen de jongste
zei: "Ich bin Karna, und sie Maria!
und Sie?" "Ik heet Christina", zei ik.
Als ze hier zo'n talengevoel hebben,
zal ik ze ook nog Hollands leren.
Zes toeristen, twee meisjes van het
schildpadeiland en nog wat andere
kinderen liepen vrolijk babbelend de
weg naar het centrum af. Intussen
kwam Karna bij me lopen en zei dit
zinnetje: "Nicht ein, nicht zwei, nicht
drei, nur Karna und Maria, ja?" Dan
liep ze naar de andere dames met
hetzelfde liedje.
Het was wel raadselachtig, want we
wisten geen van allen, wat het meisje
bedoelde. Inmiddels brachten ze ons
naar de bezienswaardigheden: de gro
te schildpadden. Zielige schepsels, die
in een troebel vijvertje op hun dood
wachtten. Er werd er één bij de voor
poten omhoog gehouden voor een
foto. Ik liep maar gauw verder, want
dat was geen vertoning.
Langs een dijk brachten de meisjes
oné op een weg vol kuilen, die uitge
graven waren door landkrabben. Een
van de andere dames maakte nog een
val, want de gaten zijn niet zo goed
zichtbaar. Het zal wel de enige weg ge
weest zijn naar een omheinde tempel.
Een mooi plekje om foto's te nemen
van de meisjes. Ze deden het meteen
in de bekende danshouding van de
Lègong, waar veel meisjes heel jong
al les in krijgen.
Het ging ze zo natuurlijk af en de mu
ziek maakten ze er zelf bij. Voor de
volgende foto moest één van de heren
achter de meisjes gaan staan, wat hij
al dansend en gracieus deed, althans
(lees verder volgende pagina)
14