Planter op Kajoe Aro (slot)
mm
Hoe nietig is de mens
door J. Bait
Het land, waar het leven goed was. Daar op de zuidhelling van de Piek van
Kerintji, op gemiddeld 1200 meter boven zee, leefden wij in een gesloten ge
meenschap, waar elke bewoner een bijdrage kon (behoorde te) leveren aan
het welzijn van de gemeenschap in haar geheel.
Op Sumatra's Oostkust kon men bij behoefte aan het afreageren van gemoeds
bezwaren, op een ruim terrein zijn rust hervinden op andere ondernemingen, in
de club of het Siantar hotel. In een vertrouwde omgeving kon men zijn problemen
tot de ware proporties terugbrengen.
Hoe anders was dat in een gesloten
gemeenschap op een geïsoleerde on
derneming ais Kajoe Aro. Wie het ver
eiste aanpassingsvermogen was aan
geboren, zullen er nu nog op terug
zien als het land, waar het leven goed
was. Want de natuur bood aan diege
nen, die gezegend waren met het be
zit van oog en oor en gevoel voor
deze expositie van de Schepper, een
ongekende openbaring.
De jagers onder ons, die bij tijd en
wijle het bos introkken (met zakkom-
pas) konden zich uitleven in het maag
delijk oerwoud en deden dat niet zon
der resultaten.
Bij de wederopbouw van Kajoe Aro
na de oorlog deden zich uiteraard di
verse problemen voor, doch de eerste
twee jaren werden deze door hechte
samenwerking van een ieder op de
plaats, waar hij was gesteld, over
wonnen.
Pas daarna, toen de vijfde colonne
van buiten af infiltreerde en zoveel
mogelijk de goede gang van zaken
probeerde te saboteren (onder het
mom van vakverenigings-activiteiten)
ontstonden de problemen, die elke
vorm van samenwerking met de be
volking als geheel, vrijwel onmogelijk
maakten.
En als de situatie dan vrijwel uitzicht
loos leek, werkte een wandeling van
een paar uur langs een bijna dichtge
groeide, door de Japanners aangelegde
weg, weldadig. De Japanners hadden
nl. langs de oostvoet van de berg
recht naar het noorden een weg aan
gelegd, die toegang gaf tot het land
ten noorden van de berg Moeara La-
boeh, vanwaar weer een verbinding
was met de Minang Kabauw-landen.
De weg was reeds spoedig door ons
de "Jappenweg" gedoopt.
Zo'n wandeling was min of meer een
weldadige hersenspoeling, want de
grootste omgeving imponeerde dus
danig, dat het me weer duidelijk werd,
dat er nog iets anders bestond dan
problemen voortvloeiend uit het be
wuste wroeten aan de rust onder de
Javaanse ondernemingsbevolking.
Voor ons, bewoners, was de Jappen-
weg een welkom geschenk; in onder-
nemingsverband was het financieren
van de aanleg van een dergelijke weg
zelfs op het hoofd "onderhoud gren
zen" een onmogelijkheid geweest,
maar voor de Jappen was het een vei
ligheidsklep, betaald met waardeloos
Japans bankpapier, om te kunnen vluch
ten. Aan het noordelijk einde van de
weg bevond zich een machtige water
val, de Taloen Berasap; het geluid van
het vallende water was op grote af
stand te horen. Op vrije dagen maak
ten groepen van het personeel meer
dere malen een dagtocht naar deze
waterval. Hij vormde, verborgen in het
oerbos, een attractie voor velen.
Mochten wij op deze wijze dagelijks
herinnerd worden aan de grootheid der
natuur in al zijn aspecten, niet verge
ten mag worden, dat wij letterlijk op
een vulkaan leefden, die ons elk on
verwacht moment van een etmaal kon
doen herinneren aan het feit, dat we
toch maar hele kleine mensjes bleven.
De gehele onderneming was onder
verdeeld in acht afdelingen, men zou
kunnen spreken van acht units, elk
met een werkvolkbestand en een daar
bij behorend woningcomplex benevens
een woning voor de employé, die deze
afdeling beheerde.
Na de oorlog, toen alle employé-wo
ningen door het wegtrekkende leger
waren verbrand, werden de nieuw te
bouwen huizen alle op -het centraal
hoofdemplacement geconcentreerd. El
ke employé kon over een Landrover
beschikken om zijn afdeling te berei
ken.
Vanzelfsprekend bestond er een ge
nerale helling vanaf de berg naar de
laagvlakte, het hoogste en laagste
punt van de onderneming verschilden
circa 300 meter in hoogte boven zee.
Toch waren er nog verscheidene se
condaire heuvels in het terrein.
Om voorbereid te zijn op eventuele
gevaren bij erupties van de vulkaan,
was een vluchtschema ingesteld, waar
bij afdelingen, die naar verwachting het
eerst getroffen zouden worden, tijdig
ontruimd moesten worden, waarbij de
gehele bevolking naar een veiliger, op
een heuvel gelegen afdeling zou wor
den ondergebracht.
Enkele jaren vóór de oorlog was de
Piek dermate onrustig, dat besloten
werd de bovenste afdeling te ontrui
men. Nadat de order tot ontruiming
was uitgevoerd, ging de beheerder van
de betreffende afdeling een controle
ronde maken door alle woningen, om
zeker te zijn dat niemand was achter
gebleven. Op een slaaptafel vond hij
nog een huilende baby, die men ver
geten had.
Periodiek werd de krater van de vul
kaan geobserveerd en rapport uitge
bracht aan de Vulkanologische dienst
op Java. Twee employé's trokken
daartoe de helling op en arriveerden
dezelfde dag bij een door de onder
neming gebouwde berghut, opgebouwd
uit gegalvaniseerde golfplaten, zich
bevindend op een hoogte van circa
3300 meter, waar geen plantengroei
meer aanwezig was. Teneinde de kra
ter bij helder daglicht te kunnen ob
serveren, vertrokken zij vóór het aan
breken der ochtendschemering naar
boven en na hun observatie vertrok
ken zij nog dezelfde dag weer naar de
onderneming.
In de loop der jaren is een kratermeer
geheel verdwenen; op grote diepte was
nog een pruttelende modderbodem
aanwezig. Óndanks het grote gevaar
heeft in de dertiger jaren een employé
(ervaren alpinist) het gewaagd in de
krater af te dalen. Hij kwam gelukkig
weer levend boven, maar dit waagstuk
oogstte bij de topleiding zo weinig
waardering, dat dit wel de eerste en
laatste maal zal zijn geweest.
Machtig was het uitzicht vanaf de berg
hut. Bij opkomende zon in een glashel
dere atmosfeer, kwam boven de Straat
van Malakka de zon op, spiegelde zich
in het water van een groot, hoog ge
legen bergmeer, het meer van de Goe-
noeng Toedjoe, naar het zuiden ging
het uitzicht verloren in de boven de
Boekit Barisan hangende nevel en naar
hët westen was daar de Indische Oce
aan, afgetekend door een smalle witte
zandstreep langs de westkust van Su
matra. Wat werd het gewriemel en ge-
heister daar beneden voor een ogen
blik onbelangrijk en met een zekere
tegenzin keerde je dan naar die on
derneming, daar beneden, weer terug!
In de loop der jaren zijn verschillende
asregens voorgekomen, de Piek braak
te dan een dikke rookpluim uit en de
gehele onderneming werd bedekt met
een uiterst fijn vulkanisch poeder, dat
een sterke zwavellucht verspreidde,
waardoor ook de atmosfeer in de fa
briek grondig werd bedorven. Gedu
rende twee weken was al het geplukte
theeblad onbruikbaar voor fabricage
tot droge thee, zodat de produktie van
consumptiethee stil kwam te liggen,
hetgeen een oogstderving van rond
15.000 pond droge thee per dag be
tekende.
Vaak ging zo'n asregen gepaard met
aardschokken, een onaangename ge
waarwording. Bij de bouw van de fa
briek en de huizen was hiermede re
kening gehouden, zei men. De gebou
wen waren z.g. aardbevingvrij gecon
strueerd, doch dit gold uiteraard alleen
voor niet te extreme bewegingen.
De as op zich zelf was qua samen
stelling rijk aan allerlei minerale be
standdelen, die door de fijnheid van 't