De Beste Jaren van Mijn Leven (XVII) PELABOEAN RATOE We zouden naar de Zuidkust gaan, zodra de regens over waren. Natuurlijk hielden ze dat jaar lang aan, of was dat alleen in ons gevoel? Hoe dan ook: we gingen tenslotte. Ik herinner me vooral het laatste stuk, een prachtige weg, d.w.z. de uitzichten waren dat - niet het wegdek! Een langzame voortdurende daling na de vele enorme hellingen, die we al op- en af gegaan waren. Dat we een plaats naderden was al te merken aan de vele pikolan's die zwaar beladen op een rijtje in een sukkeldrafje achter elkaar aan liepen - en dan opeens reden we tussen pagars, waarachter kleine huizen - we waren er. Bijna aan het einde van de weg aan de rechterkant lag achter een open veld, een soort aloon aloon, in de verte de pasangrahan, het gewone model met een open voorgalerij, in het midden een trap. We reden de oprijlaan, die van de weg er heen voerde, af en gingen het huis binnen. Het lag onder zware bomen, wat het heerlijk koel maakte. Als altijd was er een binnengalerij en waren de logeer kamers aan beide kanten. Daar het al ver in de middag was, toen we aan kwamen, gingen we na gemandied en ons verkleed te hebben eerst thee drin ken, maar daarna popelden we om de zee te zien. Nog, na zoveel jaren zie ik de weg nog duidelijk voor me in mijn herinnering. Pelaboean Ratoe was eigenlijk meer een desa dan een "plaats" en we hadden maar een eindje van de weg af te lopen, sloe gen toen links af een pad in, dat ons door laag hout plotseling tot aan het strand bracht. Strand? Voorlopig waren het alleen zwarte, korrelige, lava-achtige rotsen, die ver in zee staken. Alle geluiden werden overstemd door het diepe geluid van een enorme branding. Ik, die toch op een eiland was opgegroeid had nog nooit zo'n branding gehoord. Het is meer het "horen" dan het "zien", want hoewel de golven hoog waren, heb je die toch ook aan andere kusten. Het is ook een van de zwaarste brandingen ter wereld, omdat er nergens op onze aardbol zo'n ononderbroken afstand van zee is als tussen de Zuidpool en Java's Zuiderstrand. Schuimende rol lers sloegen op het strand tussen de rotsen en op de als golfbrekers fun gerende uitlopers. De kustlijn loopt in een grote bocht eerst binnenwaarts, daarna evenwijdig aan die uitlopers en daar achter, aan de overkant van de baai zijn in de vroege morgen twee heuvelachtige, ronde toppen te zien, die midden op de dag in de nevel ver dwijnen en die de uitlopers zijn van een bergrug die een verlenging is van de Preanger bergen. We liepen over de rotsen, keken naar het klein gedierte, dat bij onze nade ring in spleten vluchtte. Toen kwam een zandig strand, vol kleine krabben die met een verbazende snelheid over het strand holden en griezelig nieuws gierig schenen naar onze voeten. Een eind voor ons uit waren enige mannen bezig een prauw op het strand te slepen. Met de ver uitstekende bam- boe's was dat geen eenvoudig werk en er werd dan ook druk geroepen en bevolen. De zon stond al laag, de bossen rondom groeiden meer en meer tot één donkere massa, waar de sil houetten van enige takken uitstaken. De lucht werd lichtgrijs met een roze rode streep waarin een gouden bol schitterende stralen uitzond. Dit alles werd weerkaatst in de zee, waar de fel-bewegende golven alle kleuren de den samenvloeien en uiteengaan en de witte schuimkoppen glinsteringen door die kleur zonden. Aan land was het stil geworden. De nu geborgen prauw was een zwarte vlek in het oplichtende zand, de bo men stonden roerloos, er was geen menselijk geluid meer te horen - de baai was tot haar eigen leven terug gekeerd, daar had geen mens meer deel aan. Voorzichtig, ook om eventueel gedierte niet te verschrikken en zonder spre- Elke cent die U kunt missen Is ONMISBAAR voor vele arme adiks in Indonesië Bruine Bus, voor bruine mensen Alle beetjes helpen! giro 6685 Char. Fondsen Tjalie Robinson ken, liepen we het strand terug en be reikten via het bosje de weg, die nu in donker voor ons lag. Hier en daar de schijn van een olielamp in de huisjes achter de pagar. Hoe stil en vertrouwd is het zachte goudgele licht van een lampoe minjak. Toen we de pasangrahan binnen gin gen was de tafel gedekt in de binnen galerij, maar juist op dat ogenblik glip te een dikke oeler-sawah van de tafel op de grond. Snel smeet ik de deur dicht en riep de mandoer, die mij al gauw kwam vertellen, dat alles veilig was. Hij had voor een goede maaltijd ge zorgd, waarna we nog wat buiten gin gen zitten (onder de bomen!). Maar die rust duurde niet lang, want al gauw sprong mijn man met een gil overeind, toen een tokeh in zijn hals gleed. Na tuurlijk en gelukkig ook was het beest niet meer te vinden, maar we conclu deerden wel dat Pelaboean met de zee een prachtig plaatsje was maar wel wat "beestachtig". Het blijft na vele jaren nog altijd een van de mooiste plekjes op de wereld voor mij. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiii'iiiiiiiiiiiiiiiiiiKiiiiiTiiiiiiiiiiiiiüiiiiiiiiiiiiDüüiraiiiiüiiiiiiri:! ADDIE ll!l!l!lllllllllll!»!illl!llll!ll Het strand van Pelaboean Ratoe, waar een van de zwaarste brandingen ter wereld staat. (foto's: Rogier) 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 16