overdracht naderde, waren we reeds
op volle toeren bezig met de herstel
werkzaamheden, naar schatting zou
het twee jaren duren voor de fabriek
weer op volle capaciteit kon werken.
Intussen was de leiding uitgebreid met
enige jonge employé's, Nederlanders
en ook Indonesiërs, met middelbare
landbouwopleiding. Ervaren employés
van voor de oorlog waren niet meer
beschikbaar. Velen hadden het leven
gelaten bij de aanleg van Japanse illu
sie-spoorwegen, anderen hadden hun
gezondheid verspeeld of zagen in het
wederom naar Indië terugkeren geen
toekomst meer.
Dat er bij de souvereiniteis-over-
dracht in de ivoren toren geen moeilijk
heden waren te verwachten was ieder
een duidelijk. Maar hoe zou dat gaan
op lager niveau? Velen zagen dit tijd
stip met enige zorg tegemoet.
Mijn directie nam terzake een ruim
standpunt in., Mij werd de vrijheid ge
geven, indien ik dat ook maar enigs
zins nodig vond het bedrijf tijdelijk te
verlaten en op een later tijdstip - als
de stoom van de ketel was - terug te
keren. Ten overvloede werd mij nog
gezegd dat ik voor deze handelwijze
nimmer ter verantwoording zou worden
geroepen, welke ook de gevolgen van
mijn afwezigheid zouden zijn. Dit weg
gaan betekende afreizen via de be-
stuursplaats Soengei Penoeh en van
daar over de bergen (Boekit Ba-
risan) naar de westkust van Midden-
Sumatra, en daarna langs de kust
noordwaarts naar de hoofdplaats Pa-
dang. Een totale afstand van 315 km,
waarvoor in verband met de toestand
van de weg zeker 24 uur auto-rijden
moest worden gerekend.
Van de mij geboden gelegenheid tot
tijdelijke afwezigheid (het riekte naar
vluchten) heb ik geen gebruik ge
maakt. Mijn employé's heb ik bijeen
geroepen en hun hetzelfde aanbod ge
daan, ieder kon vrijelijk zelf beslissen,
doch niemand ging.
Volgens het programma zou de offi
ciële overdracht op 27 december plaats
vinden en ter gelegenheid daarvan
zouden feesten worden georganiseerd,
zodat de bevolking bewust kon meele
ven met de gebeurtenissen op het
hoogste niveau.
De onderneming was een soort van Ja
vaans eiland in een onafzienbaar, vol
komen onbewoond oerbos. Pas in zui
delijke richting was de gewestelijke
hoofdplaats, standplaats van een as
sistent-resident. Soengei Poenoeh ge
naamd, onze verbinding met de buiten
wereld. Dit gewest werd bewoond door
een andere volksstam: de Kerintjiërs,
met een eigen taal en eigen volksaard.
Langs de verbindingsweg lagen enke
le kampongs die vrijwel geheel beston
den van de rijstbouw. Het gewest Ke-
rintji was een enorme rijstschuur, de
afvoer was nochtans moeilijk, de weg
over de bergen naar de westkust be
zat vele bochten en hairpins, terwijl in
de regentijd aardstortingen niet zeld
zaam waren.
De terugkeer van de Nederlanders en
het daaraan verbonden opnieuw in ex
ploitatie nemen van een groot land
bouwbedrijf, was van grote betekenis
voor het gewest. Een Javaanse bevol
king van rond 10.000 zielen met al haar
verlangens t.a.v. de dagelijkse levens
behoeften, betekende een belangrijke
bron van inkomsten voor het genoem
de gewest. In de voornaamste kampong
Semoeroep werd op 7 september zelfs
een feest gegeven ter viering van de
terugkomst der Blanda's.
Zo naderde de datum van de over
dracht op 27 december 1949. Uiteraard
moesten vele voorbereidingen plaats
vinden, die de overgang van het Be
stuur tot een realiteit zouden maken.
Op de gewestelijke hoofdplaats Soen
gei Penoeh lag voor het bewaren van
orde en rust een klein Nederlands le
geronderdeel onder commando van
een kapitein. Op de overdrachtsdatum
moest een Indonesisch legeronder
deel deze taak hebben overgenomen
en zo geschiedde het dat genoem
de overdracht werd gepland op zondag
18 december. Als beheerder van het
enige (nu) buitenlandse bedrijf van het
gewest, werd ik uitgenodigd bij deze
Ie Koek
Bukit tinggi
Midden
Sumatra
iuf? v.Kerintji
^onderneming
\^Semoeroep
I nd rapoerji3
overdracht aanwezig te zijn. Ik maakte
kennis met een Indonesische majoor,
die ik hier voor de goede orde de ge
fingeerde naam Boerhadin geef.
In Soengei Penoeh vonden tussen de
Indonesische en de Nederlandse groe
pen de nodige militaire en beleefd
heidsverplichtingen plaats, waarna bei
de commandanten zich naar een ge
reedstaande auto begaven, waarin ook
voor mij een plaats was gereserveerd.
Met de Nederlandse militairen in con-
vooi achter ons reden wij de bergweg
op door het oerbos van de Boekit Ba-
risan, in de richting van de westkust
van Midden-Sumatra. Een weg van cir
ca 50 km met talrijke hairpins, aan
welks einde na afdaling van het berg
land het plaatsje Indrapoera ligt. Op
dat punt snijdt de noorgrens van het
gewest Kerintji de kustweg naar de
hoofdplaats Padang. Hier aangekomen
namen de twee commandanten af
scheid van elkaar en reed het Neder
lands legeronderdeel naar het hoofd
kwartier te Padang, een afstand van
ongeveer 200 km.
Ook ik nam afscheid van de Neder
landse kapitein, in het besef dat daar
mede de laatste schakel met de Ne
derlandse gemeenschap, met het rijk
der Nederlanden, verbroken werd. Een
eigenaardige gewaarwording, een ge
voel van iets te verliezen, een soort
van sluitstuk van een 300-jarig koloni
aal beheer. Al zou de officiële over
dracht dan ook ergens in de ivoren
toren plaats vinden, hier op het "platte
land" was het een afscheid tussen on
derdanen geworden, hier viel iets weg,
hoe moeilijk ook te omschrijven, In de
toekomst zou ik nu moeten terugvallen
op het Bestuur van het nieuwe Indone
sië en uiteraard rezen er vragen bij mij.
Veel hing af van begrip, tact en aan
passingsvermogen. Voor het prachtige
land, dat mij zoveel geschonken had
was ik nu een "buitenlander" gewor
den. Toen het Nederlandse convooi
aan de gezichtseinder in een stofwolk
verdween had ik een gevoel, dat elke
Nederlander moet hebben als hij IJmui-
den uitstoomt om naar een ver land te
emigreren. Nadat Majoor Boerhadin
enige formaliteiten in Indrapoera had
vervuld, reden wij samen naar Soengei
Penoeh terug.
Het was uiteraard voor de nieuwe re
gering een dubbele nelson om in een
kort tijdsbestek voor alle regerings
functies geschikte mensen te vinden,
die opgewassen waren tegen de niet
kinderachtige taak, die hun wachtte.
Het nieuwe rijk was zo groot, telde zo
veel afgelegen eilanden en moeilijk be
reikbare gewesten, dat het onmogelijk
was mensen te vinden met voldoende
opleiding en ervaring om elke functie
naar behoren te vervullen.
Majoor Boerhadin had een onderwij
zers-opleiding genoten. Zijn opleiding
had hij gehad op een kweekschool in
Bandoeng en dat moet een bijzonder
goede school geweest zijn, getuige de
waardering die ik alom te horen kreeg
van allerlei functionarissen, die ik later
ontmoette en die ook hun basisoplei
ding op die school hadden genoten.
De voltooide opleiding was een soort
van statussymbool geworden.
Boerhadin was een ervaren onderwij
zer, met grote liefde voor zijn werk,
doch hij had gehoor gegeven aan de
oproep van zijn land en zich beschik
baar gesteld als legerofficier,, ondanks
het feit dat de klas met kinderen hem
na aan het hart lag. Uiteraard sprak hij
uitstekend Nederlands en na de offici
ële overdracht ben ik nog vele malen
met hem in contact geweest; ik bewaar
daaraan de beste herinneringen. En
kele maanden later werd hij overge
plaatst naar Noord-Sumatra en daarna
heb ik hem uit het oog 'verloren. Ter
gelegenheid van zijn overplaatsing
werd hij bevorderd tot overste. Jaren
later ontmoette ik hem op één der gro
te plaatsen van Zuid-Oost-Azië; ik
had een visum nodig voor een bezoek
aan Deli, en ik kwam terecht bij de
Ambassadeur van Indonesië, luitenant-
generaal Boerhadin. De ontmoeting
was allerhartelijkst en met mijn vrouw
bracht ik op zijn uitnodiging een privé-
bezoek bij hem aan huis.
En dan vraag ik mij steeds weer af
waarom toch is het op regerings
niveau allemaal zo moeilijk verlopen
en zijn onze landen zover uit elkaar
geraakt?
(wordt vervolgd)
21