En alles kwam weer boven
door Martin van Kuppeveld
We waren net binnen uit Singapore en werden met de wagen naar het Matsudei-
ra-hotel gebracht. In Tokyo hadden we een stop van een paar dagen. Ik besloot
beneden in de bar nog even een biertje te drinken. De Japanner naast me op de
kruk had al een paar glaasjes genoten.
"Amerikaan", vroeg hij. "Nee, Hollander".
"Ha", zei de man "Americano no good. Hollander very good".
Toen was hij weer stil; ik begreep dat hij de volgende zin aan 't construeren was
en wachtte.
"You like Japan? U voor de eerste maal hier?"
"Ik kom elke paar maanden hier en Japan vind ik prachtig".
Hij grijnsde breed, het deed hem zichtbaar goed.
"U houdt van de Japanners?"
Ik nam hem eens op. Het had een militair kunnen zijn. "Ik heb de Japanners leren
kennen toen ik negen jaar oud was", antwoordde ik en dronk mijn bier leeg.
"Het was not so good".
Zijn sigaret was uitgegaan en ik gaf hem een vuurtje.
"Arigato, thank you", boog hij. Hij wist met mijn antwoord niet goed raad. "Hebt
u hier dan gewoond vroeger?" Ik keek hem aan, zijn gezicht deed mij iets. "Nee,
ik heb vroeger in Indonesië gewoond. Toen heette dat nog Nederlands-lndië.
Ik ben daar door de Japanners in een kamp gezet. Met mijn moeder. En met mijn
broertjes. Het was not so good".
Ik verwachtte een excuus nu. "Ha, Indonesia", zei hij omhoogverend, "wij hadden
Indonesia - hij klopte op zijn borst - ik was in Indonesia. Ik sergeant! Ik was in
Poerwokerto!"
"IK OOK" zei ik. EN IN EEN FLITS HERKENDE IK HEM.
Toen stond ik op, ontspande mijn vuisten, boog en ging in mijn kamer op bed
liggen. Ik beefde EN ALLES KWAM WEER BOVEN.
Zo vertelde Jan, onze oudste, die juist binnen was van een Tokyo-vlucht. Ook
mijn gedachten maakten een sprong terug
Terug van weggeweest.
Toen de post mijn oproep thuisbracht
haalde mijn vrouw de plunjezak te
voorschijn en pakte er alles in, wat
van een schrale schoolmeester een
flinke korporaal-ziekenverpleger van
de Koninklijke Nederlandse Marine
maakt. De volgende dag deed ze me
uitgeleide tot het tuinhek. Jo droeg de
tweeling van tien maanden in haar
armen en de andere vier jongens van
negen tot drie, stonden om haar heen.
Met de Japanners wel op komst, maar
nog niet op de drempel het was nog
begin 1941 - leek Soerabaia wel een
losgeslagen stad. En naarmate de tijd
verder ging werd het erger. Overal
klonk muziek. Geen terras, geen dans-
of eetgelegenheid waar het niet stamp
vol zat. Allemaal mensen die hun hoop
en vrees in eikaars gezelschap tracht
ten te beleven en te vergeten. De ver
nietiging van de Amerikaanse vloot in
Pearl Harbour en het tot zinken ge
bracht worden van twee zware Engelse
kruisers, die Singapore hadden moe
ten beschermen hadden een zware
dreun gegeven. Daar stond tegenover
dat de Nederlandse onderzeeërs aan
de lopende band Japanse troepentrans
portschepen en olietankers torpedeer
den. De Simpangsoos, Tutti-Frutti en
Kit-Wan Kie beleefden hoogtijdagen.
Het grote marinecomplex aan de Oe-
djong was een mierennest. Elke mor
gen stroomden duizenden inheemse
werklieden de werven op en begonnen
de pneumatische hamers te roffelen,
de cirkelzagen te gillen, de drilboren
te janken.
Na enige tijd kreeg ik de Eerste Hulp
post 4 op de Kruiserkade aangewezen
om mij "in geval van luchtalarm waar
ik mij ook mocht bevinden onverwijld
heen te begeven". De Kruiserkade was
de uiterste punt van het etablisement,
een zestig meter breed schiereiland
tussen het marinebassin en Straat Ma-
doera en het verlengde van de Han
delskaden.
In het bassin lagen de niet varende
schepen gemeerd. Vlak bij mijn post
de slanke flottieljeleider De Ruyter. In
het dok de torpedojager Piet Hein, die
na een ongelooflijk gevecht in Straat
Bali in allerijl weer provisorisch moest
worden opgelapt. O, ja en dan die
Amerikaanse onderzeeër, waarvan een
matroos, die ik een flesje koud bier uit
onze ijskast had aangeboden me droef
geestig toevertrouwde "I am from Pas-
sadena. I joined the Navy om de meis
jes van Bali te zien en nou heb ik zelfs
in drie weken de zon niet eens ge
zien". Aan de Madoerazijde lag de
zware Amerikaanse kruiser Houston.
En in Straat Madoera zelf vijftallen
koopvaardijers, volgeladen met suiker,
rubber, tabak en cocosolie. Ze zaten
als ratten in de val, want zowel het
Oostgat als het Westgat waren nu
door vijandelijke onderzeeërs afge
grendeld. Een fel brandend rubber
schip, dat voor nachtelijke bomaanval
len een te duidelijk oriëntatiepunt
vormde, werd door onze mensen naar
het Madoerastrand versleept. Bij alarm
kwamen er uit het bassin twee motor
torpedoboten schieten, die binnen tien
minuten door een nevelscherm al deze
schepen vanuit de lucht onzichtbaar
maakten. Op het kazerneplein stond
altijd een personeelsbus klaar.
Zodra de sirenes begonnen te huilen
greep je je helm, gasmasker, verband-
tas en scheurde het busje de poort uit,
dwars over het etablissement naar de
Kruiserkade, voorthotsend door kuilen
en gaten, bomkraters haarscherp ont
wijkend, door plassen glibberige stook
olie, die uit stukgereten pijpleidingen
spoot en door stapels glas. Want over
al waren de ruiten door near-missers
naar buiten gezogen.
Links lag het bassin. Een rode vlag
gaf nu de plaats aan waar een paar
dagen geleden een van onze onder
zeeërs een voltreffer had gekregen,
juist toen hij zich klaarmaakte voor
onderwater. De matroos, die het luik
zou sluiten, was er tussen bekneld ge
raakt, waardoor het water vrij naar
binnen kon stromen. Pogingen om hem
te lichten waren mislukt. Iets verderop
lag het pantserdekschip Soerabaia, in
1933 berucht geworden door de mui
terij. Het heette toen nog De Zeven
Provinciën. Sinds eergisteren ligt hij
met zijn kont diep in de modder. Een
klein-kaliber bommetje is - hoe is het
in 's hemelsnaam mogelijk - door een
luchtkoker naar binnen gekomen. Alles
vernietigend, zelfs negen marinewer
kers, die er voor het bombardement
een veilige schuilplaats meenden ge
vonden te hebben. Zijn 28 cm kanons
steken luguber de lucht in. De si
renes gillen nog steeds. Achter ver
spreid opgesteld ouderwets 15 cm
luchtafweergeschut staan afweerploe
gen de vijand op te wachten.
Wij duiken meteen de pillbox in die
bij onze hulppost hoort en dan begint
het geweld. De De Ruyter moet het
weerloos over zich heen laten gaan.
Zijn luchtafweergeschut reikt niet tot
de ruim 9000 meter hoogte, waarop de
vijand volgens de meldingen op onze
radio zit. De Houston aan onze andere
zijde gaat te keer als een razende, de
afzonderlijke vuurmonden zijn niet
meer te onderscheiden. Door de ope
ning van de box zie ik hoe tientallen
witte matrozen in het want zijn geklom
men, enthousiast roepend en zwaaiend,
alsof ze een voetbalwedstrijd bijwonen.
Een luid gejuich klinkt op als in de
lucht een klein oranje ballonnetje ver
schijnt; eerst gaat het langzaam, dan
steeds sneller en laaiend in vlammen
stort het Japanse vliegtuig in de rich
ting van Madoera in zee. De Amerikaan
vuurt nu bijna loodrecht, want rondom
ons slaan terugkomende granaatscher
ven in. Het doffe gedreun van de ex
ploderende bommen komt dichterbij.
De box begint te dansen. Om de vol
gende twee series zal het gaan. Ze zijn
al onderweg. Opeens vliegt onze
chauffeur overeind tegen het ijzeren
trapje op. Zijn ogen puilen uit zijn
hoofd en de aders staan als strakge
spannen koorden in zijn nek. "Toean
Allah, saja tida maoe mati, saja tida
maoe mati, God ik wil niet dood", gilt
hij. Maar voor hij het deksel open kan
18