Zeilen op Straat Grisee Achteruit naar Grisee ONTMOETING IN 1955 Twee Soerabajanen liepen langs de waterkant en raakten niet uitgepraat over het bijzonder mooie weer, com pleet met schijnend zonnetje, want het waren wel Krokodillenstadbewo ners, maar op dat ogenblik wandelden ze over de kade van de vissershaven van IJMUIDEN aan de Noordzee. Dan bent U het zeker met ons eens, dat mooi weer wel de volle aandacht verdient en het de moeite waard is over het zonnetje te spreken. Dat de den die twee Soerabajanen ook naar hartelust en wreven daarbij flink in hun handen, want het was ondanks alles toch wel wat fris. Plotseling roept een van de Soeraba janen uit: "Hai! ketemu lagi!" De an dere Soerabajaan kijkt stomverbaasd rond, maar ziet niemand. Tot hij het ook ziet en uitroept: "Loooo!" Kijkt U maar op het plaatje. Stel je voor, dat je 20.000 mijlen van je thuishaven (Soerabaja) verwijderd bent over een vissershaven kuiert en ineens de naam van je geliefde stad op een keurig scheepje ziet staan. Ze hebben onmiddellijk de wachtdoende matroos gepraaid en hem overstelpt met vragen. Toen deze hoorde, dat het touristen uit Soerabaja waren, mochten ze aan boord komen, om alles te be kijken. Het was de moeite waard, want alles zag er keurig uit. Het was een trawler en de naam Soerabaja werd ook verklaard. Het bleek, dat de eige naar of een van de eigenaars oud officier van de Koninklijke Marine was. Toen werd het ook duidelijk, dat het scheepje niet anders dan SOERABAJA kón heten, Wat wel opvallend was, er was geen spoor van vislucht te con stateren. Bijna een kwart eeuw na dit avontuur tje komen verschillende vragen bij me op. In de eerste plaats, zou dit bootje er nog zijn? En wat eigenlijk nog belang rijker is: zou de oud marineman-eige naar er ook nog zijn? En, als hij er nog is, zou hij dan gojang kaki, dank zij W.U.V.? Ofzou hij het niet kun nen laten zo nu en dan naar de water kant te gaan om naar al die bedrijvig heid te "nonton". Toen de Soerabaja nen weer aan de wal stonden, hebben ze een ogenblik vertederd naar de naam gekeken en daarbij vurige schiet gebedjes de heilige hemel in gelan ceerd met de wens, dat de vangst steeds groot zou zijn. Is het ook zo geweest? Amsterdam, juni 1955 M. SOETJAHJO Wij woonden op Kamal, op de hoek van Madoera, recht tegenover Soera baja. Ik was 12 jaar en zou binnenkort naar de H.B.S. gaan. De schoolboeken die ik daarvoor nodig had, waren al besteld bij toko van Dorp. Blijkbaar waren de employés van deze boek handel lid van een zeilclub, want op een dag kreeg ik de uitnodiging om mee te gaan zeilen. Daar verschenen twee, in mijn ogen, stokoude heren (nu denk ik dat ze zo tussen de 20 en 30 waren). Nu, het mocht van mijn moeder. Koude stroop mee in de thermosfles en een hoedje tegen het verbranden. Dat was zo'n witlinnen geval met een flaprand en een bandje onder de kin, wat ik zeer kinderachtig vond, nu ik al bijna naar de H.B.S. ging, maar goed. Daar gingen we dus; bij de korte pier van Kamal staken we af. Dat was nog eens wat anders dan een tocht op de Bangkalan (één van de boten van de Madoera Stoomtrammij, die de veer dienst Kamal-Soerabaja onderhield). Je kon je hand in 't water houden en actief meedoen met zeilen. Nou ja, actief! Het moet bladstil weer geweest zijn. Hoe kan 't anders dat ik, zonder enige zeilervaring, na een tijdje het roer mocht vasthouden. Er werd mij een hoge klapperboom op de kust ge wezen. Als ik maar zorgde dat het roer daarheen wees kon er niks ge beuren. Toen gingen de heren liggen slapen. Ik voelde mij wel in een verantwoor delijke positie en bleef strak naar de klapperboom kijken. Na een lange tijd kreeg ik 't gevoel dat we niets op schoten, dat kon gezichtsbedrog zijn natuurlijk op die grote afstand, maar ja hoor, ineens werd een van hen ver schrikt wakker, vloekte zachtjes en liet zich in het water zakken. We zaten vast op de karang. Ik als stuurvrouw voelde me ietwat schuldig en vroeg me af hoe dat nu verder moest, alle maal zee rondom, kustlijn heel in de verte en geen andere boten in zicht. Gelukkig na veel sjorren en duwen kwamen we toch wèer vlot en konden op huis aan, maar ik mocht niet meer sturen. "Waar is je hoedje?" vroeg moeder, toen de heren allang weer vertrokken waren. "O, jéwegvergeten". "Gelukkig maar" dacht ik. Enkele we ken daarna kwam de bestelling van van Dorp binnen. Een groot pak, ge wichtig uitziende boeken, met er bo venop, keurig opgevouwen het linnen hoedje. L. 't H. Tot mijn spijt bezit ik geen foto's van Soerabaja, waar ik van medio 1934 tot medio 1939 woonde, in dienst van de N.V. Handelsvrg. v/h Reiss Co. Met een vergrootte B.M.-er, ook wel 16-meter genoemd naar de zeilopper- vlakte (16 vierkante meter), maakte ik toen straat Grisee onveilig. Op een zondag, of andere vrije dag, was ik van plan naar Grisee te varen; dat leek al heel eenvoudig, want de wind was wel niet sterk, maar wel uit de goede hoek. Wij, (ik had een fok- kemaatse bij mij) voeren prachtig rich ting naar ons doel, met de wind half- ruim, toen mijn opvarende tot de con clusie kwam, dat wij achteruit zeilden. Dat bleek inderdaad het geval te zijn. Toen ik eenmaal twee punten aan bak boord in de peiling hield, zag ik tot mijn verbazing, dat we terugzakten richting Soerabaja. De stroom bleek sterker dan de wind. We hebben Soerabaja nog zeilend kun nen bereiken. Later vernamen we, dat het al vaker gebeurd was, dat zeilers door de stroom WEGGEZET WERDEN, en dan door een marine-vaartuig naar de uitgangshaven teruggesleept wer den! Het is maar een weet H. DEUTEKOM KETABANG H.B.S. De meisjes van klas 1c en 1d, schooljaar 1935-1936. Staande van links naar rechts: Gaby van Angelbeek, Ma ry (of Maggy?) Berg, Suus Dekker, Loes?, Hannie Loeke 't Hooft, Adé?, Sonja v.d. Palm, Betsy Schwantje, Hanneke Spoel, Sri Saraswa- ti, Rest onbekend. 30

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1979 | | pagina 30