Ontmoetingen in Indonesië Hoe leven onze gewezen landgenoten De schrijver van deze reisbrief, de heer A. C. van Ahee maakte in juli/augustus '78 een reis naar Indonesië. Hij vertelt in twee afleveringen van Moesson van zijn ervaringen. Die zijn, dank zij de opzet van zijn reis, van geheel andere aard dan die van de meeste reizigers. Hij bezocht namelijk de verschoppelingen van Nederlands stam. Maar hij had, ten besluite van zijn reis, ook een wat opwek- kender ontmoeting met oud-leerlingen, zoals aan het slot zal blijken. Op onze reünie in 1978 hebben wij allen enthousiast een bedrag van 1600,bijeen gebracht, als gift aan de huidige versie van onze I.E.V.- Kweekschool te Bandung. In een vo rige Schakel, contactblaadje voor Re ünisten van de I.E.V. Kweekschool en Hoofdakte-cursus te Bandung, heb ik beschreven, hoe de overhandiging van dat bedrag geschiedde en welk een feestelijk onthaal mij daarbij te beurt viel. Een happening, die ik niet licht vergeten ?al! Eén van de collega's daar, mevrouw Suhud, die mij als tolk terzijde stond en met wie ik zo nu en dan nog correspondeer, schreef me op 20 oktober 1978: "Op school heb ben wij nu al een TV en andere moder ne dingen, gekocht van het geld, dat wij van onze vrienden in Holland heb ben gekregen. Hartelijk bedankt voor alles". Dit nu gebeurde op 17 juli 1978 en de volgende dag vervolgden we onze reis naar Yogya, een afstand van ruim 400 km. Omdat we de kosten onder ling zouden verdelen, besloten we tot de meest comfortabele (maar dure!) wijze van reizen, namelijk per huur auto, met chauffeur uiteraard. Het werd een Datsun, die er op het oog zeer be trouwbaar uitzag en de prijs bedroeg Rp. 50.000 260,— in dié tijd) inclusief uang makan, enz. van onze supir. We kozen de route om de Zuid, dus via Cicalengka, Tasikmalaya, Cia- mis, Banjar, enz., en vertrokken om 6 u. 's morgens. Het wegdek, waar over de somberste voorspellingen wa ren gedaan, bleek redelijk berijdbaar, al waren hoge snelheden natuurlijk uit gesloten, trouwens beslist ook niet ge wenst. Het eerste gedeelte van de reis, dat door het schitterende bergland van Parihangan (Preanger) voert, bood adembenemend mooie vergezichten. We hadden prachtig weer, de blauwe lucht was koel en tegelijk warm door de zon en welhaast iedere bocht in de weg was als een toegangspoort tot majestueuze en toch lieflijke schoon heid. Na het koele bergland volgde de stof fige, warme laagvlakte van Midden- Java. Kort na 3 uur 's middags, we na derden Gombong al, liet de Datsun het plotseling, afweten. Zo maarin eens... middenop een stoffig asfaltlint, omlijst door knoestige asembomen. Een oude (doch wijselijk verzwegen) kwaal, die al eerder op de bekende manier ge-akald was, werd plotseling acuut, en cardan, kroonwiel en pignon waren nu definitief in brokken. Daar sta je dan en goede raad is duur. De auto werd met behulp van een onmiddellijk talrijke schare nontonners op één of ander erf geduwd en na ampel overleg werd besloten, dat wij onze reis per bis umum zouden voort zetten. De chauffeur zou dan trachten met behulp van Gombongse auto deskundigen nogmaals een bruikbare akal te verzinnen om bovengenoemde brokken wederom te lijmen. (Achteraf hoorden we, dat het ditmaal echt on mogelijk bleek en dat de Datsun naar Bogor, waar hij thuis hoorde, moest worden gesleept). De autobus zou te gen 4 uur voorbijkomen en dat deed hij gelukkig ook. Wij betaalden onze on fortuinlijke chauffeur de overeengeko men Rp. 50.000 uit, wat hem zo zeer verbaasde, dat hij de buskaartjes voor ons betaalde endaar gingen we dan, Yogya-waarts! Het was wel een oud en primitief ve hikel! De smalle bankjes waren van hout en gestoffeerd met tepes kelapa, dus was elke hobbel of richel in de weg duidelijk voelbaar. Het dashbord was een eenvoudige plank met slechts een versleten schuifje voor de richting wijzers en twee losse draadjes die, mits tegen elkaar gedrukt, de claxon schor en vermoeid deden kuchen. Snelheidsmeter e.a. accessoires ont braken geheel, voor het starten moest de bus "even" aangeduwd worden, maarhij reed en bleef rijden! In Gombong hadden we een oponthoud van een uur, omdat de chauffeur eten moest en verder stopten we onderweg voor iedere opgeheven arm of vrijwel onmerkbare hoofdknik van passagiers in spé. Het topografische rijtje Gom bong - Karanganyar - Kebumen - Ku- toarjo - Purworejo - Wates - Yogya is me die middag onuitwisbaar in het geheugen gegrift. Na Purworejo was de bus vol, overvol, zo mogelijk zelfs nóg voller! Ook de staande passa giers waren zo dicht op elkaar ge stuwd, dat ze elkaar onwrikbaar over eind hielden, ondanks de bochten en gaten in de weg en het veelvuldig on verwacht heftig remmen. Tot overmaat van ramp raakte één van hen wagen- ziek en kon niet anders meer doen dan omlaag zakken en op zijn hurken overgeven. Daarbij angstvallig trach tend de belendende broekspijpen, voe ten of schoeisel niet te besmeuren, wat erg moeilijk was, gezien het uiterst ge ringe vloeroppervlak, dat nog vrij was. Het viel me op, dat zelfs de nauwst be trokkenen geen woord uitten en gela ten deze waarschijnlijk welbekende situatie accepteerden. Enfin, om 8 u. 's avonds waren we veilig en wel op ons vooruitbesproken logeeradres in Yogya. De vier dagen, die we voor deze stad hadden uitge trokken, besteedden we dan aan de klassiek-toeristische bezienswaardig heden, maar we maakten toch ook nog een onverwacht uitstapje naar de druipsteengrot van Batujajar en de vo gelnestrotsen van Karang Bolong, bei de ten Zuiden van Gombong gelegen. Vooral de druipsteengrot is bepaald interessant. Als toeristische attractie zijn tussen de stalagmieten en stalag- tieten beeldengroepen geplaatst (en door kleurig floodlight beschenen) die de legende van de Lutung Kesa- rung uitbeelden. Uit het met namen bezaaide voorportaal van de grot blijkt, dat ze reeds in onze tijd een attractie was, maar ze is nu pas goed toegan kelijk voor het publiek gemaakt, dat daar kennelijk ook gretig gebruik van maakt. Er waren in ieder geval veel bezoekers ende mie baso ter plekke smaakte uitstekend. Vanuit Yogya maakte ik ook nog een dagtocht naar Solo, waar ik in de Su- steran Katolik Zuster Marie Marthe ontmoette, die in de jaren 1935/1937 ook op onze Hoofdaktecursus zat. We zagen elkaar weer voor het eerst na 40 jaren en herkenden elkaar deson danks onmiddellijk. Menige klasse herinnering werd opgehaald en het was alsof "de tijd bleef stil staan". Op 22 juli trok mijn reisgezelschap verder Oostwaarts en ik ging in Wes telijke richting wat terug, en wel naar Magelang. Daar wilde ik een paar dagen doorbrengen bij Jan en Eef Salmon, die ik twee jaren geleden toe vallig ontmoet had en met wie ik sindsdien vrij regelmatig correspon deer. Beiden zijn gepensioneerd, oud- Steurtjes, en doen op eigen houtje "sociaal werk". Samen met enkele gelijkgestemde stadsbewoners hebben ze de "Stich ting tot bevordering van het welzijn van de jeugd" opgericht en trachten met beperkte middelen, doch onbe perkte inzet, de nood in hun omgeving te lenigen. Ze proberen voor (nu al 134) kinderen uit heel arme gezinnen het schoolgeld en kledinggeld (school uniformen!) bijeen te brengen; ze kun nen dankzij een Simavi-bijdrage, zieke armen, doktersbehandeling en medicij nen geven; ze êxploiteren noodge dwongen (want er zijn geen fondsen voor zo'n permanente activiteit) een klein kindertehuis van toen nog vijf, maar nu al acht kinderen; ze hebben tenslotte veel "gevallen" die ze probe ren te helpen met voedsel, kleren, geld, goede raad, of "zo maar even mampir". Jan is (hopelijk tijdelijk) licha melijk volkomen uitgeschakeld, maar Eef heeft me op een morgen per beca langs een paar adressen gevoerd, om mij een indruk te geven van hun socia le activiteiten. Wij begonnen met de familie Lapré, een echtpaar met drie opgeschoten dochters. Zij runnen een warung nasi, 32

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1979 | | pagina 24