Javaanse Kinderverhalen KEJONG EMAS door B. R. A. Partini Djajadiningrat Eens woonden er in Wonopasikaran vijf weduwen. Een in het Noorden, de andere in het Zuiden, de derde in het Westen, de vierde in het Oosten. Maar de vijfde vrouw woonde in het midden van het dorp. Wonopasikaran nu, lag licht bij de stad Djonggolo, en vlakbij de monding van een rivier. Daar de vrouwen arm waren, moesten ze hun brood verdienen met het zoeken van bladeren in het bos, die ze dan aan dukuns (kruidkundigen) verkochten. Verder gingen ze vissen; de vangst boden ze in de naburige stad te koop aan. Gewoonlijk gingen ze tesamen naar de pasar en ter visvangst. Op een dag was een harer M'bok Rondo Sembotil (M'bok Rondo betekent weduwe), 's mor gens zó moe, dat ze in plaats van, zoals gewoonlijk, heel vroeg op te staan om naar de rivier te gaan, was blijven slapen. Toen ze eindelijk wakker werd, stond de zon hoog aan de hemel en met schrik bedacht ze dat de anderen al wel naar huis zouden gegaan zijn. Ze had het bij het rechte eind gehad, want toen ze aan het strand kwam, was er niemand te bekennen. Wat was dat jammer. Het was niets prettig zo alleen hier te zijn en dus besloot ze zich te reppen. Die ochtend ging haast alles verkeerd. Al enige malen had ze haar net uitge worpen, maar tot haar wanhoop haalde ze het telkens leeg op. Bedroefd ging ze er eindelijk bij zitten en deed zich toen de bitterste verwijten. Waarom was ze ook zo lui geweest! Doch huilen hielp niet en het zonnetje stak terdege, zodat ze ten langen leste besloot de tocht naar huis maar weer te aanvaarden. Toen ze haar slendang omdeed tegen de stekende zonne stralen, zag ze dicht bij op een grond een slak, maar met zulke wondermooie kleuren, dat ze staan bleef om het beest op te rapen. Hoe wonderlijk echter was het haar, toen ze bemerkte, dat haar hele droef heid verdween. Ze lachte zichzelf uit. Was ze dan nog zo kinderlijk, dat alleen al een slak met mooie kleuren haar troosten kon? Hoe het zij, een feit was het, dat haar droevige stemming verdwenen was. Thuis gekomen zette ze de slak in een koele aarden kan, en bekommerde er zich niet verder over. De volgende dag was het hard aan pakken en dus stond ze heel vroeg op, toen er nog slechts een klein tikje daglicht te bekennen viel en ging aan het verzamelen van kruiden. Nu had ze geluk, want ze kreeg nog al veel bij elkaar. Hiermee ging ze naar de pasar in het naburige Djonggolo om te verkopen. Er scheen die morgen nog niemand anders geweest te zijn, want de kopers stonden haar al op te wachten en in korte tijd was ze haar waren niet alleen kwijt, maar ze had er ook een behoorlijke prijs voor ge kregen. De schade van de vorige dag was nu ruimschoots ingehaald en M'bok Rondo Sembotil deed haar in kopen in zo ruime mate, dat ze wel een paar dagen thuis zou kunnen blij ven. Toen ze, nog verheugd over de heer lijke dag, thuis kwam, was ze ten hoogste verwonderd haar hele huisje al schoon te vinden. Zelfs was er in de tenong (een mandje van bambu- bladeren gevlochten waarin men eten bewaart) al eten voor de ganse dag gereed. M'bok Rondo Sembotil begreep er niets van wat er gebeurde. Het leek wel, alsof ze naar de berg Tjerimai ge gaan was en daar geofferd had, om de gunst af te smeken van de geesten, zoals zovele anderen deden, maar zij was daar toch niet geweest. De volgende morgen ging het Sembo til evenzo en bij het naar huis gaan, toen ze met grote verwondering aan haar wonderbaarlijk geluk van de beide dagen denken moest, begreep ze er nog minder van. Weer vond ze haar huisje schoon en het eten klaar. Wie kon dat gedaan hebben? Eindelijk bedacht ze, dat misschien een der andere vrouwen haar had wil len verrassen. Wat aardig van haar. Maar toen zij ze ging bedanken, zeiden ze tegen haar, dat het werk niet door haar gedaan was. Zij naar Rondo Weton, de weduwe die op het Oosten woonde. "Wel bedankt hoor, dat je van morgen bij me geweest bent". "Heh, wat zeg je nou? Ik ben helemaal niet in je huis geweest. Dat doe ik toch niet als jij er niet bent?" "Dan begrijp ik er niets van". "Wat is dan gebeurd?" vroeg M'bok Rondo Wetan. "Wel het is erg gek, maar van morgen heb ik vergeten mijn huis te sluiten, en nu kom ik terug en vind al het eten klaar en mijn huis schoon". "Nou, je hebt het maar makkelijk", benijdde de andere haar. "Maar mis schien heeft een van de anderen het gedaan.". Dat kon best. Zij dus naar de andere vrouwen, maar geen van haar wist ook maar iets te vertellen. Zo ging het vele dagen achter elkaar. Sembotil ging steeds naar de pasar, kreeg voor haar waren buitengewoon hoge prijzen en vond steeds bij haar terugkomst haar huisje rein en net. Eindelijk maakte dit alles haar zo nieuwsgierig, dat ze weten wilde, wat daar toch voor geheimzinnigs gebeur de, als ze weg was. Ze deed dus op een morgen alsof ze als gewoonlijk naar de pasar ging, maar even voorbij haar huisje verstopte ze zich, om te kijken wie toch wel naar haar huisje ging, om daar te werken. Tot haar grote teleurstelling zag ze niemand gaan en ze was al bang dat haar heerlijk leventje uit was. Degene die zo voor haar zorgde, had misschien gemerkt dat ze spioneerde en gaf er nu de brui aan. Maar wie zal haar ver wondering beschrijven, toen ze bij thuiskomst bemerkte, dat weer alles in orde was. Doch nu zou en moest ze het weten! En ze verstopte zich zo dicht bij haar huisje, de volgende dag, dat ze kon zien wat binnen gebeurde. En wat zag ze nu? Nauwelijks was ze weg of daar kroop de slak uit haar huisje en werd plotseling een heel mooie jonge vrouw, die voor alles zorgde en het huisje keurig net maakte. Toen eindelijk alles klaar was, kwam Sembotil ineens voor de dag en greep de werkster bij haar kleed. "Dus jij deed alles voor me", zei ze. "Nu moet je ook vertellen wie je bent." Nu hoorde ze, dat de jonge vrouw eigenlijk een vorstin was, Dewi Lima- ran geheten. Ze was gehuwd geweest met de zoon van de vorst van Djeng- golo. Een machtig tovenaar had haar veranderd in een gouden slak en ze kon slechts haar menselijke gedaante weer voor goed terug krijgen als ie mand haar zou zien als mens. Wat dan nu gebeurd was. "O, jij mijn mooi dochterke, je hebt dus iedere dag voor mij gewerkt en gekookt?" Nu vroeg zij de jonge mooie vrouw bij haar te blijven. Hieraan voldeed ze en werd voortaan door de weduwe Kejong Emas genoemd. Doch eens op een keer gebeurde het dat Raden Putro, de man van Dewi Limaran op jacht ging. Een bediende van hem, Kidjodeksonto geheten ver gezelde hem. Hij had echter geen geluk op jacht, want bijkans viel al de avond en nog had hij niets onder schot gekregen. En hoe nu zijn bediende, overmand door moeheid, hem ook vroeg huiswaarts te keren, Raden Putro weigerde dat, zo als hij beweerde, verlegen was om zonder buit thuis te komen. "Laten we dan tenminste even uit rusten" verzocht zijn bediende. Dat vond hij goed. En toen zij eenmaal zaten, bemerkte hij dat hij dorst had. Hij vroeg daarom aan Kidjodeksonto of hij wat water voor hem wilde halen, maar hij zou niet lang weg mogen blij ven, daar de prins zo gauw mogelijk verder wilde. Kidjodeksonto ging op weg maar hoe hij ook zocht, hij zag nergens een put om water uit te scheppen. Na een heel eind gelopen te hebben, zag hij ge- 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1979 | | pagina 14