Bij de stal, waar mijn speelkamer op uitzag, groeide een ramboetanboom. Groot was het verdriet, toen de paar den, mooie schimmels, de droes kre gen. Mijn vader schafte zich bij de Gebr. Young in Semarang een Spijker aan, hoog op de wielen. Weer later gingen we per tandoe benedenwaarts en per huurrijtuig naar Semarang. Eens leende de heer Dezentjé ons zijn fraaie auto, een gesloten coupé met allerlei snufjes, zoals een vaasje met een orchidee. Die tuin van mijn kinderparadijs welke historische momenten maakte hij mee! Ik zat als zesjarige bellen te blazen op het plat in afwachting van de komst van de plajangan mét zijn trommels vol verrassingen en mijn vader tuurde de tjemaralaan af. Toen de plajangan eindelijk neerhurkte op het plat, greep mijn vader de krant, ontvouwde die en uitte een verschrikte kreet. Mijn moeder kwam aanlopen, klikkend met haar roodfluwelen ge borduurde slofjes. "De wereldoorlog is uitgebroke.nl" Ofschoon dit nieuws invloed had op ons leven - discussies over de oorlog voerende partijen tussen Pa en de broers, een Belgisch tijdschrift waarin ik foto's zag van vluchtelingen uit Ant werpen, waaronder kinderen als ikzelf - een verhaal van T. van Buul over een vrouw die Bet heette en door kin deren werd gesard tot zij pleegmoeder werd van een vluchtelingetje en toen algemeen geliefd werd: - mijn kinder paradijs, de tuin en de Merbaboé ble ven onveranderd. Als mijn vader in de tuin bezig was met het bedenken van nog mooiere details, zocht ik zijn ge zelschap, na eerst mijn speelkamer te hebben bezocht. Daarin stond een rot- tan ameublementje, bank, twee stoelen en een tafel met daarop het mooie theeserviesje. Op de bank zaten de Lieblingpoppen, Wilhelmina en Emma, bijna zo groot als ikzelf. Die liet ik zitten. Hun krullen waren te mooi, hun jurken te fijn. Experimenterend met een voorgangster "Liebling" had ik ontdekt dat de mooie gezichtjes breekbaar waren. De grote ogen met de lange wimpers bleken achter de holten op staafjes te zitten. Ze hadden ongeloof lijk kleine mondjes, half geopend, en je zag enkele tandjes. Nee, je kon ze beter te pronk laten zitten. Ook de Japanse pop met haar schuine ogen, teerwit gezicht, ingewikkeld kapsel en fraaie kimono was niet om mee te spelen. Noch de beeldige Italiaanse pop met de grote hoed en zwarte pij- pekrullen, door mijn moeder Tosca gedoopt. De babypop met de dot in haar mond had al eens als oorlogs slachtoffer gediend terwijl ik me als rodekruiszuster had uitgedost. Nee, ook Madame Minet en Pim de matroos bleven vandaag thuis. Ik greep een pop met blonde vlechten in Marker costuum, met klompjes aan, èn een prentenboek en blokkendoos en draaf de de trappen op naar mijn vader die bij de boomvaren plannen ontwierp voor een tweede vijver, klein en rond ditmaal. En terwijl ik Maartje, de Hol landse pop onder de reuzebegonia's zette, opende ik het prenteboek en keek naar platen van een plat land... sloten, weilanden en molens. Dan keek ik op naar de Merbaboe en ver volgens weer naar de platen. "Pap," zei ik, terwijl ik naar Maartje wees, "Daar komt zij vandaan, hè?" Hij lach te en knikte: "En jij bent er geboren. Maar geloof me, Emsje, wees blij dat je kind bent in Indië". Ik opende de blokkendoos. Bovenop de blokken lag ook een plaat. Deftige dames en he ren, gekleed zoals Pa en Ma op de fo to's die in Den Haag genomen waren. Meisjes met kanten jurken en sjerpen om het middel en jongens met Eton- kragen en donkere pakken met korte broek en lange kousen. Zoals de broers op de foto's uit Holland. Het was de bedoeling die plaat na te maken met de blokken, maar dat was mij te gortig. De schrijfster van het artikel als meisje met haar ouders. Je kreeg dan die plaat met allemaal vierkante ruiten er inik gooide de blokken uit de doos en bouwde een toren om dan afgeleid te worden door een mooie grote steen. Ik tilde die op en een nest schorpioenen wriemelde voor mijn blik. Ik vlijde de steen er gauw weer op en rende achter een mooie vlinder aan. Totdat mijn vader zei: "Kijk daar eens, de tjina boedek." Hij was de laatste staartchinees. Je kon aan zijn staartpuntje aflezen of er vreugde of rouw heerste in zijn fami lie naar gelang van de kleuren van het lintje. Hij was stokdoof, maar handig! Zijn lenige vingers wisten met elk pro bleem raad. Nu had mijn moeder hem laten roepen omdat ze de deksel van de mooie chocoladeketel, waarop pa godes en chrysanten stonden, had ge broken. Ik lint Maartje, boek en blok ken in de steek, en rende naar de Lodji terug. De tjina boedek had een dochtertje van mijn leeftijd en hij ver gat nooit geschenkjes voor mij mee te brengen. Porceleinen poezen van de passar, die met stijve poot salueerden. Miniatuur koekoesans en pannetjes voor mijn speelgoedfornuis. En een miniscule anglo van aardewerk met een bijbehorende bamboekipas. Hij zette zich ijverig aan het werk en on der zijn vaardige handen ontstond een koperen deksel, waarin hij nauwkeurig de inscriptie aanbracht die mijn moe der hem had voorgeschreven. "Oor logsjaar 1914." Op het plat reed ik op mijn kinderfiets met rood zadel of draafde op het paard van kedebok, dat het zoontje van een der mandoers onder mijn ogen ge maakt had. De pisangstam, het lijf, kleefde een beetje, maar het ros had manen en een staart van djagong "haar", de pluimen van maiskolven. Die koedah kedebok was mijn Pega sus - waarheen ik al niet stoof op zijn plakkerige rug! Telkens moest ik de paradijstuin voor een tijdje vaarwel zeggen. Als we naar Solo gingen voor Pa's kraton- bezoek. Als we gingen logeren in de pondok in Salatiga. In 1914 bezochten we de Koloniale Tentoonstelling in Semarang. In de schouwburg daar zorgde ik voor opschudding door tij dens de opvoering van "Der Graf von Luxemburg" een behulpzame meneer die mijn gevallen ringetje wilde op rapen op zijn hand te trappen (bij on geluk natuurlijk). Zijn vrouw zei ver bolgen: "Wie neemt er zo'n uk mee naar zo'n grotemensenstuk?" Mijn ou ders, die wisten dat ik mij aan alle baboetoezicht wist te onttrekken, zei den maar niets. Bovendien regende het op het toneel en wekte dat in de zaal hilariteit. In 1915 gingen we voor langere tijd logeren in Hotel Kalitaman, waar de heer de La Rive Box hoofs het rijtuig begroette: "Ah, de landsheer en vrou we van Malebari! Welkom!" Een tijd vol belevenissen met de kinderen Box, waarvan de oudste veertien, de mid delste van mijn leeftijd en de jongste twee was. En dan was er nog Tineke van twaalf met haar prachtige lange blonde haar, die in een pantomine voor de Nederlandse Maagd speelde. Een deftige Engelse Lady (later las ik haar naam als vriendin van George Bernard Shaw) noemde iedereen in de eetzaal "plebs". Alleen mijn moeder vond genade in haar ogen. Beladen met jongensboeken, geleend van mijn neefje in Salatiga, keerde ik dan terug... eerst vervreemd van de stille tuin, maar daarna weer volledig terug in de ban ervan. We hadden ook een logeerpartij in Djokja op de s.f. Barongan waar mijn broer Jan boek houder was en in een riant huis woon de met tal van kamers. Een nicht Kohier, familie van mijn vader, had in Djokja een verzameling marmeren beelden, door haar man indertijd uit Europa meegebracht. Grote consterna tie toen mijn ondeugend neefje haar (lees verder volgende pagina) 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1979 | | pagina 13