De Prajurits en de Kompeni (II, slot) Hoe het sultanaat Yogyakarta ontstond Amangkurat IV werd opgevolgd door zijn 16 jarige zoon, onder de naam Paku- buwono II. Deze was "een druilerig kindje", "de gekroonde naarheid zelve". Daartegenover stond zijn halfbroer, Pangéran Mangkubumi, een schrander en knap jongmens, maar ietwat heethoofdig en opvliegend. Hij wist van doorzetten en hield voet bij stuk, ook al had hij ongelijk. Daarom beschouwde de keizer hem als "een doorn in het vlees" en wilde hem uit de weg ruimen. Maar hij duchtte persoonlijk optreden tegen prins Mangkubumi. Daarom zond de keizer een vals zonden-re- gister aan de Kompeni en verzocht deze zijn halfbroer op zijn nummer te zetten. Op een kwade dag beledigde de kei zer in het openbaar zijn halfbroer. Mangkubumi zweeg maar, zoals al leen een Javaan kan zwijgen, doch verliet des nachts het paleis, gevolgd door zijn trouwe dienaren, bestaande uit Javanen, Balinezen, Madurezen, Makasaren en Buginezen. Vele Chi nezen, die erg geleden hadden door de grillen van de keizer, volgden hem. Ook vele officieren van de Kompeni, die het te warm kregen in het paleis, gingen met hem mee. En toen brak de bloedige eerste Java-oorlog uit, die heel lang duurde en zeer veel slacht offers eiste. Hongersnood, armoede en besmettelijke ziekten heersten in het land. Heimelijk stond de Kompeni aan de zijde van de Keizer, in de hoop dat de oorlog zo spoedig mogelijk zou ein digen en men weer handel kon drijven. Dus stuurde de Kompeni goed geoe fende soldaten naar Midden-Java. He laas hebben velen van hen een graf gevonden onder de ranke klapper bomen. De heren in Batavia hadden op het verkeerde paard gewed. On danks de hulp van de Kompeni kon de Keizer de zaak niet opknappen. Op den duur werden beide partijen moe van het vechten en haakte men naar vrede. Onder deze omstandig heden verscheen de grote Javanen- kenner, Nicolaes Hartingh op het to neel en kwam tussenbeide. Hij zond een paar koeriers naar Prins Mang kubumi en bood deze de vrede aan, welke Mangkubumi gaarne aannam. Maar wat zei Mangkubumi tegen de koeriers? "Moet ik bij hem komen of maar het zal een eer voor mij zijn, als hij hier wil komen." Prins Mangkubumi zweefde toen tus sen hoop en vrees, omdat hij zeker wist, dat met Hartingh niet te spotten viel. Op een zonnige morgen verscheen Hartingh onverwachts in het kamp van Mangkubumi, slechts met een klein vuurwapen gewapend, vergezeld door een paar onderofficieren. Dat was een grote verrassing voor prins Mangku bumi. Hij snelde naar Hartingh toe. Deze spreidde zijn armen uit, omhels de vervolgens prins Mangkubumi en noemde hem: "Saudaraku, pangeran Mangkubumi". ("Mijn broeder, prins Mangkubumi"). Mangkubumischonk eigenhandig thee in voor zijn hoge gast. Het duur ste en kostbaarste theeservies, ge maakt van puur zilver, werd in gebruik genomen. Toen begonnen de onder handelingen. Neen, geen onderhande lingen tussen een vertegenwoordiger van de Kompeni en prins Mangkubumi, maar een gesprek tussen twee broers, die in lange tijd elkaar niet gezien hadden, een gesprek van hart tot hart, van tijd tot tijd onderbroken door een hartelijke lach. Prins Mangkubumi kon niet nalaten hardop te lachen, wat ei genlijk in strijd was met zijn waardig heid. Een prins had alleen maar te glimlachen als hij in zijn schik was. Op het laatst vroeg Hartingh aan Mangkubumi, wat deze van hem ver langde. Mangkubumi eiste slechts de landstreek Sukowati (de omgeving van Sragen), de verblijfplaats van zijn guru (leermeester). Zodoende kon hij zijn leermeester en zijn medeleerlin gen beschermen tegen de grillen van de keizer. Ook wilde hij hebben, dat de Kompeni de keizer waarschuwde voor zijn wreedheden jegens zijn volk en de vernederingen prins Mangkubumi aan gedaan. Hartingh reikte hem de hand maar beloofde niets. En toen volgde een bezoek aan 's prin sen moeder en vier gemalinnen. "Allen donker-geel getint en die twee sagen er al extra fraey uyt", vertelde Har tingh. Daarna nam Hartingh afscheid van prins Mangkubumi. Een zeer indrukwekkend tafereel. De prajurits van prins Mangkubumi, die rondom het kamp geschaard waren, met het geweer in de aanslag, staar den naar de beide hoge heren met hoopvolle verwachtingen in hun blik. Niet lang daarna kreeg Mangkubumi bericht van de Kompeni. Hij kreeg meer dan hij verlangde. Hij kreeg de helft van het gehele keizer rijk, medegerekend de helft van de gehele bevolking, en werd erkend door de Kompeni als souverein over dat gedeelte van het rijk. De hofstad zou genoemd worden Ngayogyokarto Hadiningrat (Yogyakarta). De Kompe ni droeg een onpartijdige commissie onder leiding van Hartingh op, om de verdeling te verwezenlijken. Dat was weer een karweitje voor onze Har tingh! Misschien vervloekte hij de dag van zijn geboorte, omdat hij altijd "het vieste werk" te verrichten had. Hij moest het gehele rijk afmeten. De ge hele bevolking tellen, natte rijstvelden en droge bouwgronden in twee gelijke delen "scheuren". En een reisje door het binnenland was in die tijd heus geen pleziertochtje! En vooral niet voor een officier van de Kompeni. Het zou kunnen mislopen. En dan Prins Mangkubumi zou hem kunnen bespotten als "de grootste gemene deler". En de keizer zou hem kunnen beschuldigen als een lage spion, die alleen maar profijt wilde trekken van de troebelen. Hartingh's trouw aan zijn plicht, zijn moed en beleid, ook zijn doorzettingsvermogen maken nu nog indruk op ons en wij zullen die ge beurtenis eeuwig gedenken. Prins Mangkubumi bouwde een groot paleis. Hij nodigde Hartingh uit om bij hem te komen logeren; deze kwam (lees verder volgende pagina) Links soldaten van de sectie Mantrijero, rechts soldaten van de sectie Prawirotomo. 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 13