Koningin Juliana in Indonesië
de 70óte verjaardag
van
cJ^TTfYl. de 3Coningin
"Ik vind dit een heerlijk land. Ik kan mij best begrijpen, dat U hier gebleven
bent!"
Koningin Juliana zeventig jaar! Zoals ik in de gelukwens, in.dit nummer van
Moesson heb vermeld, herinner ik mij levendig de dag van haar geboorte. Ook
de eerste maal, dat ik haar anders dan op een èfbeelding zag, staat mij nog
levendig voor de geest. Dat was bij gelegenheid van de eerstesteenlegging van
het Rotterdams stadhuis. Dat zal in 1913 geweest zijn. Koningin Wilhelmina legde
die eerste steen en zij bracht haar dochtertje aan het handje mee. De dreumes
was dus toen een jaar of vier, maar gedroeg zich met grote waardigheid te
midden van de saamgestroomde autoriteiten, persrekels en andere belangstel
lenden.
De Koningin 70 jaar! Als ik dit schrijf,
ligt de verjaardag van onze vorstin
nog in het verschiet, maar ik durf wel
voorspellen dat deze dag een nog
warmer huldebetoon zal opleveren dan
op een "gewone" jaardag, als toch al
zovelen in persoon hun genegenheid
en bewondering voor onze vorstin
kwamen betuigen.
Ik herinner mij nog levendig de span
ning en, na haar geboorte, de feest
vreugde op 30 april 1909. De vierde
-klas van de HBS in Schiedam, die mij
onder haar leerlingen telde, was die
dag zichzelve niet, want de geboorte
van een koningskind werd verwacht.
Een dubbel belangrijk feit omdat er
geen troonopvolger of -volgster was.
De normale gang van zaken was on
derbroken door een stemming van ver
wachting en (voorbarige!) feestvreug
de. Zouden wij de saluutschoten ho
ren die de geboorte van een vorsten
kind zouden aankondigen? Zou het een
jongen of een meisje zijn? Ik weet niet
meer langs welke wegen ons het be
richt van de voorspoedige geboorte
van een prinses bereikte. Maar toen
brak dan ook een pandemonium los.
Meisjes en jongens dansten in de klas
tot het verlossende woord kwam: Vrij
af' - en de horde in snel tempo het
schoolgebouw verliet om elders de
feestvreugde voort te zetten. Een heu
gelijke dag - en dat is het gebleven.
Heeft het zin nog eens uiteen te zetten
hoe Juliana zich snel een plaats heeft
verworven in de harten der Nederlan
ders? Haar gaven van hoofd en hart
zijn in de loop der jaren in alle toon
aarden bezongen. Namens lezers en
redactie van Moesson volstaan wij met
de wens dat zij nog jaren moge blijven
op de hoogste post in den lande, die
van Eerste Burgeres.
JHR.
4
Ik was toen een jonge verslaggever en
deelde dus in de afkeer van de pers,
die Wilhelmina niet verborg. Ze ne
geerde de perstribune, toen wij haar
staande begroetten. Ofschoon wij er
net uitzagen als de autoriteiten, want
het open hemd en het motorjack waren
toen nog niet in de mode voor ver
slaggevers. Die moesten zich toen nog
kleden en gedragen of ze inderdaad
behoorden tot de fatsoenlijke burgerij.
Het heeft tot 1971 geduurd, alvorens
ik de Koningin in levende lijve zou ont
moeten. Mijn vrouw en ik waren bij
toeval ongeveer gelijktijdig met het
vorstelijk echtpaar in Indonesië. De
Prins had het bezoek voorbereid in
samenwerking - uiteraard! - met de
Indonesische autoriteiten. Wij hadden
haar op de TV zien aankomen en met
bewondering gezien hoe zij in de laai
ende hitte van de tropische middag op
Kemajoran een paar honderd handen
drukte zonder dat ook maar één be
weging verried hoe warm het was en
hoe ver.
Wij hadden door middel van ditzelfde
juweel der techniek haar gehele reis
kunnen volgen en waren getuige ge
weest van de overstelpende bewijzen
van sympathie, die het gezelschap
overal ten deel vielen. Nu zou zij dan
naar Jakarta terugkeren en de terug
reis aanvaarden. Maar op de voor
avond van haar vertrek zou zij de
Nederlandse kolonie ontvangen in de
ambtswoning van onze Ambassadeur,
Mr. Hugo Scheltema.
Het bericht dat zij voornemens was de
Nederlandse kolonie te ontvangen ver
wekte een zodanig enthousiasme, dat
uit alle hoeken van de archipel en ook
uit Singapore aanvragen voor een uit
nodiging tot deze receptie kwamen.
Het aantal verzoeken was zo groot,
dat de ambassade zich genoodzaakt
zag de uitnodigingen te beperken tot
de in Jakarta woonachtige Nederlan
ders, trekkers en blijvers.
Het spreekt vanzelf, dat wij niet om
een uitnodiging hadden verzocht: wij
waren immers orang toeris, woonach
tig in Den Haag en bij toeval gelijk met
Koningin en Prins in Jakarta? Maar
onze ambassadeur had er ons toch
één toegewezen, met de verklaring er
bij: Je hebt zo vaak in je krant aange
drongen op het bezoek van een lid van
het Koninklijk Huis aan Indië - nu is de
Koningin zelve op bezoek in de voor
malige kolonie en nu moet je ook maar
daarbij zijn
En zo begaven mijn vrouw en ik ons
op het voorgeschreven uur, met naar
schatting nog vijfhonderd anderen naar
de ambtswoning. Ik was wel benieuwd
haar nu eens in levende lijve te zien,
na vele malen in mijn krant een af
beelding van de vorstin bij een of an
dere plechtigheid te hebben afgedrukt.
Ik moet zeggen, dat ik de geste van
de ambassadeur bijzonder waardeerde.
Ik zou nu in de gelegenheid zijn, na
meer dan een halve eeuw, ons prinses
je uit 1913 te ontmoeten als een vrouw
van middelbare leeftijd met een grote
reputatie van waardigheid, eenvoud en
minzaamheid.
De ambassadeur - geprezen zij zijn
naam - had nog meer gedaan. Ik moet
immers wel aannemen, dat hij mij ge
zet had op een korte lijst van personen,
met wie de Koningin zich enige ogen
blikken zou kunnen onderhouden. Voor
verreweg de meeste der bezoekers
volstond zij, nadat de voorstelling had
plaats gehad met een vriendelijke
groet en een handdruk. Ik werd dus tot
mijn grote verbazing voor het front ge
roepen en er ontwikkelde zich een
kort gesprek. Zij sprak over de over
weldigende ontvangst die zij overal ge
noten had en stelde mij enige vragen.
Ik zag het Grote Misverstand niet aan
komen en was volkomen vèrbluft toen
de Koningin het gesprek besloot met
de woorden: "Ik vind dit een heerlijk
land. Ik kan mij best begrijpen, dat U
hier gebleven bent!"
Tableau
Eerst enkele ogenblikken later reali
seerde ik mij, dat de Koningin natuur
lijk, gezien de beperking van het aan
tal genodigden, tot Jakartaanse burgers
van Nederlandse nationaliteit wel in de
mening moest verkeren, dat mijn vrouw
en ik in Jakarta woonden. Wat had ik
trouwens kunnen antwoorden? Ik zou
met grote vreugde hebben willen blij
ven in dat dierbare land, waah dan wel
sedert mijn komst in 1921 zoveel ver
anderd, maar toch zoveel hetzelfde is
gebleven. Maar dat was niet mogelijk
geweest en zelfs moest ik mij gelukkig
prijzen, dat ik door een wonderlijk toe
val nog juist voor de bui, die in 1957
losbarstte, was vertrokken.
Moge de zeventigste verjaardag van
onze Landsmoeder nog door vele wor
den gevolgdl
JHR.