Jjrieven uit een \LJude
^djatihouten kiót (11)
9
FEUILLETON lllllll!lll,llllllll,l,llllllllll,lilll,ll,,lllllllllll,,lllllllllllllllllllllllllll>^ uiiiiiiiiiiiiihii
CD - (C\ J JOH AN FABRICIUS
10 of 11 januari
O, Loes, wat was ik blij met die brief
van jou. Ik heb hem wel tien keer ge
lezen, ik zag alles weer voor ogen!
Jij en Adeh denken dus aan trouwen!
Nou, ik hoop er bij te zijn! Als bruids
meisje kan dan niet meer! Over zulke
dingen is hier nog helemaal niet ge
sproken. Gek, hè, die hele trouwerij,
de bruiloft zelf, heeft iets onwezenlijks
voor me. Er zullen straks toch toe
bereidselen moeten worden getroffen,
maar daar zullen ze wel mee wachten
tot Pieter er is. Al was het maar uit
bijgeloof!
Je hebt geen idee, kind, hoe ellendig
ik me hier voel. O, dit Holland! Altijd
maar datzelfde grijze weer, regen en
kou, tochtige straten. Niet dat ik veel
op straat kom: mevrouw waagt zich in
de winter nooit buiten. Meneer gaat
elke dag naar "De Witte", dat is een
herensociëteit, waar geen dames wor
den toegelaten. Alleen met mevrouw
in huis is natuurlijk vreselijk saai; ik
weet haast niet waarover ik met haar
moet praten. Ze vroeg me gisteren of
ik niet met een handwerkje wilde be
ginnen - nou, als ik ergens niet om
geef is het om borduren en haken en
zo. En boeken om te lezen zijn er niet
in huis, tenminste niet de soort waar
ik van hou. Of misschien zijn die er
ook wel, maar daar kan ik niet bij:
meneer houdt zijn boekenkast op slot
en de sleutel zouden ze me natuurlijk
niet geven, als ik er al om durfde te
vragen!
Eén keer is meneer met mij naar Sche-
veningen gereden, om naar de zee te
kijken. We hielden de raampjes goed
dicht, want het woei weer eens hard.
De branding kwam donderend over
het strand aanrollen en bij de golf
brekers vloog het schuim huizenhoog.
Een prachtig gezicht, vond meneer, en
dat vond ik zelf ook nu ik stevige
grond onder m'n voeten had; ik dacht
weer aan die afschuwelijke Golf van
Biscaje! Ja, ik keek door het beslagen
ruitje naar buiten en dacht: ver, heel
ver achter dat water, daar ligt Indië.
Mijn Indië, waar ze hier niets van af
weten. Zelfs al hebben ze een zoon
die in het Indische leger dient!
Op het strand lagen bomschuiten;
Scheveningse vrouwen in hun wijde
capes droegen manden met vis weg.
Het begon weer te regenen en ik zei:
"Die arme Dirk wordt helemaal nat."
Meneer moest lachen. "Nou ja, dan
had hij maar geen koetsier moeten
worden." "Kon hij dan veel anders?"
vroeg ik. "Nee, misschien niet, daar
heb je gelijk in. Maar in elk geval zit
hij lekker warm ingepakt daar op de
bok," troostte hij mij en misschien
ook wel zichzelf, want hij heeft geen
harde aard, zoals zijn vrouw. Hij zei
ook nog lachend: "Met Sinterklaas
heeft Dirk van de Goedheiligman wa
terdichte laarzen en gevoerde hand
schoenen gekregen."
We reden door het dorp terug en weer
langs de Scheveningse weg, waar de
takken in het rond vlogen; Dirk had
soms moeite het paard in bedwang
te houden, dat er helemaal schichtig
van werd; ik was blij toen we weer
veilig in de stad en tussen de huizen
waren.
Voor de rest lijken de dagen precies
op elkaar. Bezoek hebben we nooit.
Nou ja, één keer een oom en tante
van Pieter, uit Gouda, logeerden in
De Doelen, een duur hotel hier in Den
Haag. Ze bekeken mij alsof ik van de
maan afgedaald was; ik geloof dat ze
er zich over verbaasden dat ik ge
woon Nederlands sprak. "Zo, is dat nu
de verloofde van neef Pieter?" Ik kon
in hun stem duidelijk iets als wantrou
wen en afkeuring horen. Er werd over
mijn vader opgesneden: dat hij een
hooqgeplaatst Indisch ambtenaar was
en zo. Ze hadden het daarna over In
dië, maar het leek net alsof dat een
heel ander land was dan wat ik kende.
Een land waar koffie en thee en tabak
vandaan kwam, zaken waaraan veel te
verdienen viel, maar waaraan je ook
een lelijke strop kon hebben, zoals een
paar jaar geleden toen de aandelen
markt zo kelderde. Ze hadden het ook
over "zwartjes", waarmee blijkbaar In
landers bedoeld waren. "Ze zijn hele
maal niet zwart, ze zijn bruin. Zoals
Hollanders wit en rood zijn," kon ik
niet laten te zeggen; in het algemeen
had ik me niet teveel in het gesprek
gemengd: mevrouw had me tevoren
gewaarschuwd dat het in Holland niet
gewaardeerd wordt als een jongmeisje
teveel aan het woord is.
"Henriette heeft een baboe meege
bracht," zei meneer. "Een wat?" "Een
baboe, dat is zo'n bruine vrouw."
Waarop ze vroegen: "Kunnen we die
niet eens zien?" want in Gouda woon
den geen Indische mensen met Ja
vaanse bedienden. "Wil je haar eens
halen, Henriette?" vroeg mevrouw.
"Het zou haar verlegen maken, me
vrouw," zei ik. "Maar als mijn zwager
en mijn schoonzuster haar nu graag
eens willen zien? Ze zullen haar heus
niets doen." Gelukkig kwam meneer
me te hulp: "Henriette zal die dingen
wel beter aanvoelen dan wij, Hermine.
Je moet iemand niet in verlegenheid
brengen, al is het ook maar een In
landse meid."
Daarna viel er een tijdje een stilte in:
ik had het bij die uit Gouda verkorven,
dat kon ik wel merken. Pieters tante,
klein en mager, een vals mens. dat had
ik al dadelijk gezien, begon over een
zekere Eline, een Haags meisje, be
greep ik, bijzonder knap van gezicht en
van heel goede familie, haar vader
was iets hoogs bij de Haagse recht
bank. Niemand kon begrijpen waarom
ze nog geen keuze tussen de jongelui
had gedaan die achter haar aan zaten;
aan gegadigden voor haar hand ont
brak het haar heus niet! "Ze wacht
blijkbaar tot de ware Jozef om haar
gekomen is," werd er lachend gezegd.
Zouden ze Pieter soms tot die ware
Jozef bestemd hebben? dacht ik; ik
weet zelf niet hoe dat meteen bij me
opkwam. Het was duidelijk dat dit
meisje heel wat dichter bij het ideaal
kwam dat Pieters moeder voor ogen
stond.
Ik paste natuurlijk wel op, iets te zeg
gen.
Toen ze weg waren, ben ik maar met
een naar m'n kamer gegaan: dan kon
den meneer en mevrouw ongestoord
over die Eline napraten.
Koestiah zit zo'n beetje de hele dag
boven. Beneden in de keuken durft ze
nauwelijks te komen. In de gang heb
ik al wel eens een woord opgevangen:
"Dat bruine mens." Alleen Anna, de
kokkin, een al wat oudere vrouw,
schijnt aardig voor haar te zijn: die
kookt speciaal voor haar rijst, waar
de anderen niet van houden behalve
dan misschien in de vorm van rijste
pap, iets afschuwelijks.
Ja, Koestiah heeft het niet plezierig
hier, ze vindt Holland nog vreselij
ker dan ik, geloof ik. Laatst zag een
slagersjongen haar toevallig bij de
deur; hij viel zowat achterover en zei:
"Nou, als je die wilt zoenen, kun je net
zo goed een kachelpijp nemen." Ver
staan kon ze hem natuurlijk niet, maar
omdat hij lachte, lachte ze maar terug;
later zei ze tegen mij: "Die jonge toe-
wan" - zelfs zo'n aap is voor haar een
'meneer' - was erg aardig." 'Manis'
zei ze.
Ze kwijnt hier helemaal weg. Ze zit
maar op haar hurken in een hoek van
de slaapkamer en kijkt mij wanhopig
aan. Ik moet soms aan een ziek aapje
denken.
23 januari
Groot nieuws! Nee, niet Pieter, zoals
jij nu natuurlijk denkt. Er wordt gebeld.
Marie komt boven: "Juffrouw, er staat
een Indische dame beneden in de
vestibule, die zegt dat ze u van de
boot kent." Ik spring een gat in de
lucht: Louisa! Nou, je weet hoe ik wel
over haar gedacht heb, maar nu was
ik toch zo verschrikkelijk blij haar te
rug te zien. Ik gaf haar spontaan een
zoen en zij sloot me in haar armen als
een verloren en teruggekeerde doch
ter.
"Louisa, hoe heb je me hier gevonden?
"Niet gemakkelijk achter je adres te
komen, zeg. Ik ben de naam vergeten,
(lees verder volgende pagina)