RADIO OPLEIDINGSSCHOOL KNIL-MILITAIRE LUCHTVAART (SLOT) 1—I—MB—BIB v - r-V3—— Onze sein- en sounder instructeurs waren geduldige en begrijpende figuren met een hoogst enkele keer "ada hoedjan glèdèk", omdat een enkele grappen maker het te bont maakte, zoals sergeant majoor Nanlohy, sergeant Limahelu, sergeant Robaart and other fine gentlemen. Het vak voorschriften (Legerverb.- Mil. Luchtvaart-Internationaal) werd door Vaandrig Veenstra gegeven. Al die sakit kepala veroorzakende rommel plus de nachtmerries veroorzakende Q- codes, moesten in die oesoes-ajam in je kop, gestampt worden! Het was geen populair vak, maar toch presteerden enkele jongens het, één van de ROS 1 en één van ROS 2, om een 10 (tien) in de wacht te slepen. Memang hun hersens kaja oesoes kambing I Het vak met de onzichtbare krachten, Electro, werd door onze sympathieke en enige sergeant majoor Bolte ge geven, die ons de wet van Ohm leer de: I e/r, wat volgens sergeant ma joor Nanlohy levensgevaarlijk fout was, want de wet van Oom (in de tangsi) luidde: "Blijf van Tante af, want anders kena makan klewang of boeah melin- djoe karabijn". Onze instructeurs heb ben gelijk, want zo is het! De eerste maanden op Andir waren niet bepaald ideaal en met heimwee dachten we aan onze tijd in Tjimahi, waar de verzorging en aandacht be- toel-betoel optimaal was. Vaak hadden we geen water en werd je door een vroege djago gewekt (05.00 - 05.30), die met zijn lege rijstpannetje pro beerde de laatste druppels water in de bak op te scheppen: "Krèok-krèok- krèok-krèok". Met een ruk, kaja dian- toek schorpioen, sprong je uit je veld bed, onderwijl vloekend: "Somprèt, al weer geen water". Handdoek om je nek, in je linkerhand je rijstpannetje met zeep en schoon ondergoed en in de rechterhand het sajoerpannetje met scheergerei en tandpasta. Tandenbor stel tussen de tanden, als Tarzan met zijn piso-belati op zoek naar zijn in gevaar verkerende Jane, rende je zo snel mogelijk op je bakiaks of sanda len in je pèndèk naar de enige kraan achter bij de sein- en sounderlokalen, die nog water gaf (hoe dat mogelijk is, weet ik tot nog toe niet). Bofte je, dan kon je nog een snel bad, la mandi koetjing nemen, waarbij je opgejut werd met: "Vlugger nou, denk een beetje aan mij, of: "doe-illah lama bener nih", van de jongens die in de rij stonden. Later, al heel snel na de eerste waterloze dagen, was de beste en vlugste manier om een bad te ne men, (tanden poetsen met theewater of koffie van de keuken), om door het prikkeldraad te brobossen, naar de sawah's of tuinen te rennen en naar de kleine kali te gaan. Daar kon je dan uitgebreid en op je gamak sirammen, nadat je eerst kiri-kanan geloerd had of de sawah's vrij waren van ge vaarlijke, koelit-langsep Soendanese Amazones. Jammer genoeg werd nie mand van de ROS door één van deze Amazones ontvoerd en "gemarteld". (Njaa pisan djoeragan). In de eerste maanden op Andir kregen we vaak "beton" te eten. Het Ameri kaanse dump materiaal moest op de één of andere manier opgebruikt wor den, dus werden in de keuken dehy- derated potatoes, dehyderated cabba ge en corned mutton (baoe badot) met helder en lekker Lembang bronwater vermengd, gekotjok, gebanting en dioe- dek en opgekookt. In grote gamellen kregen we het dan. We hebben in het allereerste begin van deze culinaire meesterstukken geproefd, doorgege ven aan Mowgli onze tangsihond, die alleen maar met zijn zwarte staart kwis pelde en zacht begon te janken van: "Oooooöh was ik maar dood". Masa gon kén zingen, als je voel(t) wat ik bedoel? Als we van ons bescheiden soldij nog wat over hadden, gingen we op dagen, dat er "Beton-Stroganof" op het menu stond, naar de aloon-aloon in Ban doeng, waar je heel lekker in het res taurant VORL kon eten. De saté en goelé kambing waren beestachtig lek ker en bij de herinnering er aan: "Mijn mond kaja waterval". Waren onze kè- pèngs op-habis-sèèp-êntè, dan waren we gedoemd van deze lekkernij te eten. Net genoeg voor gandjel peroet. Je at dan met lange "slagtanden" van, naar je hoopte laatste beton avond maal (waarom hebben ze die dehyde rated rommel toch niet in de Arafura- zee gedumped i.p.v. op Andir?) van Chez Mariodapoer de Andir. Zo vers uit de keuken was deze specie op z'n lekkerst (eetbaar) en zachtst, 's Avonds tegen een uur of 22.00 werd het zo kneedbaar als stopverf en de volgen de morgen werd het zo "mollig" als beton en kreeg ook die mooie, grijze beton kleur. Niet voor niets staat er op bladzijde 3 van het Regelement Voorschriften van de Mil. Luchtvaart, op de eerste regel: "Zalig zijn zij, die familie of vrienden (vriendinnen) op Bandoeng hebben". Dat werd op de eerste dag, dat vaan drig Veenstra les gaf, ons op het hart gedrukt. Onze instructeurs hebben al tijd gelijk. Verder werd aan de Genie, afdeling Bentengs en kazematten voor gesteld om deze beton te gebruiken bij het bouwen van eerdergenoemde bolwerken, maar afgewezen vanwege tekort aan transport en mankracht. In deze sombere, "buik-krioek-krioe- kende" dagen, zal ik de tractatie van Jantje Tehupuring, Jonkheer van Sem- poer-Kedoeng Halang (Bogor) nooit vergeten. Jantje had in de Jappentijd als prize-fighter gevochten om Mamma Otto Ward, Lt. Kol. B.D., in de bocht. Even goed als voor de oorlog, toen hij nog voor het Arendsnest (NIROM) speelde. Staande links van hem, Jelier (Adj. b/d K. Luchtm.). en adik te helpen, want Pappa, ser geant van het KNIL was tawanan Je- pang (tegen het eind van de oorlog werd hij geëxecuteerd). Toen er op Bandoeng bokswedstrijden werden ge houden, deed Jantje, met bijna geen training en slechte voeding, mee. Ik zie hem nog de deur van barak 7 binnen komen. Rechteroognja bonjok. Naast hem liep zijn slapie, Krijgsman van Spangenberg met boengkoesans in zijn hand. Jantje zei alleen maar: "Ajo, lui eten". De kikkerbilletjes, foejoeng-haj en bami gorèng, hebben me nog nooit zo goed gesmaakt. Na 33 jaar wil ik Jantje nog zeggen: "Danki lai Njoong". Met de komst van luitenant Ward als tweede man van de ROS, later com mandant, en zijn twee linker- en rech terhanden in de gestalten van de ser geanten Bruinius en Van Kleef, werd het leven op Andir beter en later "bo- leh bilang tevreden". De twee serge anten waren speciaal belast met ons wel en wee. Ze waren streng, maar eerlijk, net als hun baas, Otto Ward. Af en toe vonden we deze heren niet aardig, omdat we dan, door een stunt van een of ander monjet-coliega straf exercitie kregen en dan was het ge kanker niet van de lucht. Na de straf denk je weer terug aan de wijze woor den van sergeant Kliwon op Tjimahi: "Jang tidak maoe lijsteren, moesti poe len". Alle instructeurs hebben gelijk! Pelopor petje af voor deze drie Mus ketiers. Verder mogen we de dames niet vergeten, die op de administratie afdeling werkzaam waren, zoals Mieke Reinhardt, Loes en Meity Kuip en Em ma Pangemawan. Last but not least, de zusters Ferouge en Koppenol van het ziekenzaaltje, die altijd lief voor ons zijn geweest. Na verschillende examentjes, waarbij de snelle en minder snelle jongens in aparte klassen terecht kwamen, zouden 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 10