Het Oudste Soerabaia door Dr. H. J. de Graaf Surabaya heeft met andere wereldsteden gemeen, dat de kern der stad een eiland in een rivier, de Brantas is. Dat hebben ook Rome met zijn Isola de S. Bartolommeo in de Tiber, Parijs met zijn Isle de France in de Seine, Berlijn met zijn Spree-insel en New York met Manhatten island. Surabaya's kern is een delta-eiland tussen de rivierarmen Kali Mas en Kali Pegirian. Daar zullen zich in zeer oude tijden vissers en handelaren gevestigd hebben. Een goede kaart van dit delta-eiland vinden we in het merkwaardige boek van G. H. von Faber. Er werd een stad geboren, tussen p. 88 en 89. Bovendien was er in de 14e eeuw al een veer, wat de bedrijvigheid op en om het eiland zal bevorderd heb ben. De Rode Brug (Jembatan Merah) ontbrak nog. Veel tani's zullen er toen niet gewoond hebben, omdat het eiland beperkt van omvang was. Die zullen toen westelijk van de Kali Mas en oostelijk van de Kali Pegirian de kost hebben moeten zoeken. Wanneer de stad precies gesticht is, zal wel steeds een geheim blijven. Te genwoordig wensen alle grote Indone sische steden een stichtingsdatum, om niet bij Rome achter te staan, dat nog jaarlijks met een brallende proclamatie haar stichting op 21 april 753 of 754 voor Chr. herdenkt, en ook om op hun stichtingsdag veel ramé-ramé te ma ken, doch ik zie niet in, hoe dit bij Surabaya ooit zal gelukken, gezien de schaarste der geschiedbronnen. Een zeer vroeg gegeven is een Chinees bericht uit 1416, meidendei, dat Sura baya door een 1000-tal families be woond werd, wat dus op een 5000 zielen zou neerkomen. Sommigen hun ner waren zeer rijk, zodat dit zeker geen landbouwers waren. Er waren ook al enige Chinezen, van welke enigen reeds tot de Islam waren overgegaan. Dat is alles, wat ik heb kunnen na speuren. Toen ik in de jaren 1926 en '27 dage lijks met de electrische tram heen en weer moest tussen de boven- en be nedenstad, zag ik onderweg meerma len naambordjes met de straatnaam: Gang Kraton 1, 2 enz. Daar ik destijds nog maar weinig van Indische geschie denis afwist, ook al moest ik er les in geven, riepen deze Gang Kraton's tal van onbeantwoorde vragen op, doch pas jaren later heb ik er meer van be grepen. Misschien zal dit uit het U hierbij aangeboden opstel blijken. In elk geval, hier moet oudtijds het be stuur van stad en gewest gezeteld hebben in een kraton of astana, zoals de plek in de dagen onzer V.O.C. nog genoemd werd, doch zeker niet meer op het eiland. Met deze bestuurszetel zal ook de naam Surabaya gekomen zijn, want deze is stellig niet de oudste. Daarvoor ziet hij er al te "feodaal" uit, zoals men thans wel eens zegt. Misschien was de oorspronkelijke naam wel Ujung Galuh. Gelijk de Hr. von Faber ons in zijn boek (p. 2) verhaalt, wordt de naam Surabaya afgeleid van de combinatie Sara-ing-baya, hetgeen dapper-in-ge- vaar betekent. Dat ziet er nog al krijgs haftig uit voor een handelsstad. Onge twijfeld is deze verklaring heel wat aannemelijker dan die der Portugezen, welke er Segura-Bayia van maakten dus: Veilige baai of haven. Natuurlijk is ook de Javaanse kleine man aan het woord-verklaren gegaan, waartoe hij steeds een sterke neiging heeft, doch aanzien waren gekomen, b.v. door de vestiging van een belangrijke be stuurspost. Zo heette Jakarta vroeger Sunda Kelapa (Chinezen plachten tot voor kort nog wel eens in plaats van Batavia of Betawie, Kelapa te zeggen), doch na 1527 kreeg het zo'n deftige "dubbele naam", Djaja-Karta (bij onze voorvaderen: Jacatra). Hetzelfde was het geval met Prabalingga in de Oost hoek, dat nog in de 17e eeuw meestal Banger werd genoemd. Het zou mij ook niet verbazen, dat mèt de grootse naam Surabaya ook de naam Kali Mas, Gouden Rivier in zwang is geraakt, ook al een opsnijderij, want in de Oost moesson kan die modderrivier gewel dig stinken. Dan lijkt de officiële naam een bespotting. In dezelfde 14e eeuw horen we ook wat meer over Surabaya dan dat er een veerpont heen en weer voer, n.l. een vermelding in het zeldzame boek Naga- rakrtagama, geschreven door de Boe- ly Jyy~- 'V.. Oude kaart van Soerabaia en naaste omgeving uit mei 1677, toen admiraal Speelman de stad veroverde. Het vierkan tje in het midden van de kaart (no. 8) is de kraton, vlak aan de Brantas. Direct daarboven is de aloon aloon. Meer naar rechts tussen de twee rivier armen (Kali Mas en Kali Pe girian) het deltaeiland, waar het eerste begin van de stad ligt. Noordelijk van het delta-eiland ligt de moskee van Ampel, waar de wali Raden Rahmat begraven is. (nu kampong Arab.) Dit was van ouds de vreemdelingenwijk. Zoals men uit de bebouwing op deze oude kaart kan op maken, had de stad reeds in die tijd de langgerekte vorm, zich uitstrekkend langs de rivier, die haar in latere tijden tot heden toe heeft gekenmerkt. Deze kaart wordt op het Haagse Rijksarchief bewaard en een reproductie ervan is te vinden in von Faber's boek "Oud Soerabaia". niet steeds de onmisbare kennis en begaafdheid. Men vertelt een verhaaltje over een soero (haai) en een bojo (krokodil), die om het hardst zouden gevochten hebben, waardoor de Gou den Rivier er bloedrood kwam uit te zien. Vandaar de naam van de latere brug "Djembatan Merah", (Rode Brug). Natuurlijk hebben sommigen dit sprookje ook historisch trachten te verklaren, maar dit bevredigde mij niet erg. Want ook al prijken de twee on gure beesten in het stadswapen (zil ver op azuur) en al wordt de grote havenstad ook wel Krokodillenstad ge noemd, het verhaal van de beide on dieren is en blijft een sprookje, een poging tot woordverklaring of etymo logie, zoals de Javanen er zo veel hebben. Veel eerder zou ik "Surabaya" als een "opsnijdersnaam" willen beschouwen, die de oude Javanen aan hun kota's plachten te geven, wanneer deze tot ddhistische prelaat Prapantsja. Hier in komt een beschrijving voor van het hof van de oppervorst Hayam Wuruk te Majapait. In de 5e strofe van de 17e zang wordt vermeld: "Wanneer de Vorst in Janggala is, houdt hij steeds hof te Surabhaya, vanwaar hij de reis voortzet". Janggala (vgl. het Voor-In dische jungle rimboe) omvatte eer tijds de regentschappen Surabaya en Sidoarjo. Men kan zich moeilijk voor stellen, dat de Majapahitse oppervorst met zijn ganse hofhouding in een een voudige kampong of zelfs in een aan zienlijker koopmanshuis werd onder gebracht. In die zelfde tijd komt een zekere Lembu Sura van Surabaya voor, die blijkbaar van zeer goede familie is, want hij draagt een heel deftige, z.g. heraldische naam, die afgeleid is van een dier, een koe of rund. In de volgende, vijftiende eeuw heeft Surabaya blijkbaar nog een eigen, 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1979 | | pagina 5