DEMONSTRATIE VOOR HET FRANSE CONSULAAT
TE BATAVIA, 22 JUN11940
10
In mei 1940 werk ik als landbouwkundig adviseur bij de Maatschappij ter Exploi
tatie van de Pamanoekan- Tjiasemlanden, eigendom van de Anglo-Dutch Plan
tations of Java Ltd. London, een maatschappij met een aantal "thuis'Manden,
gegroepeerd om het plaatsje Soebang, West-Java, en een aantal "buiten"-landen,
die over Midden en West-Java verspreid liggen.
Juist vóór het bekend worden van de Duitse inval in het lieve Vaderland wordt
mij opgedragen een onderzoek te verrichten naar de bestrijding van een schim
melziekte van rubber en thee op één van deze buitenlanden.
Ik ben dolblij met deze vererende op
dracht (zie boven), ga geheel op in mijn
werk. Vergeet ik het wereldgebeuren?
Dat zou onmogelijk zijn, want een ieder
heeft er de mond van vol. Ontzettend,
welk een rampen voltrekken zich aan
ons oud en schijnbaar afgeleefd Eu
ropa!
14 Mei: doorbraak van de Duitse tanks
bij Sedan. Waarom is de Maginot-
Inie niet verder langs de Maas in Bel
gië doorgetrokken?
28 Mei: capitulatie van het Belgische
leger. Leopold gevangen.
4 Juni: Duinkerken, "de glorieuse te
rugtocht". Die Engelsen zijn toch
meesters in het vergulden van bittere
pillen!
10 Juni Mussolini verklaart Frankrijk
de oorlog; een daad getuigend van
ware Romeinse heldenmoed.
Voor ons zijn dit even zovele moker
slagen op het moede hoofd.
Medio juni ben ik terug in het Soe-
bangse om rapport uit te brengen aan
de hoge heren.
Het weekend mag ik doorbrengen bij
mijn oude sobat G. L., ongeëvenaard
kenner zowel van de Soendanees, taal
én adat, als van de theecultuur en ten
slotte een fijnzinnig en innemend mens.
Heel de dag zwerven wij door zijn
model theetuinen en praten de avond
vol. "Eén moment! Laten wij even naar
het nieuws luisteren".
Ook dit keer kan de Nirom ons niets
opwekkends meedelen. De Hunnen-
horde is nog steeds niet in zijn on
heil zaaiende opmars gestuit. Het lieve
vaderland onder de voet gelopen - de
weerstand van België gebroken - En
geland uitgeschakeld.
Aller hoop is daarom op het strijdend
Frankrijk gevestigd. In afwijking van
onze gewoonte beluisteren wij de lita
nie van Jobstijdingen tot het einde toe,
drinken de beker met gal tot de laatste
druppel. Hé, daar is de stem van de
omroeper weer.
Haastig klinkt het: "Een oproep! Wij
willen onze sympathie betuigen met de
laatsten die strijd voeren tegen het
Nazidom. Morgenavond demonstratie
voor het Franse Consulaat. Wij reke
nen op Uw komst!"
Dit verzoek wordt gericht aan alle luis
teraars. Dus ook aan mij. Ik demon
streren? Ja, en waarom niet? Het gaat
immers om Frankrijk! Heb ik niet ja
renlang gezworen bij taal, cultuur en
zelfs bij volk, heb ik mijn hart niet ver
pand aan Provence en Languedoc, ben
ik niet een luchthartig zwerver, een
betrouwbare boerenknecht en toege
wijd grondwerker geweest in dat land
van melk en honing, dat de Gironde
heet? Waar ter wereld leek mij het
leven zó zeer waard geleefd te worden?
Hier past geen weifeling: Ik doe mee,
tenminste - tenminste, als ik er in slaag
de te verwachten barrières te nemen.
"A demonstration! But what for? What
is the use?" Het valt niet mee mijn
onaandoenlijke Britse baas te overtui
gen van het nut van deze betoging. En
toch is dit wenselijk, om niet te zeggen
noodzakelijk. Wil ik namelijk tijdig op
het Koningsplein arriveren, dan moet
ik vroeg in de middag van Soebang
vertrekken. Diensturen dienen verant
woord te worden. Dus ook deze. Sanc
tie van hogerhand is daarom vereist.
Albion, hoe perfide ook, toont zich -
zijn gewoonte getrouw - inschikkelijk,
al blijft de motivering voor een derge
lijke buitenissige aanvraag duister en
onbegrepen en lijkt de zaak zelfs iet
wat verdacht.
Busverbinding of eigen auto: tida ada.
Ergo moet ik voor mijn transport bij
mijn werkgever aankloppen. Die be
schikt over een uitgebreid wagenpark,
bestemd alleréérst voor het maken van
dienstreizen, maar óók ten behoeve
van verhuur aan zijn employé's. De be
heerder van onze maatschappij-gara
ge komt met een verrassende mede
deling: "Je bent niet de enige. De rest
is al bezig met het maken van span
doeken." Ik sta verstomd. Wie had dat
in onze op-Engeland-ingestelde samen
leving voor mogelijk gehouden?
Ik tel zowaar minstens een dozijn me
de-demonstranten. Zij leggen de laat
ste hand aan onze attributen; onze na
tionale driekleur en een tricolore van
indrukwekkende afmetingen. Ook het
spandoek ligt klaar. Daar staat het met
koeieletters: Le salut de la France est
Ie nötreen ga zo maar verder.
Leuzen, die ons nu snorkend in de
oren klinken, maar op dat moment onze
volle instemming genoten, ja, ons
schier ontroerden. Waren zij ons niet
uit het hart gegrepen?
Mijn geestverwanten, wie waren dat?
Natuurlijk, dat had ik moeten beden
ken, dat ook Jan van de partij zou zijn.
Zijn vrouw was immers une bordelaise.
Mevrouw V. M., onze dochter uit Vlaan-
derenland, kijk hoe in haar ogen de
Gallische gloed licht. Dat die niet op
het appèl wil ontbreken, is vanzelf
sprekend. Hé, ook de C's! "Ik wist ab
soluut niet, dat jullie je ook aan Fran
krijk gebonden voelen. Zo, zo, hebben
jullie in Marseille gewoond."
Tijdens de rit vergeten wij het onheil,
dat alom dreigt en de rampen, die
zich daar in het verre Europa aan onze
bondgenoten voltrekken. De stemming
onder ons, demonstranten, is haast uit
gelaten. Wij zijn terug in het Quartier
Latin. Of ik dat wit-Russisch restaurant
in de rue Royer Collard ken? Nou en
of! Ja, die wijnboeren in de Haut-Mé-
doc; geen marchands de tapis. Nee,
echte grands seigneurs! Wat moet dat
fantastisch zijn geweest zo'n eigen
chrysantenkwekerijtje boven Nice te
bezitten!
Bij het laatste licht rijden wij Batavia
binnen. Als wij het Koningsplein nade
ren, is het nacht. Mijn hemel, wat een
massa mensen; wat een geweldige
stoet! Hele scholen staan reeds op
gesteld. Bezige paters leiden nieuwe
drommen kinderen naar hun plaats.
Wij sluiten ons aan en voelen ons met
een gevolgd door vele, vele anderen.
Alles verloopt heel rustig en ordelijk.
Ons aantal valt niet te schatten, want
in het halfduister van de straatverlich
ting kan ik noch de kop, noch de staart
van deze slang onderscheiden.
Nu komt er beweging in de drommen.
Eerst schuifelen, dan stappen wij met
ontvouwen spandoeken en hoog ge
heven vlaggen langs de haag van toe
kijkers. Hoor! In de verte klinkt ge
druis, gezang, brokstukken van de
Marseillaise. Daar buigen wij een erf
op en ontwaren een fagade, waarvan
stijl en afmetingen geheel passen bij
dit koninklijk Koningsplein: le Consu-
lat Général de France, aan vóór- en
zijgevels geheel donker, in tegenstel
ling tot de gaanderij aan de achterzijde,
die in het licht van vele lampen baadt.
Het lijkt een toneel, waar felle schijn-
werpes op gericht zijn en waar wij,
honderden, misschien duizenden, langs
geleid worden.
Centraal, tussen de middelste zuilen, in
uniform een kleine gezette figuur. De
driekleurige sjerp "en bandoulière".
Légion d'honneur en andere ordeteke
nen op de brede borst. Stram in de
houding. Saluerend, telkens als een
vlag passeert. Achter hem en terzijde
een halve kring van gasten met hun
dames. Ik herken Van der Hoek, Gou
verneur van West-Java, en mr. J. A.
Jonkman, voorzitter van de Volksraad.
Wij naderen, lopen nu voor het bordes
en roepen "Vive la France", al zwaai
end met onze armen. Het grote moment
is aangebroken en is voorbij, aleer wij
het beseffen. Een flits: niet langer duurt
het, opgedrongen als wij worden door
de velen achter ons. Maar het is ge
noeg om te geven, wat wij te geven
hebben: een blijk van sympathie, van
medeleven en lotsverbondenheid.
En hoe werd dit alles ontvangen? Ge
zichten, waarop de ontroering te lezen
staat. Erger; tranen, tranen biggelden
langs de wangen van die vertegenwoor
diger van la République Frangaise.
(lees verder volgende pagina onderaan)