Jlneven uit een KUudLe
<djatihouten kiót (12)
9
FEUILLETON IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIHIIII^liIlwlwmiminillltnTtfBBtn^liniwl>iB>l,>M*l^B"»^u'IMHUII"m'uimHlutw"if|HMt«ti>HW?fiinfMmiiiW!iii'"Twtm»fiHH««'y«"
CD (C\ J JOHAN FABRICIUS
3 februari
Nou, kind, val niet achterover: de bom
is gebarsten. Ik heb denderende ruzie
met Pieters moeder gekregen en ben
met Koestiah verhuisd naar de Du-
moulins op de Hooigracht. Ik heb het
Papa en Mama nog niet durven schrij
ven, maar dat zal ik gauw doen, vóór
ze het van mevrouw Hofstede te ho
ren krijgen.
Goed, hier heb je dan het verhaal. Er
zouden een meneer en mevrouw van
Bueren-en-nog-wat op bezoek komen,
deftige mensen, naar het scheen. Me
vrouw Hofstede deed er nogal ge
heimzinnig over, ze zei dat ik er na
tuurlijk bij kon blijven als ik wilde, maar
ik begreep meteen al dat ze 't liever
niet had. Later zei ze nog, alsof haar
dat toen pas te binnen schoot: "O ja,
en ze brengen hun dochter mee; die
is zowat van jouw leeftijd." "Is dat
misschien die Eline?" vroeg ik. Daar
keek ze wel even van op: dat ik dat
meteen geraden had. "Ja, Eline, zo
heet ze", zei mevrouw. "Een bijzonder
aardig meisje, zéér welopgevoed en
ook heel knap om te zien." Nou, dat
wist ik immers al. "Ja, ik wil er graag
bij zijn, mevrouw," zei ik.
Het bezoek kwam dus. Meneer werd
door mevrouw naar de kelder gestuurd
om zelf een extra goede oude port uit
te zoeken. Ze kwamen in een eigen
koets, die buiten voor de stoep bleef
wachten: meneer Hofstede liet de
koetsier een glaasje brandewijn bren
gen tegen de kou. "Eén! Niet meer,
hoor," waarschuwde meneer van Bue-
ren, "anders rijdt hij ons nog de Prin
sengracht in." We lachten allemaal
braaf om het grapje.
Ze kenden elkaar goed, dat kon ik wel
merken: het was Hermine en Adèle en
Thomas en Hugo. Tegen mij bleef het
"juffrouw" van de kant van de van
Buerens, terwijl het bij mevrouw Hof
stede "Eline-kind" voor en na was. Ik
weet niet hoe het kwam, maar ik kreeg
meer en meer het gevoel dat er zoiets
als een samenzwering tegen mij op
touw gezet werd; ik kon het vooral
merken aan meneer Hofstede, die
zichtbaar benauwd keek. Had ik mis
schien toch beter gedaan er niet bij te
komen zitten? Ik moest bijna lachen
zo poeslief als mevrouw tegen die
Eline deed. Héél anders dan tegen mij!
Ze had een knap gezichtje en stelde
zich niet aan, eigenlijk vond ik haar
heel aardig. Het gesprek kwam al
gauw op Pieter, die in korte tijd eerste
luitenant was geworden en het in het
Indische leger nog wel eens ver zou
kunnen brengen. Wanneer zou zijn
schip nu eindelijk eens aankomen?
Mevrouw Hofstede kwam weer eens
met het verhaal dat zij zich vreselijke
zorgen maakte en 's nachts geen oog
meer dichtdeed, wat zo slecht voor
haar hart was. Waarop meneer van
Bueren haar geruststelde dat de "Zus
ter Adelaide" er nog maar nauwelijks
kon zijn. Een reis van vijf maanden
gold als zéér voorspoedig; gewoonlijk
duurde hij een half jaar of langer.
Eline vroeg mij toen of dat lange wach
ten ook voor mij niet iets afschuwelijks
was. Ik voelde er niets voor om de
van Buerens aan hun neus te hangen
wat er in mijn binnenste wel en niet
omging en zei dus dat ik gelukkig nog
al wat afleiding had dank zij een In
dische vriendin, die ik nog van boord
kende en die me vaak kwam afhalen
om samen de stad in te gaan, of naar
de Franse opera. Mevrouw van Bueren
keek dadelijk wantrouwend op. "De
Franse opera?" "Ja, mevrouw. Het was
een heerlijke avond," zei ik, "ze gaven
'Orphée'. Van Gluck, weet u wel?"
Eline's ogen begonnen te glinsteren.
"O, daar was ik ook zo dolgraag naar
toe gegaan!" "Er waren geen kaarten
meer", verontschuldigde haar vader
zich min of meer. "Nou ja, Papa, als
u ook wacht tot ze allemaal uitver
kocht zijn!" Nu bemoeide haar moeder
er zich mee. "Ik was er op tegen, Eline.
Die Franse opera's zijn weinig ge
schikt voor een jongmeisje." Het werd
even stil in de kamer. Pieters moeder
knikte: dat zij er net zo over dacht.
"Waarom vindt u dat, Mama? Hebt u
'Orphée' dan gezien?" vroeg Eline op
standig. "Nee, maar ik weet hoe het
toegaat bij die opera's. Met die ballet
ten en zo, dat moet een zedeloze
troep zijn". Ik dacht aan dat ontroe
rend mooie spel en die prachtige mu
ziek, die zang van de geesten boven
het water, die helemaal koud door je
heenging door het geluksgevoel dat hij
je gaf. Dat stomme mens! Eline wou
nog wat terugzeggen, maar net op dat
ogenblik kwam Dirk met de port bin
nen en daarna durfde niemand meer
op het onderwerp terug te komen. Ik
had echt met dat meisje te doen: die
zat nog erger onder de plak dan ik.
"Zullen we jou ook eens komen af
halen als we weer gaan toeren en
ergens gezellig roomtaartjes eten?"
vroeg ik haar later bij het afscheid.
"Dèt zullen je ouders toch wel goed
vinden?" "Wij zouden met die Indische
dame wel eerst graag kennis willen
maken," stelde haar vader als condi
tie. "Natuurlijk, ik zal mevrouw Des-
préz eerst aan u voorstellen," zei ik.
Het werd zwijgend aangehoord.
Toen ze weg waren, bleek er voor mij
nog een potje op het vuur te staan.
"Je hebt gehoord, Henriette, wat me
vrouw van Bueren over die Franse
opera zei?" vroeg Pieters moeder.
"Laat ik je nu maar eerlijk zeggen dat
ik het er niet mee eens ben geweest
dat je er heen ging." En tegen Pieters
vader: "Je had het niet moeten toe
staan, Hugo." "Ik zou het ook niet
hebben toegestaan liefste, als de zwa
ger van mevrouw Despréz de beide
dames niet gechaperonnerd had." "Het
gaat er niet om, Hugo, of Henriette ge
chaperonneerd was, het gaat om die
opera zelf." "Nu ben je toch wel heel
streng, Hermine." Ik vond het aardig
van Pieters vader dat hij voor mij op
kwam, en viel hem bij met "Ik kan geen
kwaad zien in wat ik gedaan heb, me
vrouw." "Dat spijt me dan voor je,
Henriette. Anderen zien er wél kwaad
in, zoals je gemerkt hebt. En nu we het
er toch over hebben, je gaat me te
veel uit naar mijn zin. Dat maakt geen
goede indruk bij de mensen. Ik weet
ook niet of die Indische dame wel het
juiste gezelschap voor je is." "Wat?
Louisa niet?" "Noem je haar bij haar
voornaam?" "Wij zijn vriendinnen!"
"Vriendinnen? Een getrouwde vrouw,
misschien wel twintig jaar ouder dan
jij? Nou, maar in elk geval: wij vinden
haar niet de juiste omgang voor jou.
En zo lang onze zoon er zelf niet is
om je te zeggen wat je als zijn verloof
de wel en niet kunt doen"O,
moet Pieter mij dat zeggen?!" Grote
verbazing aan de andere kant. Ik was
nu door het dolle heen. "Misschien is
het dan maar beter dat hij met Eline
trouwt!" "Met dat meisje van de van
Buerens? Hoe kom je daar bij?" "Als
of u daar achter mijn rug niet op aan
stuurt!" "Maar, Henriettesta
melde meneer. Maar ik had het nu met
mevrouw aan de stok: "Ik ben niet
goed genoeg voor uw zoon, dat weet
ik wel. Ik ben 'maar' een Indisch meis
je, ik weet me niet te gedragen." Me
neer achtte nu het ogenblik gekomen
om in te grijpen: "Ik geloof dat je nu
beter naar je kamer kunt gaan, Hen
riette, en dat we over deze zaak ver
der spreken als je wat tot kalmte bent
gekomen."
Ik liep de kamer uit en de trap op, naar
boven, waar ik me op mijn bed gooide
om eens flink uit te huilen; ik trappel
de met mijn voeten van drift. "Non
Nonjammerde Koestiah. "Pieter
zal me wel zeggen wat ik niet en wat
ik wél mag!" raasde ik. "Toewan Lèt-
nan?" verbaasde Koestiah zich. "Al
was hij generaal, Koestiah, dan laat ik
me nog niet door hem bevelen. Dat
mag hij zijn sergeants doen!"
Nou, laat ik het verder maar kort ma
ken. Na 'n uur of zo komt Marie me
vertellen dat ik beneden aan tafel ver
wacht word: het is etenstijd. "Zeg
maar aan mevrouw dat ik geen honger-
heb, Marie." Marie af, alvast genie
tend van de rel: ze hebben daar in het
souterrain allemaal het land aan Pie
ters moeder. Meneer Hofstede komt
boven. "Henriette, zo gaat het toch
niet." "Meneer, ik heb écht geen trek.
En mevrouw zal alleen maar blij zijn
als ze me niet ziet." Hij wou nog wat
zeggen, maar gaf het halverwege met
een zucht op en ging hoofdschuddend
(lees verder volgende pagina)