Selat Sunda Long - Weekend -Tour dengan atraksi Anyer-Beach Motel, Banten BersamaAtO: '?S BOSKIPPEN WAREN MIJN BONDGENOTEN EXPOSITIE YVONNE PATTCHÉ (SEEGERS) Do- In augustus, bijna 100 jaar geleden spatte de Krakatau uit elkaar. En zó erg dat zijn as tot in Zd. Amerika en Eu ropa terecht kwam. Vo rige maand rommelde het ook weer behoorlijk, maar gelukkig niet zo erg dat het gevaarlijk kon worden, volgens de Vulkanologische Dienst tenminste. Maar toch nog wel zó spectaculair dat een on dernemende tour-ope rator een heel speciale trip-organiseerde "den gan atraksi Krakatau Melatus"I (Zie ad vertentie hierbij). Het kwam zelfs op de TV en een geïnterviewde bui tenlander vond het ge heel very interesting... (nogal wiedes). ROGIER Hoe ik erin slaagde te worden afgelost. "Borneo", een magische klank, zelfs voor Oud-Indische oren! Borneo, doet het je niet denken aan uitgestrekte oerwouden, ondoordringbaar, klam, met een prehistorische stilte, zo nu en dan onderbroken door een niet thuis te brengen schreeuw, waar bosreuzen, bedekt met lianen, orchideeën en andere parasieten, naar het zonlicht strekken. Waar brede rivieren onweerstaanbaar zeewaarts vloeien, snel en bruisend in de bergen en sloom kronkelend door de laagvlakten, om tenslotte, vermoeid door de lange reis, hun slik- en modderlast te deponeren in de mangrove-begroeide delta en zelfs wel kilometers in de niet zo blauwe zee. Zij vormen tegelijkertijd de levensaderen en verkeerswegen van dit grote eiland. Kapoeas, Kahajan, Barito en Mahakam. Namen, die in de verbeelding oproe pen de gevreesde Dajaks, de geta- toueerde koppesnellers van het binnen land met hun mandau's en soempiets en (o, griezel) schedels van verslagen vijanden. Wel, als jonge jongen lijkt dit alles toch maar een groot avontuur en mijn eerste ochtend ontwakend in Sanga- Sanga, luisterend naar het tumult van brulapen en neushorenvogels, beves tigde dat gevoel in mijn geestesbeeld van Borneo. Zelfs het kletterend lawaai van mo derne werktuigen en de stank van olie, stoom en modder konden dit beeld niet helemaal uitwissen. Maar, ik wilde U iets vertellen over de ajams van de Mahakam. Januari 1942 zag me als gemobiliseerd dienstplich tige op de Mahakam, en wel in Moea ra Moentai, een klein dorpje genes teld aan de oever van deze machtige rivier, die zover inland, nog wel ver scheidene honderden meters breed was dankzij enige moerassen en zij rivieren. Moeara Moentai was min of meer een transit-kamp, waar rivierboten en ton- kangs met manschappen en goederen van en naar Sam II, het geheime vliegveld bovenstrooms, aanlegden en soms enkele dagen bleven. Benedenstrooms waren Samarinda, Tenggarong en Loa Koeloe reeds in Japanse handen en de doorstoot kon elke dag plaats hebben. De Sergeant-Majoor, die het bevel had in Moeara Moentai, wist niet meer of hij was "coming or going" (bing- goeng, ja?) met die immer veranderen de bemanning, met orders en tegen orders, fourageren, huisvesting, enz. enz. Ook moest hij de wachtlijsten op maken en het gebeurde niet zelden, dat daar namen op voorkwamen van personen, die niet meer aanwezig wa ren! Zo gebeurde het menigmaal, dat iemand niet afgelost kon worden en een volgend wachtje of twee er ge- In het Tollenshuis, Herenstraat 67, Rijswijk is van 8 t/m 30 september een expositie van het werk van de Indische schilderes Yvonne Pattché. Geboren in Indië, ontving zij een kunstzinnige vor ming in het Noordhollandse Laren. Zij keerde naar het Verre Oosten terug waar de invloed van de Oosterse cul turen duidelijk in haar werk tot uiting kwam. Ze bleef 10 jaar in Jakarta en Manilla, exposeerde van daaruit in vele landen. U kunt de tentoonstelling, die voorna melijk bestaat uit aquarellen van TRO PISCHE EXOTISCHE BLOEMMOTIE VEN dagelijks bezichtigen van 14.00 - 17.00 uur. Zaterdag van 11.00 - 17.00 uur. Op maandag is het Tollenshuis (Rijswijks Museum) gesloten. Bereik baar vanuit Den Haag met tram 1 en 10, bus 23. woon bij aan moest pakken. Ik was daar ongeveer een week, wachtende op een tonkang-convooi en meermalen was ik de pieneut met dat wachtlopen- grapje. Op een zekere dag stond ik weer van zes uur 's morgens tot 12 uur 's mid dags, toen weer werd gemeld, dat er geen aflossing zou komen. Ik was ge dwongen tot zes uur 's middags op wacht te staan. Enfin, dat was niet zo gek, want overdag is er altijd wat te zien, om je bezig te houden. Maar toen het zeven uur 's avonds werd en niemand zich vertoonde, begon ik er balen van te krijgen. Mijn positie was aan het eind van de kampong, aan de rivieroever, voorbij het laatste huisje. Op vorige avonden nam ik waar, dat tegen schemer, alle kippen uit de buurt (misschien wel de hele kampong) in een boom vlogen om de nacht door te brengen. Deze bos- ajams zijn niet zover verwijderd van "echt" gevogelte, en slapen in de bo men, in plaats van op de grond. Het gedrang en luidkeelse vechtpartijtjes om de beste plaatsen te bemachtigen, duurde nog wel een half uurtje, voor dat alle kippen tevreden waren met hun posities en de genadige rust weerkeerde in de omgeving. Wel, om acht uur was het hardstikke donker en doodstil, maar niet voor erg lang! Ik schoot mijn karabijn in de lucht af en voor alle zekerheid smeet ik een grote knoestige stok hoog in de boom. Jonge, jonge, de reactie kwam onmid dellijk!! Eerst van de ajams en daarna van het hele detachement. Ja, ik werd afgelost! H.T. 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1979 | | pagina 19