zelfstandig hoofd te missen. Wij ont
moeten dan een zekere arja Séna van
Terung, die het ambt van petjat tanda
bekleedt, d.i.: toezichthouder op
markten en havens. De naam Séna is
wat aan de korte kant, en zal daarom
wel tot Sénapati, legeraanvoerder die
nen te worden aangevuld.
Mogelijk bekleedt hij dezelfde functie
als een in 1515 optredende figuur, ie
mand van eenvoudige afkomst, die
door de Portugese reiziger Tomé Pi-
res in zijn boek Suma Oriental de
pate van Bubat wordt genoemd. Bubat
is de rivierhaven van Majapait, aan
de Brantas gelegen. Later kende de
rijksbestuurder van de Hindoe-Javaan
se oppervorst hem een fraaie titel toe,
die de Portugees weergeeft met "Ju-
rupa Galacam Imteram", waarin mijn
vriend dr. Th. Pigeaud "Surapati Ngala
ga ing Terung" meent te lezen, wat Pi-
res weergeeft met "uitmuntend krijgs
man". Behalve over Bubat en Terung
heeft deze hoge ambtenaar ook over
Surabaya zeggenschap, zodat men hem
kan beschouwen als een aanzienlijke,
die voor de Hindoe-Javaanse opper
vorst toezicht hield op de beneden
stroomse havensteden aan de Bran-
tasrivier. Een echt zelfstandig optre
dend hoog ambtenaar kende Surabaya
destijds nog niet. Was de stad daar
voor nog te klein?
Wij zullen zien, dat het nabijgelegen
Gresik een veel belangrijker haven
plaats was, zeker nog in de 16e eeuw,
misschien ook nog in het begin der
zeventiende. Merkwaardig is ook, dat
deze hoge rivierambtenaar niet naar
Surabaya heet, doch naar Terung ge
noemd wordt, ook in de overlevering.
Stond daar zijn ambtswoning?
Toch zou het vreemd zijn, als hij ook
in Surabaya geen waardig verblijf had
bezeten. Op een oude kaart uit het
jaar 1677, bewaard op het Haagse
Rijksarchief, voorstellende Surabaya
en naaste omgeving - Von Faber heeft
hem in zijn boek Oud Soerabaia op blz.
11 gereproduceerd - vindt men aange
geven: "Een out Herbou van de tijden
van den ouden Pangeran, vóór den
tijdt, eer het onder de gehoorsaamheyt
van den Sousouhounan is gekomen"
(dus vóór 1625). Mogelijk is het echter
nog wel ouder. Dit oude gebouw ligt
nl. vlak aan de Brantas, rechtstreeks
tegenover het oudste Surabaya op
het delta-eiland. Van hieruit kon de
Majapaitse ambtenaar dus gemakkelijk
toezicht op de handelaren en hun be
drijf uitoefenen, zonder zich onder hen
te mengen. Afstand moet er zijn! Deze
bestuurswoning kan men zich natuurlijk
versterkt denken, wat de naam "Dap-
per-in-gevaar" op natuurlijke wijze zou
kunnen verklaren. Rijke koopmans-
schatten trekken immers rondzwerven
de zeerovers aan.
Behalve de handelswijk op het delta
eiland en het bestuurscentrum weste
lijk daarvan ontstond er nog een derde
wijk, die in het oude Surabaya een
grote rol zou spelen, t.w. de wijk
Ngampèl Denta. Dit is ongetwijfeld een
oud-inheemse benaming, want ampèl
betekent bamboe en Denta ivoor of
ivoorblank. Deze buurt heet dus, zoals
dit bij veel Javaanse dorpen of ge
huchten het geval is, naar een boom
of plant.
Dit Ngampèl-Denta, gelegen ten noor
den van de oudste vestiging op het
delta-eiland, moet van ouds de vreem-
delingenwijk geweest zijn. Vreemde
kooplieden zullen zich daar op het aan
geslibde land vlak bij het water van
rivier en zee hebben gevestigd. Be
halve een kampong Tjina vindt men er
de kampong Arab of Arabische kamp.
Nog steeds draagt deze wijk een
hoogst eigenaardig karakter. Dr. Hen
drik Kraemer, die heel wat van de
Oosterse wereld gezien had, vond het
een der meest typische stukjes Oosten,
dat men in de Archipel kon aantreffen.
Bij een bezoek op vrijdagmiddag 12
uur trof mij dit bijzonder. Wanneer het
De moskee van Ampel in de Arabische
kamp met minaret en poort in Javaanse stijl.
geluid van de bedoeg of gebedstrom
de gelovigen naar de moskee riep tot
het gebed, was het er een drukte van
belang. Daar heeft ook een der oudste
en grootste wali's of Islampredikers
van Java gewoond, radèn Rahmat. Niet
dat hij er de eerste Mohammedaan zou
zijn geweest. Er moet al een gemeente
van vrome Moslimse kooplui hebben
bestaan, waartussen deze godsdienst
leraar zich vestigde om er jong en oud
in de geloofsleer te onderwijzen.
Wie was nu deze radèn Rahmat van
Ampèl Denta? Volgens de Javaanse
overlevering kwam hij uit Tjempa, dat
wij in het huidige Vietnam hebben te
zoeken. Toch was radèn Rahmat geen
echte Vietnamees. Zijn vader was een
Arabier, die met een Vietnamese ge
trouwd was. Zijn tante was de ver
maarde putri Tjempa, de gemalin van
de Majapaitse oppervorst. Zij overleed
in 1448 en haar Moslims graf wordt
nog op het terrein van de hoofdstad
aangewezen. Deze dame, die niet tot
de Hindoe-godsdienst was overgegaan,
had haar neef radèn Rahmat en diens
oudere broeder naar Java laten over
komen.
Laatstgenoemde vestigde zich in Gre
sik, dat toen Surabaya als handels
plaats overtrof, terwijl radèn Rahmat
in de wijk Ampèl-Denta ging wonen.
Daar werd hij door de reeds vermelde
arja Séna, petjat tanda van Terung, tot
imam der moskee van Ampèl-Denta
aangesteld. Hij werd dus de voorgan
ger in het "gebed" der Moslimse ge
meente, een belangrijke post. Uit het
feit, dat een moskee-ambtenaar door
een dienaar van de Hindoe-Javaanse
oppervorst werd aangesteld, kan men
de slotsom trekken, dat de verhouding
tussen Islamieten en ongelovigen des
tijds niet zo slecht was. Trouwens,
reeds in de 14e eeuw trof men in de
Noord-Javaanse havensteden tal van
Moslims aan.
De moskee van Ampèl zal dus wel
vóór de komst van radèn Rahmat be
staan hebben. Zij is zeker een der
oudste van Java. Toen ik pas in Indië
was, heb ik haar bezocht, doch ik was
destijds nog te onervaren in Moslimse
zaken, om op te merken wat mijn
vriend dr. Pigeaud wel opviel, nl. dat
deze Surabayase moskee verdiepingen
bezat. De enige andere moskee met
verdiepingen door mij bezocht, is de
moskee van Demak, welke van 1478
dateert. Zelfs nadat beide moskeeën
grondig verbouwd zijn, de Demakse in
1843 en de Surabayase in 1870 -'72,
zijn deze verdiepingen in de vernieuw
de gebedshuizen gehandhaafd. Ook
de vroegere moskee van Japara, die
uit het tweede kwart der 16e eeuw
dateert, had waarschijnlijk verdiepin
gen, doch helaas bestaat deze Japara-
se moskee niet meer. Wij kennen haar
slechts uit een Nederlandse gravure
uit omstreeks 1660, doch in de vorige
eeuw moet zij gesloopt zijn. Alle drie
waren dus z.g. toren-moskeeën. De
bovenverdiepingen zullen voor het ge
ven van godsdienstlessen gebezigd
zijn.
Bovendien hadden deze drie mesigits
nog iets gemeenschappelijks: ze lagen
alle drie vroeger in het water, net als
nu nog de Vorstenlandse moskeeën.
Die grachten vindt men er nu niet
meer, doch ds. Valentijn, die in 1706
Surabaya bezocht, trof er nog zo'n
singel om de moskee aan, wat hij in
het vierde deel van zijn Oud en Nieuw
Oost-lndiën beschrijft (blz. 158). Hij
moest nl. over een "kleen bruggetje
heen". Verder was de moskee bereik
baar door een grote poort, in Javaan
se stijl, zoals er vroeger ook een in
Japara stond. Doch niet enkel het
moskeeplein is door een poort afge
sloten, ook de ganse wijk, die thans
de Arabische heet, schijnt poorten ge
had te hebben, waarvan er nog een
enkele overeind staat. Zo werd het
zeer bijzondere van dit stadsdeel en
zijn bewoners nog door de stadsaan-
leg onderstreept. Die poorten zien er
uit als oud-Javaanse poortgebouwen,
gelijk men die ook elders in Surabaya
bij begraafplaatsen en dgl. kan aantref
fen, zij het heel wat kleiner. Over dit
soort bouwkunst, die op de Hindoe-
(lees verder volgende pagina)