Prinsessen als Lezeressen w"' door Ems I. H. van Soest Aan het begin van de Gouden Vijftiger jaren waren mijn broer Jan en ik alleen overgebleven. "O huisje, mooi huisje, dat eens ons behoor" waren de laatste regels in mijn moeder's dagboek. Ze had de vrede nog ingewuifd, maar op St. Nicolaasdag 1945 begaf haar hart het na al de verschrikkingen van het laatste oorlogsjaar, dat als "Hongerwinter" de historie in zou gaan. Alles kwijt, tot zelfs haar trouwring en die van mijn vader, die ze wegens rheumatiek had afgedaan. Gebombardeerd door onze bevrijders en daarna snel vergeten. We kregen geen huis en woonden op kamers. Vandaar dat we elke vrije dag, elk weekend (zaterdag was nog een halve werkdag) door Den Haag zwierven, op zoek naar plekjes uit Jan's jongenstijd en naar mooie gevels, waar hij oog voor had. Wat kon je toen heerlijk lange wandelingen maken! Bij zo'n ge legenheid belandden we bij het door Koningin Wilhelmina verlaten en sinds dien leegstaande Huis ten Bosch. Vol komen eenzaam lag het daar, ook de schildwachthuisjes waren leeg. wgttms® De schrijfster vóór Huis ten Bosch. Op het bordes stonden alleen op ver hevenheden vier marmeren Oranjes. Jan zei me hun namen en We bleven er lang toeven. "Toch jammer, Den Haag geen Residentie meer," vond Jan. Te genwoordig zijn die vier beelden weg gehaald van hun sokkels. Op twee daarvan zijn lantaarns geplaatst. Na vijf jaar in een door oorlog geteis terd land opgesloten te zijn geweest was het voor ons een met geen pen te beschrijven weelde toen de grenzen weer opengingen. België, Luxemburg, Denemarken, Parijsook delen van ons eigen land, die we niet kenden, zoals Zeeland en Limburg, Groningen. Toen nodigde een oudere dame, die we in Parijs hadden leren kennen, ons uit voor een reis naar Oostenrijk. Ze had er vooroorlogse herinneringen aan. Nu was het in die jaren nog een beetje een waag naar Duitstalige gebieden te reizen. "Weten jullie dan niet, dat de Oostenrijkers de gemeensten waren onder de bezetters?" Mevrouw Rooze- boom, wier zoon een topfunctie bij de Verenigde Naties bekleedde (en die getrouwd was met een "meisje Roma noff, ze heeft nog tafelzilver uit de Tsarentijd") vond dat we best gaan konden. Moest je dan haatdragend zijn ten eeuwigen dage? Dus logeerden wij in Bezau, Vorarlberg, in het Gasthof Post, genoten van alpenweiden, alpen- glühen, de aanblik van drieduizenders en de hartelijke bevolking. We troffen er twee dames uit Hilversum aan, die nog familie van mijn moeder bleken te zijn. Er was één dochter van de hotel eigenaar, die met zo'n gracieuze fier heid bediende dat de ene freule Hora Siccama opmerkte: "Precies een prin sesje". Na thuiskomst schreef ik "Jasmijn en de Wervelwind." Op een dag werd er toen ik alleen thuis was in Schevenin- gen gebeld. Onderaan de trap stonden een meisje en een jongen in de tiener leeftijd. "Wohnt hier Frau Van Soest, die Autorin von "Jasmine"? vroegen ze. "Ja, die bin ich, kommen Sie herein," zei ik. Boven gekomen maakte het meisje een sierlijke Knicks, de jongen een Diener, door mijn hand aan zijn lippen te brengen. Wissen Sie, ze had den in Bezau in Gasthof Post mijn Jas mijn zien liggen in de Stube met een Duitse vertaling ernaast. Gasten uit Ne derland hadden het boek cadeau ge daan en ook voor de vertaling gezorgd. Broer en zus vonden, toen ze in Rot terdam waren, een boekwinkel en kre gen via de uitgever mijn adres. Wat ze zo groszartig vonden, ik had in dat boek de jeugd niet met de wandaden van de ouderen opgezadeld. En het was toch de jeugd die de vrede moest opbouwen. Het jaar daarop reisden we naar Span je, dat we vóór het uitbreken van de Burgeroorlog nogal overhaast hadden verlaten. Na 17 jaar vonden we alles terug, wat we toen hadden achterge laten, onze vrienden, publicisten, had den alles zorgvuldig behoed ondanks geweld en bloedvergieten. Jan deed examen Modern Spaans en Prof. C. F. L. van Dam, de befaamde hispanist te Utrecht, die deel uitmaak te van de examencommissie, hono reerde zijn essay over "Juana la Loca" met een negen, verder kreeg hij nog 2 negens en drie achten. Wat dacht ik toen trots terug aan Kaligarang 12, waar hij met die Linguaphone begon nen was en met de grammatica van Prof. Kerpesteyn! Ook ons gaan naar Spanje werd aan vankelijk afgekeurd. "Zo, zijn jullie te rug uit dat "GOEDE" Spanje?" werd ons honend gevraagd en ze lieten ons spotprenten zien uit kranten. Pa, Moe en Jantje Toerist, die met ontzetting toekeken hoe Guardia Civiles op an dere toeristen losbeukten. "Ik zou niet naar dat land van die Franco willen!" snoven ze. Dus zetten we ons aan het weerleggen van de gedachte, dat rei zigers zonder politieke bedoelingen er niet veilig zouden zijn. Tien jaar later, toen we karrevrachten vol hadden ge schreven na tien bezoeken, niet alleen in bekende periodieken, maar ook in allerlei bedrijfsorganen (Shell, PTT enz.) en medische bladen (Spreekuur Thuis, Arts en Auto) kwamen ze bij honderden. Ik zie me nog staan aan een ongerept strand van de Costa Bra- va, waar vrouwen de was deden op een manier, die me aan "menatoes" her innerde: "Anderen uit Indië moesten eens weten hoe fijn het klimaat hier is." Geen wolkenkrabberhotel nog te be ll JU Koningin Juliana en Prinses Beatrix op weg naar een ruiterfeest. kennen, je kon bij vissers logeren. Na die eerste Spanjereis schreef ik een vrolijk boek vol verwikkelingen over een taalclub, die in Spanje het idioom gaat leren. In die tijd zond een lezeres uit Amsterdam, wier dochtertje prijzen won als kleine amazone, mij een door haar gemaakte foto van Juliana en Beatrix, gearmd op weg naar een hip pische manifestatie. Jan zei: "Wat is het al een groot meisje" en in een spontane opwelling zond ik "Jasmijn" naar Soestdijk. De Canadese jeugd van de prinsesjes sprak me erg aan, ze deed me terugdenken aan mijn vrije Indische jeugd. Ik kreeg antwoord van de secretaresse. "De prinsessen hou den veel van lezen en zij verheugt er zich al op van uw boek te genieten." Toen de prinses veertien werd in 1952 zond ik "Het Dolle Gebeuren". Nu kreeg ik niet alleen een brief waarin de secretaresse schreef, dat Beatrix "Jas mijn" met genoegen had gelezen, maar ook een knappe tekening van een hol-

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 4