De vestiging van het Nederlands gezag
in zw. Nieuw Guinea (III)
POIRRIÉ
Langzamerhand werd de toestand gestabiliseerd.
door F. C. BACKER DIRKS
Hoewel het klimaat van Merauke voor tamelijk gezond werd gehouden verslech
terde de gezondheidstoestand van de bezetting zowel door het steeds toenemen
van de beri-beri, als door het uitbreken van koorts en buikziekten. Medio april
was het nodig om met spoed te evacueren enige militairen en schepelingen, 152
dwangarbeiders en acht hunner mandoers, benevens vijf politiedienaren en 42
werklieden en vrouwen.
Zij werden per s.s. 'Van Swoll' van de
Koninklijke Paketvaart Maatschappij
naar Ambon overgebracht. Per keren
de 'Van Swoll' arriveerden 77 koelies
om de werkzaamheden aan de inrich
ting van de bestuursetablissementen
te hervatten; hiervan is echter niets
terecht gekomen. Nadat de koelies de
te Merauke aangebrachte materialen
hadden gelost, werden zij nog in de
zelfde maand door het s.s. 'Van Doorn'
naar Ambon teruggebracht. Medio mei
werden Europese timmerlieden en met
selaars van Thursday-eiland in dienst
genomen, wier arbeid, ondanks de
hoge door hen bedongen lonen toch
goedkoper uitkwam dan die van de
traag en minder goed werkende Chi
nezen en Javanen. Begin juni kwam
behalve een aanvulling voor de mili
taire bezetting ook een contingent van
38 dwangarbeiders te Merauke aan,
zodat toen de zo lang gestaakte werk
zaamheden aan het bestuursemplace-
ment en voor een artesische boring
weder met kracht ter hand konden
worden genomen. Op het militaire em
placement stonden toen drie putten,
die uitmuntend drinkwater leverden,
waarvan niet alleen de militairen maar
ook een deel van het civiele perso
neel konden worden voorzien, zodat
van het gedistilleerd water van de
schepen slechts weinig gebruik meer
behoefde te worden gemaakt.
Op 22 juli werd Hr. Ms. 'Nias' afge
lost door Hr. Ms. 'Ceram' onder com
mando van Ltz. I H. C. A. Schlüter,
welke oorlogsbodem de Merauke-ri-
vier kwam opvaren vanuit Post Kenne
dy (Thursday-eiland), alwaar gebun
kerd was. Na overgave van de dienst
zette Hr. Ms. 'Nias' koers op Ambon,
tevens derwaarts vervoerende een ka
pitein van de Genie en 25 man. Be
zuiden de Aroe- en Kei-eilanden en
langs Manoek stomende werd 29 juli
de baai van Ambon bereikt. Hier wer
den de ketels en werktuigen nagezien.
Enige tijd voor ontspanning was boven
dien hoogst wenselijk voor de equi
page.
In de nacht van 14 op 15 augustus
1902 verdwenen uit de barakken, waar
in zij met anderen tijdelijk gehuisvest
waren, met medeneming van kapmes
sen en een revolver 28 Atjehse dwang
arbeiders, die zich, zoals later bleek,
naar het landschap Koeperieke be
gaven, waar zij aanvankelijk goed wer
den ontvangen. Spoedig intussen ge
raakten zij met de Koeperiekers slaags,
wijl zij hun kapmessen niet wilden
afgeven, bij welke gelegenheid 26 At-
jehers het leven er bij inschoten. Twee
overigen wisten te ontkomen en wer
den door Oeroemeriekers naar Merau
ke teruggebracht.
Onmiddellijk maakte het G.s.s. 'Van
Doorn' zich op om een onderzoek in
te stellen naar het gebeuren. Daartoe
voer het schip de Merauke-rivier op.
Contact werd gezocht met de oever
bevolking ter verkrijging van een aan
wijzing omtrent de plaats, waar de
onthoofde lijken van de vermiste
'strappans' waren begraven. Nadat dit
gelukt was keerde men naar Merauke
terug, 22 augustus.
Van 23-29 augustus werd aldaar ter
reede verblijf gehouden en door aan
raking met de bevolking getracht meer
dere inlichtingen te verkrijgen omtrent
de gesnelde koppen.
25 Augustus werd een dwangarbeider
aan de overzijde van de rivier opge
merkt en onmiddellijk met de sloep
van de 'Van Doorn' afgehaald. Deze
man had een pijlschot door zijn dijbeen
en beweerde dat zijn lotgenoten allen
onthoofd waren. De volgende dag
keerde nog een dwangarbeider terug.
Door ruilmiddelen werden door de be
volking 22 geprepareerde hoofden en
de gestolen revolver ingeleverd.
30 Augustus stoomde men nogmaals
met Assistent-Resident J. A. Kroesen
en een militaire colonne stroomop-
"Kan van deze krokodil een handtasje ge
maakt worden Jan?"
waarts met het doel verkenningstoch
ten naar enige kampongs te maken.
Van 10-15 september werd een reis
gemaakt naar Thursday-eiland voor de
post en aanvulling van kolen - en vic-
tualievoorraad
De tweede helft van september ver
bleef de 'Van Doorn' ter reede Merau
ke. In die twee weken werd voortdu
rend door de bemanning onder leiding
van Gezaghebber W. de Jong aanra
king met de bevolking gezocht, ge
kregen en onderhouden, omdat nog
steeds niet alle gesnelde koppen van
de medio augustus verdwenen Atjehers
waren ingeleverd. De mooi wit geschil
derde 'kapal poetih', de kloeke offi
cieren en de correcte bemanning, dit
alles naast de hem eigen vriendelijke
wijze, waarop Gezaghebber W. de Jong
de Kaja-kaja's tegemoet kwam - het
was voor hem een eerste aanraking
met de koppensnellers - de wijze,
waarop De Jong met gebaren zich met
hen onderhield, maakte op de Kaja-
kaja's kennelijk een verrassende in
druk en wekte hun vertrouwen, want
nog vóór eind september werden de
laatste geprepareerde hoofden van de
weggelopen dwangarbeiders bij de Ge
zaghebber ingeleverd. Daarbij bleek,
dat de Kaja-kaja's hun vocabulaire
hadden uitgebreid, want de Gezagheb
ber werd aangeduid met 'Kaspaai',
waarschijnlijk een verbastering van
'Kaptein', zoals de matrozen van de
Gouvernements Marine de Gezagheb
ber noemden.
De Gezaghebber van het G.s.s 'Van
Doorn' stond in zo hoog aanzien bij
de bevolking, dat zelfs enkelen hun
kinderen bij hem kwamen brengen, als
zij voor het halen van hout of andere
bosproducten het binnenland moesten
ingaan.
Zo nu en dan mocht één van de 'goe
de vrienden' een reisje meemaken naar
Thursday-eiland, waar de 'Van Doorn'
ging bunkeren daar Merauke nog geen
kolenopslagplaats had.
Daar paarden op Nieuw Guinea niet
voorkwamen is het begrijpelijk dat de
meegenomen Kaja-kaja zeer verbaasd
was toen hij op Thursday-eiland een
door twee paarden getrokken tent
wagen langs het strand zag rijden. Hij
greep Gezaghebber De Jong bij de
arm en riep 'Kaspaai! daar gaat een
huis met twee kangeroes ervoor"!
Ook anderszins werd een meer tege
moet komende houding van de papoe-
a's waargenomen. Bij de eerste door
een mobiele colonne ondernomen
tocht naar te voren getuchtigde nego
rijen gingen de inboorlingen bij de na
dering van de troep eerst op de vlucht,
doch later, nadat op een aantal plaat
sen geschenken waren achtergelaten,
gelukte het met enkelen hunner in
aanraking te komen. Hun werd duide
lijk gemaakt, dat zij zich voortaan van
stelen en moorden hadden te ont
houden, doch dat zij zich overigens
zonder gevaar konden aanmelden
met hun landbouwproducten, waarvoor
zij ruimschoots schadeloos gesteld
(lees verder volgende pagina)
18