een beginnen. Het was in het begin
moeilijk om de juiste verhouding tus
sen crêpe rubber en petroleum te vin
den. Was de lijm te dun dan plakte hij
slecht, was hij te dik dan was er he
lemaal niet mee te werken omdat het
moeilijk was dit uit te smeren over de
grote vellen rubber waar je mee moest
werken. Dit rubber bestond uit vellen
crêpe en sheet, woorden die ik al
meer heb gebruikt, maar waarvan ik
nog niet heb uitgelegd wat ze beteke
nen. Crêpe is geel en wat sponsachtig
in aanvoelen. De vellen waren onge
veer 30 cm breed en waren zig-zag
opgevouwen in stukken van, dacht ik,
zestig tot zeventig cm.
Sheetrubber zag er bruin uit en was
door walsen gegaan waarvan je de
afdrukken nog duidelijk zag. In tegen
stelling tot crêpe hadden ze een grote
elasticiteit. De vellen waren ongeveer
80 x 80 cm en middendoor gevouwen.
Een groot aantal van deze vellen was
in de fabriek onder grote druk op el
kaar geperst en dan verpakt in een
soort tikar. Het geheel had de vorm
van een blok met min of meer afge
ronde hoeken. Het rubber moest re
gelmatig worden opgehaald door de
jongens van de schoenmakerij. Het
transport geschiedde met de zo be
kende KNIL-fouragewagentjes. De
plaats waar de balen werden afge
haald herinner ik me niet meer zo
goed maar lag, dacht ik, in de om
geving Lengkongweg/Grote Postweg.
Vaak in de looppas gingen we er met
de lege wagens naar toe. De jongens
die dan in de wagens stonden (er
werd regelmatig gewisseld) voelden
zich soms als de Romeinse veldheren
op hun strijdwagen.
Rubber en petroleum werden, meen ik,
door bemiddeling van de Japanse au
toriteiten geleverd.
Aan het einde van de werkdag, om
half vijf dus, werden twee jongens bij
toerbeurt aangewezen om "sheet te
trekken". Dit was een heel vervelend
karwei, omdat de vellen zo stevig op
elkaar waren geperst, dat je bij het
van elkaar trekken je nagelriemen vaak
beschadigde of er zelfs ontvellingen
waren. Jellema stond daarna klaar met
een flesje jodium. De kreten die dan
geslaakt werden zijn hier niet voor
herhaling vatbaar. Soms moest je voor
straf sheet trekken, bijvoorbeeld als je
met een strip sheet naar iemand had
geschoten, bijv. om zijn lijmpotje om
ver te schieten en Jellema dit toevallig
zag.
Nu dan het werk, het maken van de
schoenen. Dit bestond, zoals boven
reeds vermeld uit drie gedeelten, na
melijk zolen en hakken, bovenwerk en
afwerken. Bij toerbeurt kreeg je ver
schillende opdrachten toegewezen.
Het maken van zolen en hakken ging
als volgt. Je moest beginnen de vellen
sheet en crêpe op elkaar te lijmen, om
en om twee vellen, in totaal dus vier
vellen. De breedte van zo'n vel moest
iets langer zijn dan de lengte van de
te maken zool. De lengte nam je zo
lang mogelijk omdat je hieruit zo veel
mogelijk zolen kon halen. Er werd na
melijk niet opgegeven hoeveel paar
je moest maken. Extra materiaal kon
opgevraagd worden. Na aldus een
baan te hebben verkregen bestaande
uit vier aan elkaar gelijmde lagen druk
te je het geheel met een handpers
goed op elkaar. Daarna bewerkte je
met een hamer de baan zodanig dat
het gehele oppervlak goed aan elkaar
kleefde. Sommige jongens sloegen
deze bewerking over, omdat ze ervan
overtuigd waren dat de handeling met
de handpers voldoende was. Nu volg
de het tekenen van de zolen. Dit was
betrekkelijk simpel. Er waren karton
nen mallen. Je trok op het crêpe met
inkt en een kroontjespen de vorm van
de mal na. Daarna draaide je de mal
om, maar tevens de richting van de
neus over 180°, zodat je per paar zo
min mogelijk materiaalverlies had. Niet
de totale oppervlakte kon je bestem
men voor zolen, de hakken moesten
Tante Truus en Paatje
er ook nog bij. Meestal werd driekwart
van de baan voor zolen genomen en
de rest voor de hakken. Was het te
kenen gebeurd dan kwam het zwaar
ste werk, het uitknippen van de zolen.
Blaren en later eelt op duim, wijs- en
middelvinger waren normaal. Waren
alle zolen geknipt dan nam je van de
rest van de baan een stuk ter lengte
van de haklengte, gemeten van hiel,
richting teen. Op deze strook werden
de zolen geplakt. Daarna begon het
knippen opnieuw. Ideaal was het als
hak en zool zo waren geknipt dat ze
één geheel vormden, gezien van bo
ven naar beneden. Dit is bijv. te ver
gelijken met een spekkoek die lood
recht doormidden wordt gesneden. Als
zool en hak aan elkaar waren geplakt,
was er nog een laatste bewerking no
dig. Met een scherp mesje, gedom
peld in zeepwater werd de hak schuin
afgesneden. Voorkomen moest worden
dat er te diep werd gesneden, waar
door de zool werd beschadigd. Het
zeepwater diende ter vermindering van
de wrijving tussen rubber en metaal.
Nu het bovenwerk. Dit werk was veel
lichter. De vellen bestaan uit één laag
crêpe en één laag sheet. Er was een
keus uit vier of vijf modellen. Sommi
ge daarvan waren bewerkelijker dan
andere. Er waren modellen bij met een
gesp. Deze metalen gespen maakten
wij niet zelf. Wie ze leverden weet ik
niet.
Dan hadden we nog het in elkaar zet
ten van de schoenen, het afwerken.
Ogenschijnlijk gemakkelijk. Je moest
echter wel feeling hebben voor de
hoogte van de normale wreef. Leesten
waren er namelijk niet. Als het boven
werk op de rand van hak en zool was
geplakt moest dat deel van de
zool/hak dat nog niet beplakt was,
worden opgevuld door restantjes van
het bovenwerk. Als dit was gebeurd
werd de gehele zool/hak omtrek af
gebiesd met een strip van extra dik
crêpe rubber.
En wat werd nu verdiend met dit werk?
Het maken van zolen/hakken of van
bovenwerk vanaf de kleinste maat (22,
maar dit kwam vrijwel nooit voor, be
neden maat 33 werd zo goed als nooit
gemaakt) tot en met maat 34 tien cent
per paar, daar boven vijftien cent per
paar. Het afwerken per paar t/m maat
34 leverde vijftien cent per paar op,
daarboven twintig cent per paar. Een
vetpot was het dus niet. Je kon 7,50
tot 10,per week verdienen, maar
dan moest wel flink worden doorge
werkt. De werktijden waren wel van
negen tot half vijf en 's zaterdags tot
één uur, maar met opruimen en sheet
trekken was het al gauw een half uur
tot drie kwartier later geworden. Werk
dat na vier uur klaar kwam werd pas
de volgende dag gecontroleerd. Dit
controleren was altijd een spannend
moment. Hoeveel paar, vooral zolen/
hakken werd afgekeurd? Dat mocht in
het begin na reparatie direkt voor een
tweede controle worden aangeboden,
later niet meer. Controle vond voor
namelijk plaats op het plakken. Wat
tot en met vrijdag klaar en goedge
keurd was werd zaterdag uitbetaald.
Onze lunchpauze was, meen ik, een
half uur. Bij mijn vorige werkgever, de
chinees met zijn biscuit inpakkerij, a-
ten we de lunch, meestal (koude) rijst
met wat toespijs, soms klefferig brood,
in onze werkruimte op. Daarna ging
je, naar behoefte, naar buiten. Bij de
schoenmakerij moest je naar buiten.
Daar was een toekang kopi die ook
koekjes verkocht. Hij had een aantal
kleine krukjes waar je op kon zitten,
mits je wat bij hem bestelde. Degenen
die niet meer konden zitten aten ge
hurkt hun etenspannetje leeg. De 's-
morgens nog warme rijst en sajoer die
je meenam van huis was natuurlijk
koud geworden. Om het geheel niet
een brij te laten worden nam ik de
sajoer in een afsluitbaar blikje mee,
wat in een met rijst en droge toespijs
gevulde rantang geplaatst werd. Dek
sel op rantangbakje. Hier omheen een
keukendoek die dan om je fietsstuur
werd geknoopt. Lepel tussen doek en
rantang en klaar was kees. Een hele
dag zonder drinken ging niet. Water
(lees herder volgende pagina onderaan)
9