Javaanse Kinderverhalen Piekerans van een Straatslijper Deel II Tjalie Robinson door B. R. A. Partini Djajadiningrat SIWO BANGO (OOM OOIEVAAR) Het regende heel hard. Een ooievaar stond koud en hongerig aan de rand van een vijver. De hele dag was hij op zoek naar voedsel geweest, maar hij had niet veel geluk. Het begon al avond te worden en nóg had hij niets te eten. Knorrig keek hij naar het water en hoopte dat er toch nog iets boven zou komenEn jawel, plotseling schoot een klein visje, waderpari geheten, naar de oppervlakte van het water. Wat was de ooievaar blij! Direct nam hij het visje gulzig in zijn snavel. Maar, omdat hij zo blij was toch nog iets ge vangen te hebben en omdat de wader pari erg naar zijn smaak was, bleef hij alvorens zijn maal te gebruiken, 't kleine visje even in zijn bek houden. De waderpari was vreselijk geschrok ken en meende dat zijn laatste uurtje geslagen was. Hij dacht snel na en profiteerde van het oponthoud in de bek van de ooievaar. Met een lief zacht stemmetje zei hij vleiend tegen de ooievaar: "Siwo bango uw poten zijn zo mooi lang." De ooievaar was ijdel en het beviel hem om geprezen te worden. Maar hij gaf geen antwoord, bang, dat bij het openen van zijn bek het visje zou ont vluchten. Hij liet alleen een lichte grauw horen. Het visje verzon weer iets en gaf de hoop niet op. Weer zei hij vleiend: "Siwo Bango, je veren zijn zo mooi grijs". Siwo Bango vond het fijn en streek trots zijn veren op, maar antwoorden deed hij niet. Het visje begon wat mismoedig te worden en dacht aan thuis in de bekende vijver, waar vader en moeder druk bezig wa ren om voorbereidingen te maken voor het a.s. Nieuwe jaar. Waarom was hij zo stout geweest om te ver van huis te gaan met spelen? Vleiend begon hij maar weer: "Siwi Bango, wat heb je toch een mooie lange hals." De ooie vaar rekte zijn hals uit en antwoordde alleen maar met een "hmm". Het visje begon toen erg bang te wor den, dat niets de ooievaar zou kunnen vermurwen om zijn bek te openen en dacht weemoedig aan zijn dood. Maar hij zou toch nog een laatste poging doen. Dus zei hij weer met een vleiend stemmetje: "Siwo Bango, wat heb je een mooie rode snavel, net zo mooi als de garuda heeft." De ooievaar kon niet tegen zoveel vleierij en daar de garuda als de mooiste vogel gold, moest hij tegen wil en dank lachen. Hij maakte zijn snavel genoeg open, dat het visje kon ontsnappen en dat direct daarop onder water dook. Het was wel zielig voor de ooievaar. Hij was boos op zichzelf en mopperde dat hij geen vooruitzichten meer had om wat voedsel te vinden. Maar er was niets meer aan te doen. Hij be dacht zich weer en zei op zijn beurt erg lief tegen de waderpari: "Zeg wa derpari, kom eens boven water, je bent zo slim, ik heb plezier in je en wil gezellig met je gaan praten." De waderpari antwoordde uit de diep te: "Dank je wel, Oom ooievaar, ik zou wel graag met je willen praten, dat doe ik zelfs graag, maar je zult me op eten en ik wil toch nog graag wat blij ven leven om het nieuwe jaar mee te maken". De ooievaar antwoordde weer: "Ik vind het niet aardig van je dat je dat van me denkt, ik wil graag met je praten en wil wat van je slim heid leren". "Siwo Bango, ik ben U dankbaar dat U me die lof toezwaait, maar ik heb mijn leven lief". En het kleine diertje zwom meteen weg en liet uit de verte nog een schaterend gelach horen. Daar stond nu oom ooievaar en de waderpari liet zich niet meer zien. Het was al heel donker, de ooievaar kon niets meer zien en dus ging hij weg om een nachtverblijf te zoeken. Hij klopte bij de emprit, een heel klein vogeltje aan. De emprit vroeg: "Wie is daar?" "Ik ben Siwo Bango, 't is koud en ik ben zo moe en zou graag een nacht bij je willen verblijven." "Ach, oom Bango, het spijt me onbe leefd te zijn, maar ik ben klein en heb een klein nest en jij bent zo groot, ga alsjeblieft door." Toen kwam hij bij de prendjak (aan deze vogel schrijft men de eigenschap toe, dat er gasten komen als het dier dicht bij het huis zijn prendjek prendjeklaat horen). Ook hier vroeg hij onderdak en de prendjak zei: "We zijn klein en hebben eieren, ik ben bang dat je onze eieren verpletteren zal met je grote lichaam." "Moet ik dan zwerven vannacht, ik ben koud en het regent zo, toe geef me onderdak." "Neen," antwoordde de prendjak beslist, "ik heb medelijden met je, maar ik kan je heus niet bij ons hebben. Ga maar naar de gemak, die is goedig en heeft misschien wel plaats voor je." Zuchtend ging de ooievaar weg en kwam bij de gemak, waar hij hetzelfde vroeg. De gemak gaf een weigerend antwoord, maar omdat de ooievaar al geen raad meer wist waar hij heen moest, trok hij zich niets van de wei gering aan en ging gewoon op het nest zitten. De volgende dag was het een spek takel van belang, want de jongen van de gemak waren door het gewicht van de ooievaar verpletterd. Het wijfje ge mak kermde en klaagde en eiste scha devergoeding en huilde maar steeds door, zodat de andere vogels er ver drietig van werden. De ooievaar zelf was ook heel erg geschrokken, nu hij zoveel leed had veroorzaakt. Hij zei toen "Ik zal je goud en edelstenen geven." Maar de bedroefde gemak zei: "Wat moet ik doen met goud en edel stenen, denk je dat je daarmee het leven van mijn kinderen kunt betalen?" En weer huilde ze en weeklaagde. Het mannetje was ook heel bedroefd en troostte zijn vrouw zoveel hij kon. Maar hij begreep wel dat deze droef heid van een moeder niet door geld gelenigd kon worden. Dus ging hij naar de ooievaar en zei: "Siwo Bango, als je je fout wilt goed maken, moet je haar geen goud en edelstenen geven, maar fijn gestampte baksteen in haar nest brengen. Dan denkt ze dat ze voor nieuwe jongen moet zorgen en wordt ze afgeleid". De ooievaar was erg blij met deze raad en bedankte het mannetje gemak en hij werkte hard om alles in het nestje te brengen. En ja toen het bedroefde wijfje dat alles in haar nestje vond, kreeg ze het zo druk, dat ze gauw haar leed vergat. Na een maand kreeg zij nieuwe eitjes,, die ze zorgvuldig uitbroedde en enige lieve vogeltjes kwamen eruit te voorschijn. Siwo Bango kwam vaak naar de beest jes kijken. Hij had zijn les geleerd en eiste nooit meer gastvrijheid, waar ze niet verleend kon worden. Tot en met 30 juni inclusief porto f 19,90 Deel 1 en 2 tezamen 39,80 inclusief porto Een voordeeltje van f 4,uit blijdschap dat Tjalie's piekerans na lang wachten weer compleet bij elkaar zijn! BOEKHANDEL MOESSON 27

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1979 | | pagina 19