Ger Langeweg en het "Petjok" Het is allemaal zo lang geleden: oktober 1948. Ik was nog niet lang terug uit Parijs. Ik had het voorrecht Ger Langeweg, bekend graficus, te kennen. Was het toeval? Of was het, zoals een anak-Betawi het noemt "ada musti nja"? We zaten in zijn enorme studio, in het hartje van Amsterdam, ergens aan de Lijnbaans gracht, 5 hoog, dus onder de zware hanebalken. Uit de brede, grote dakramen, had je een prachtig uitzicht over dit oude gedeelte van de stad. Ger, 50-er, het type van dè kunstenaar, echte Amsterdammer, een arrivé in de kunstenaarswereld en Ben, 35, pas twee jaar in Europa, een zoekende, iemand die het nog moest vinden dus. Op een gegeven moment maakt Ger abrupt een einde aan ons gebabbel over kunst en hij vraagt: "Ben, hoe komt het, dat je zo uitstekend Neder lands spreekt?" Ja, en toen ging ik vertellen. Over mijn huis, mijn jeugd, mijn school en mijn beroep. Ger is een geweldige luiste raar. Hij begreep, dat de Nederlandse taal een bijna onoverkomelijke moei lijkheid is, voor het Indische kind, maar nog meer voor het Indonesische kind. Bijna tragisch wordt het als men be denkt, dat alleen de Nederlandse taal de weg kan openen voor een verdere ontplooiing, voor hun toekomst. Na de Lagere School, de Hollands-In landse school, heeft het Indonesische kind weinig kansen. Op de Gouverne- ments Mulo-scholen komen alleen de uitverkorenen, de besten van de bes ten (lees: in de NEDERLANDSE TAAL). De anderen zoeken hun heil in de z.g. "Wilde" Mulo-scholen, waar wij, pas afgestudeerden (met of zonder hoofd akte), in deze malaise-tijd, nog werk konden krijgen. We werkten daar on der de primitiefste omstandigheden, zoals kleine ruimten, wrakke school banken, slechte leermiddelen, te grote aantallen leerlingen, die bovendien van verschillende leerjaren waren voor een salaris van dertig gulden mèt en vijf en twintig gulden zonder hoofd akte, per maand. "Uit deze periode, Ger, heb ik ver schillende opstellen verzameld. Ik heb ze zo vaak voorgelezen, dat ik ze bijna allemaal uit het hoofd ken." Die avond citeerde ik voor Ger het opstel van Mardjono. "Let wel, Ger, van het hele opstel deugt alleen maar de titel, want die schreef ik op het bord." En ik begon: Een Ongeluk Er was eens een jongen, die op de fiets te rijden. Hij kon zijn best maar niet proberen. De tram was van de verte zo vlug en floot hard naar de jongen. Tuuuuut - tuuuuut. Na een half uur werd de jongen door de tram tegengebotst. Hij had gewond in zijn hoofd en in zijn lijf. De politie vraagt de jongen: "Wie schuld jou op de fiets te rijden?" Zijn vader was van de schrok, toen hij aan de jongen keek. Na twee dagen was de jongen dadelijk dood. Ik was klaar. Theatraal liet ik er nog op volgen: "Ja, Ger, en na zo'n triest opstel nog een triest einde." Hij kijkt heel ernstig en als ik vragend, niets van zijn houding begrijpend, mijn schouders ophaal... "En...?" vraag ik. Ger gaat staan en dan zegt hij, eerst langzaam, maar langzamerhand emotio neler, bijna heftig: "Ben, deze jongen, deze hoe heet hij ook weer, ja, Mardjono, is een kunstenaar. Met zijn beperkte woordenschat heeft hij dit gebeuren zo weten af te schilderen, dat ik het niet alleen maar gezien heb, maar ook meebeleefd! Kijk me niet zo stom aan, ik zal pro beren het je te bewijzen, je te over tuigen. Citeer het opstel nog eens, maar heel langzaam, zin voor zin." Ik voldeed aan zijn verzoek. Ger's com mentaar (de daarmee gepaard gaande krachttermen en verwensingen aan het adres van degenen, die zijn mening niet delen, saja sendiri o.a., zal ik U maar besparen) geef ik U hierbij. Zin 1. Er was eens een jongen, die... enz. Ger "Hij begint als in een sprookje. En dan komt: een jongen die op de fiets te rijden. We weten nu allemaal dat het gaat om een jongen die fietsen gaat leren. Maarhoe hij dat zegt, hè?" Zin 2. Hij kon zijn best maar niet pro beren. Ger "Ik zie die jongen slingeren, zwaaien over de weg. Wat doet hij zijn best, wat probeert hij allemaal, maar 't lukt hem niet Hij kon zijn best maar niet proberen. Fantastisch zoals hij dat zegt." Zin 3. De tram was van de verte enz. Ger "Ver weg nog is de tram, maar hij nadert snel, veel sneller dan men denkt, en floot hard naèaèr de jongen. Ik zie dat: tuuuut, tuuuut, gewoon naar hem toe... Golven, naar diè jongen, naar hèm alleen." Zin 4werd de jongen door de tram TEGENGEBOTST. Ger "Wat een kracht spreekt er uit die zin. Je hoort als het ware die KLAP. Hoe zou jij het zeg gen? Hij botste keihard, hij kwam met een smaklarie, allemaal lariekoek, nee, dit is het enig juiste!" Zin 6. De politie vraagt: "Wie schuld jou op de fiets te rijden?" Ger "Hiermee heeft Mardjono Alles, maar dan ook Alles uitgedrukt: Immers, Niemand anders, wie PETJOK EN SLECHT NEDERLANDS Een goed verhaal van Ben Snijders, een prachtige uitleg van een breeddenkende Ger Langeweg en eigenlijkzitten ze er naast. Want wat de Indonesische jongen schreef was slecht (in de bete kenis van niet zuiver) Nederlands. Toch was het geen petjok wat hij opschreef, want petjok is een "eigen" taal, bewust gebruikt met bewust gekozen idioom. Wie petjok spreekt hoeft dat niet altijd als zijn enige spreektaal te gebruiken. Hij kan als hij MOET ook met keurig Nederlands voor de dag komen. Petjok "ligt" lekker in de mond, petjok heeft een uitgebreide eigen vocabulaire en vooral een eigen intonatie die voor de petjok-verstaander als het ware een ex tra dimensie in uitdrukkingskracht opent. Ger Langeweg zou, als hij de echte pet- jok-spreker zou hebben gehoord nog verrukter zijn geweest. Dat hij het slech te Nederlands van de Indonesische jon gen reeds zo goed wist te interpreteren bewijst het. Al met al een subliem stukje begrip tussen twee taalgebruikers. - L.D. dan ook - nog versterkt door dat JOU, inplaats van "je" - heeft hier schuld aan, aan dit ongeluk." Zin 7. Ger is bijna lyrisch over de zin, die nu volgt: "Zijn vader was van de Schrok, toen hij AAN de jongen keek". "GEWELDIG, GEWELDIG roept hij uit. "Ik zie die vader opspringen uit zijn stoel, lijk bleek, wanhopig... en nu komt 't... toen hij AAN de jongen keek. Zijn blikken vlogen naar het gezicht van zijn zoon en bleven er gewoon aan vast- k I e v e n." Ik was perplex (sebetoelnja "bengong aku") enom U de waarheid te zeggen, ik begon Ger te gelóven, ik had het mis, Mardjono verdiende geen onvoldoende. Maar nog wou ik me niet gewonnen geven. Eén troef had ik nog in handen. "Oké, Ger, oké, je kunt gelijk hebben, maar de laatste zin uit dit opstel, dat is toch volkomen KOLDER, Mar djono eindigt met, luister goed: "Na twee dagen was de jongenDA DELIJK dood." Toen kwam het einde voor mij. Ger, opgewonden schreeuwde bijna: "Weet jij niet, eigenwijze frik, stomme idioot, dat dit zo vaak voorkomt. Een zieke ligt daar, ogenschijnlijk buiten gevaar en dan plotselingeen verande ring, een soort crisis en voor men er wat aan kan doen, sterft ie Ik was geslagen, knock-out. Ger Langeweg, bij wie ik kwam om wat te leren op het gebied van de Grafische Kunst, gaf me die morgen een lesje in het Petjok. Dit gesprek met Ger is een van mijn dierbaarste herinneringen. BEN SNIJDERS 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 8