DE ROEMER VISSER VEREENIGING TE SOERABAIA
Deze vereniging was een sociale in
stelling, die zich te Soerabaia manifes
teerde in een tehuis voor werkende
jonge vrouwen en schoolmeisjes. Deze
laatsten waren voornamelijk meisjes
uit de buitenbezittingen en enkele uit
de cultures. Het tehuis was een groot
oud-Indisch gebouw aan de kali Bran-
tas in Plampitan, had twee toegangs
poorten met een cirkelvormige oprij
laan. Twee hoge trappen voerden je
naar de brede voorgalerij. Daar zat
aan het zitje rechts de directrice,
Mevrouw Wenthe.
Een lieve ouderwets-beschaafde zilver-
grijsharige dame. Zij sliep in het hoofd
gebouw met de schoolmeisjes onder
haar directe hoede, verdeeld over de
kamers links en rechts van de grote
binnengalerij. In de T vormige achter
galerij was de eetzaal ondergebracht,
waar in het achterste gedeelte weer
een zaal was, waar werkende jonge
dames sliepen. Die huisden ook in de
rechtervleugel aan de voorkant, met
aan de achterkant de bijgebouwen.
Links van het hoofdgebouw was ook
een vleugel waarvan het voorste deel
nieuw bijgebouwd was met een ver
dieping er op. In die linkervleugel huis
den ook werkende jongedames, zowel
boven als beneden.
In het zaaltje aan de voorkant was een
naai-atelier ondergebracht, waar twee
maal in de week eenvoudige Indische
dames, als een soort huisnaaister te
gen een klein loon naaiwerk verricht
ten, dat hun door een leidster verstrekt
werd.
Als kostgeld betaalde je een bepaald
lieden hem aanboden, betastte hij
zorgvuldig met de vingers, alvorens
ze onder zijn haremvrouwen te ver
delen. Hij zelf, of een zijner voorgan
gers zal omstreeks 1575 ook rondom
de stad een hoge muur, voorzien van
bastions, gebouwd hebben, want vanuit
Mataram dreigde een toenemend ge
vaar. Toch kapituleerde het trotse Su
rabaya in 1625. Nog geen 80 jaar had
het rijk van Surabaya bestaan, van
1546 tot 1625. De edelmoedige over
winnaar, nu bekend als sultan Agung
van Mataram, verwoestte de stad niet.
De zoon van de Surabayase vorst,
pangéran Pekik (de Schone) moest in
ballingschap mee naar Mataram, doch
mocht daar met een zuster van sultan
Agung trouwen. De beschaafde Sura-
bayaan verbreidde enige cultuur in
het nog vrij ruwe Mataram. Zo poogde
de grote Mataramse vorst de tegen
stelling Mataram - Surabaya, Midden-
en Oost-Java te verzoenen, o.m. door
een huwelijk.
Maar helemaal gelukt is het nooit.
Er bestaat nog een o.ud Chinees ver
haal, dat zich in het Surabayase af
speelt, doch hierbij gaat het minder
om mensen, dan om dieren.
Volgens de Chinezen zou er aan de
mond van de rivier de Brantas een
percentage van je verdienste. Hoe het
voor de schoolmeisjes geregeld was,
weet ik niet. De werkende jongedames
bewoonden met z'n beiden één kamer
met vaste wastafel en een zitje voor
elke kamer. Je was vrij in je doen en
laten, maar allen moesten om 10 uur
's avonds binnen zijn, verloofd of niet
verloofd. De hekken gingen op slot en
de voordeur ook. Alleen zaterdags
werd dat verschoven tot 12 uur.
De schoolmeisjes waren meest leer
lingen van de huishoudschool. Twee
bezochten de HBS en twee de kweek
school. De werkende meisjes uit de
rechter- en achtervleugel waren meest
telefonisten en kantoormeisjes en die
van de linkervleugel beneden ook.
De bovenverdieping herbergde BPM-
meisjes en onderwijzeresjes van de
huishoudschool, Fröbelschool en lage
re school.
Voor de schoolmeisjes was het een
soort kostschool. Zij aten met de di
rectrice aan één lange tafel. Wij, wer
kenden, aan kleine tafels met z'n vie
ren of zessen. De schoolmeisjes dron
ken ook thee met de directrice op de
voorgalerij, terwijl wij dat op ons zitje
geserveerd kregen. Het was niet
streng, wel ordelijk en netjes. Zo mocht
eiland liggen, dat oudtijds door apen
met lange staarten bewoond werd, dus
wel geen mensapen. Een zwart, oud
mannetje speelde er de baas over en
hij werd altijd door een oude vrouw,
een homo sapiens, vergezeld, dus geen
apenwijfje.
Wanneer een Javaanse vrouw kinder
loos bleef, begaf zij zich met een rijk
offer naar het genoemde eiland. Die
offerande bestond uit wijn, vruchten,
rijst, koekjes enz. Als de oude aap in
een goede stemming verkeerde, ac
cepteerde hij het geschenk, nam er iets
van en liet over de rest van zijn andere
apen met elkander vechten. Waren
ze verzadigd, dan moesten twee apen,
een mannetje en een wijfje naar voren
komen en met elkander paren. De
huiswaarts kerende Javaanse vrouw
werd dan dadelijk zwanger.
Weigerde de oude mannetjesaap het
geschenk, dan kon de Javaanse er
zeker van zijn, dat zij nooit kinderen
zou krijgen.
Dit verhaal moet wel heel oud zijn,
want in een historie uit de T'ang-dy-
nastie (618-907) wordt verhaald, dat
er eens een volkstam bestond, die 500
leden telde. Zij waren allen even
slecht. Eens kwam er een Boedhis-
tisch priester langs, die hen met to
er zondags nooit een toekang djoewa-
lan of tenongmeid binnen komen. Al
leen de loempia Semarang-vent mocht
binnen de hekken op het zij-erf. Dat
er toch gesnoept werd, is vanzelfspre
kend. Maar dan stiekem binnenkamers
en getitipt bij de baboe, die je kamer
schoonhield en de was deed. Vooral
de telefonistes, die wisseldiensten had
den, ontbeten liever met nasi petjel of
zo, dan met brood. Om tegemoet te
komen aan onze snoeplust, liet Me
vrouw Wenthe voor zondags elf uur
roedjak manis of iets dergelijks maken,
wat zeer geapprecieerd werd.
In de korte tijd, dat ik er woonde, or
ganiseerde zij zelfs een feest. Dat
was met Kerst. De meisjes, die niet
naar huis, of uit logeren waren, moch
ten een gast nodigen. De binnengalerij
werd vrij gemaakt. De voorgalerij ook,
de stoelen aan de kant en op gram-
mofoonmuziek werd er gedanst.
Hoewel het leven daar toch ordelijk en
fatsoenlijk was, werd er door som
mige mensen toch op neer gekeken.
Waarom weet ik niet. Wel weet ik, dat
er één keer een onderwijzeres uit Ba
tavia kwam. Ze was aan een Christe
lijke lagere school te Soerabaia ge
plaatst en had in de RW via kennissen
een kamer besproken. Toen ze er een
tijdje woonde, vond de dominee nota-
bene, dat ze er beter aan deed ander
onderdak te zoeken, want dit was toch
niets voor haar.
Zelf ben ik verhuisd, toen mijn zuster
en zwager terug kwamen van Europees
verlof en ik weer bij hen introk. Me
vrouw Wenthe was toen al overleden
en werd Mevrouw Klein directrice.
E. OTTENHOFF-INTVELD
verkracht toesprak. Daarna nam hij zijn
mond vol water en spuwde dit over
de boosdoeners (sters) uit, met het
gevolg, dat zij allen apen werden.
Slechts één vrouw, die blijkbaar braaf
geweest was, werd niet veranderd en
bleef op dezelfde plaats wonen. Voor
bij varende kooplui en inboorlingen
offeren steeds rijst, vruchten en an
dere eetwaren aan deze apenkolonie.
Laten zij dit na, dan overkomt hun
onheil. Er kan natuurlijk een histo
rische kern in dit verhaal schuilen.
Heilig geachte apenkolonies zijn niet
zo zeldzaam en dat een oude aap over
zo'n troep de baas speelt, is zeer ge
bruikelijk. De rest is echter boven
natuurlijk.
Bovendien kreeg ik van dr. Pigeaud
telefonisch bericht, dat hij lang ge
leden op het eiland Madura zo'n apen
kolonie had bezocht. Het eiland aan de
mond van de Brantas zou dan het
grote eiland Madura kunnen wezen,
dat niet zo gering van omvang is.
Trouwens ook elders treft men zulke
"heilige" apenkolonies aan, wier leden
hondsbrutaal zijn, b.v. te Wendit bij
Malang, op Bali en ook in Kedu. Zij
worden ontzien en krijgen volop te
eten. Deze instellingen moeten wel
héél oud zijn.
8