ff Het "Kranggan-Complex" uit mijn kinderjaren Ik was nauwelijks twee jaar oud, of wij, mijn vader Karei Versfeld, mijn moeder Anna en ik verhuisden van de Dapuan buurt in Soerabaja (U herinnert het zich misschien, in de buurt van de Sampoerna-bioscoop) naar het Kranggan-complex, zo zou je het kunnen noemen. Zoals tóen in vroegere tijd gebeurde, verhuisden ook de twee zusjes van mijn moeder, Marie en Mieke Rosbak die na de dood van mijn opa bij ons kwamen en mijn vader en moeder de zorg op zich hadden ge nomen hen naar behoren op te voeden, goede scholen te geven en wat er meer gedaan moest worden voor jonge kinderen. Zo leefden we dan in het huis, dat vreselijk "rekbaar" was, achter in het Kranggan Park. 't Park en de biosco pen, waarvan mijn vader de beheerder was. 't Park bestond uit het eigenlijke Kranggan Theater, het theater aan de achterkant welke dezelfde film draaide, maar net andersom te zien was, met filmbeelden en vertaling van de zinnen. Wij kinderen vooral hadden het lezen zó te pakken. Niet een ieder kon het zó voor de vuist weg. Dan bestond er nog een klas kambing-theater met een aparte film, een Tarzan- of Pola Negri- of Charlie Chaplinfilm. Het was eigen lijk meer een enorm langgerekte zaal met houten banken in rijen geplaatst, maar die vastgeschroefd waren aan de cementen vloer. De bioscoop was afgeladen met groot en klein, huilende kinderen die zoet gehouden moesten worden, toeschouwers die knisperend katjang goreng aten. Er was van alles: kwatjie, teboe (blokjes suikerriet ge stoken in een stukje bamboe). Noem maar op, alles werd er verkocht, schij ven zuurzak, semangka, papaja, enz. Het park lag in een tuin; het was een enorm erf, waar overal kraampjes wa ren opgesteld. Die hadden alle een lampoe tèmplèk, want je mocht niet storen als de film draaide en je wilde toch iets verkopen, nietwaar? Ik her inner me een bamie djawa verkoper waar het altijd druk was, een oude nènèk met katjang godok, een angslih- verkoper, een soort warme djahé-drank met blikken gekleurde tapiocaballetjes, een ijs pasrah-verkoper waar ik altijd mijn ès-gandool kocht en steeds "im- boh stroop" vroeg en overal waar je ook kwam werd de rij afgesloten met van die gezellige kraampjes waar je koppie toebroek kon drinken, een hap je eten, nassi-rawon, -ikan, -petjel met limonade uit zo'n klein flesje met een kogeltje Het was nog de tijd van de zwijgende films, dus pak Ardjo met een man of zes zorgden voor passende djembrèng muziek met zijn blaasinstrumenten. Pak Ardjo was gesettled helemaal ach terin de bioscoop onder een èmperan. Hij speelde ook gevoelige, helaas vaak oorverdovende muziek. Wij hadden on ze slaapkamers er pal naast en in het begin hebben we er echt aan moeten wennen. Onze voorkamer was een open galerij en vormde één geheel met de bios coopzaal. Het witte doek bestond daar in die tijd niet en bijna levensgroot op manshoogte konden wij dagelijks twee voorstellingen volgen, de eerste voor stelling om 7 uur, de laatste voorstel ling om half 10. Zoals ik al zei, mijn vader was be heerder van het hele complex en werkte er elke avond tot na sluitings tijd, tot een uur of 12, iedereen naar huis was, de recette in de kluis veilig opgeborgen, en alle lichten gedoofd waren. Nu kan ik niet meer teruggrijpen naar de tijd toen de eigenaar de heer He- lant Muller was. Wel herinner ik me de oude mevrouw H. M. in de krossi males. Ze had beeldig golvend lang haar, dat haar als een mantel omring de. De feesten bij hen waren hardstik- ke gezellig leek het me en ik keek altijd stom verbaasd naar schalen hoog opgestapelde nasi koening met reep jes dadar, lombok in slierten gebak ken, ketimoen. De schalen kip en vleesgerechten waren enorm, die je nu nog niet eens in een restaurant zou tegenkomen, ledereen was: Oom. Ik herinner me een Oom Leo, een Oom Piet (die ben ik nog wel eens tegen gekomen) en een tante Poppy. Nieuw beheer Plotseling waren ze weg. Mijn vader kwam te werken onder Chinees Be heer, de heer Tjioe Hwie Yang. En alles reilde en zeilde. De bioscopen werden uitgebreid. In het complex van het Capitol Thea ter werden op gezette tijden speel avonden gehouden, roulette en bac carat. Ik weet me goed te herinneren dat onze logees er 's avonds om een uur of 9 heen gingen, al dan niet ver gezeld van mijn moeder. Wat was ik op die leeftijd nieuwsgierig! Ik moet 9 zijn geweest of 10 en ik gluurde door een openstaande deur. Ik hoorde dan luid geroep: "Rien ne va plus"... "Faites vos jeux" wat wist ik als kind daarvan af! Mijn eindpunt was dan steeds het buffet. Oma Bakker zwaai de er de scepter en hoe! De kroketjes waren verrukkelijk. Als Pap me ont dekte, vroeg ik om een kroket en met een stuk of wat keerde ik huiswaarts. Oma Bakker woonde met kinderen ergens in de Djalan Kramat Gantoeng en veel later in de Prinsesselaan. Zij verzorgde alle spijs en drank als er festiviteiten waren. Elk jaar gingen wij kinderen met mijn ouders op visite om o.a. Oma Bakker een Zalig Nieuwjaar toe te wensen en ieder jaar weer trac- teerde ze op smeuiige spekkoek en ananas taartjes. Na het klinken met de (lees verder volgende pagina) 1926: In de voorgalerij, waar je 's avonds zó de bioscoopvoorstelling kon bijwonen. M'n oma geheel links, dan staande mijn vader. Mijn moeder in sarong kabaja met Bea, m'n jongste zusje op schoot. Ik zit vooraan op de balustrade. Mieke, Mam's jongste zus zit met een borduurwerk. De anderen zijn onze kennissen, de fam. Varkevisser met Guus. 23

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1979 | | pagina 23