ZJava, de tuin van Wet 0oóten
Enige tijd geleden werd er in dit blad een interessante uiteenzetting gegeven
over de thee-cultures in de Priangan onder de titel 'Van zwoegen en slagen'. Ook
werd er met lof gesproken over de geslaagde eerste Asam-thee-aanplant door
de administrateurs op de plantages Parakan Salak, over de glorietijd daarna
en de welvaart ook onder de werkzame bevolking. Ondernemende mensen als
Mundt en van der Hugt kwamen op de stoute gedachte deel te nemen aan de
wereld-tentoonstelling in Chicago in 1893, met de mogelijkheid dat daarmee de
producten van de Indische thee-industrie in Amerika meer aandacht zouden
krijgen. Het was de bedoeling om een model Soendanees dorp geheel en al
naar Amerika over te brengen en het werd een groot succes.
Twee zeilschepen volgeladen met men
sen en materiaal vertrok van Tdg. Pri-
ok in 1892 in de richting Hongkong.
Daar aangekomen werd het gezel
schap van mannen, vrouwen en kinde
ren, hun hebben en houden, bouwma
teriaal en planten, overgeheveld op
een moderne Amerikaanse stomer. Zo
werd de lange zeereis voortgezet en
tenslotte bereikte men San Francisco.
Van daar ging alles met de trein over
land naar Chicago. De voorbereidin
gen, de zee- en landreis, het opzetten
van de huizen, dat alles moet wel een
jaar in beslag hebben genomen.
Zoals gezegd was de Indische tentoon
stelling een enorm succes. De verslag
gevers van nieuwsbladen waren vol
lof over de organisatoren en natuurlijk
over wat ze zagen. Het Java paviljoen,
zoals het heette, was de grootste trek
pleister van deze wereldtentoonstel
ling en de beste bijdrage. Men kan
zich indenken hoe studenten van de
pas opkomende wetenschappen: eth-
nologie en anthropologie in hun nop
jes waren met deze expositie.
Onder hen was er een zekere juffrouw
Edith Scidmore afkomstig van Wash
ington D.C., die zo gecharmeerd was
met wat ze zag en vooral de kennis
making met de vriendelijke Soendane-
se families, die van zo ver gekomen
waren, dat ze zich die zomer had voor
genomen een reis te maken naar Java.
Vermoedelijk heeft ze een lang ge
sprek gevoerd met de daar aanwezige
opzichters en zeker met de heer Mundt
zelf. Hij zal haar geprezen hebben
voor haar plan een reis te maken naar
Java en haar hebben uitgenodigd de
onderneming te bezoeken, maar daar
over straks meer. Dat alles las ik in
het kostelijke boek dat zij geschreven
heeft na haar terugkomst in Amerika,
met dezelfde titel die ik hier voor dit
opstel gebruik: Java, de tuin van het
Oosten.
Met twee andere jonge dames maakte
ze toen de reis naar Java (in ca. 1895).
Voordat ze die aanving moet ze wel
in de bibliotheek van het Smithsonian
Institute waar ze werkzaam was, vrij
wel alle boeken gelezen hebben die
daar toen over Indië en Java te vinden
waren. Zo moet ze onder anderen de
beroemde geschiedenis van Java door
Raffles helemaal hebben bestudeerd.
Voor een beter begrip van de Boeroe-
boedoer en de Prambanan welke na
tuurlijk op haar agenda stonden las ze
de boeken van Brumundsen en Fergu
son. Ze was ook op de hoogte van de
verwikkelingen van de Atjehoorlog, van
het tijdelijk verbod (van de Nederlands
Indische regering) voor Mohamme
danen naar Mekka te reizen, iets wat
haar niet erg goed zat. Ook had ze
met belangstelling verslagen gelezen
van de uitbarsting van de Krakatau.
Kortom ze was wel geinformeerd. Ook
Max Havelaar's Multatuli ontsnapte
niet aan haar aandacht
Om praktische redenen nam ze ook
nog boeken door, geschreven door be
zoekers van Indië vóór haar tijd, zo
dat ze op elk avontuur was voorbe
reid. 'Een gewaarschuwd man telt voor
Missigit in de Soendalanden.
twee', zo moet ze gedacht hebben.
Wat ze ziet en meemaakt als Ameri
kaanse van die dagen te zamen met
de historische gegevens geeft ze weer
in een boeiend relaas over Java dat
niet zonder humor geschreven is.
Zo lezen wij over haar bootreis van
Singapore naar Batavia met een blauw-
pijper, over de aankomst op Priok en
de vlotte behandeling door de douane
ambtenaren, over het leven in Batavia.
Een ogenblik dacht ik aan Bas Veth
toen ook deze puriteinse dame de
Hollandse en Indische mensen 'zon
der fatsoen' zag rondlopen in en om
de hotels en de straten, een tafereel
dat ze ook als een schok moet hebben
ervaren.
Nadat ze in Batavia had rondgekeken
en in de kampongs de mensen had
geobserveerd is ze verder gaan reizen
naar Bogor, waar ze natuurlijk de
plantentuin bezocht. Ze was daar vol
lof over doch kon niet nalaten te ver
tellen dat een bekende Amerikaanse
professor door Dr. Treub was uitge
nodigd hem te assisteren bij de werk
zaamheden.
In een apart en compleet hoofdstuk
vertelt ze op een boeiende wijze over
de vele vruchten die ze geproefd heeft
en dat op een haast wetenschappelijke
manier, zonder dat het de lezer even
stoort. (Nu, zo ver van Indonesië geef
ik toe dat wij dit rijke leven vaak op de
koop toe hebben genomen). Ze zet
haar reis voort naar Soékaboemi, waar
na ze uitstapt in Tjibadak om de men
sen van de ondernemingen Sinagar en
Parakan Salak te ontmoeten. Ze werd
er met open armen ontvangen.
Hier is het dat ze, genietende van de
berglucht, de heerlijke ochtend dauw,
de frisse zachte bries onder de indruk
komt van de pracht van het landschap
(van Priangan) om haar heen en dat
ze met Marianne North tot de conclu
sie komt dat Java inderdaad de 'on
overtroffen en de weelderigste tuin van
schoonheid op deze aarde' is. Ik noem
hier deze Marianne North, dezelfde die
door de heer M. Proost in dit blad
(sept. '74) voor haar prachtige, ver
stillende tekeningen van Indische de
sa's, watervallen, missigits etc. ge
prezen wordt toen hij in London in de
Kew Garden deze collectie tegenkwam.
Miss Scidmore heeft Marianne natuur
lijk niet ontmoet maar wel heeft ze
haar boek gelezen en haar tekenwerk
gezien en het is best mogelijk dat ze
met goedvinden van de uitgever enke
le tekeningen voor haar boek heeft
mogen lenen. Volgens Miss Scidmore
heeft Marianne enkele decenia voor
haar veel gezworven in Midden Java
en daar de nodige schetsen gemaakt.
Maar nu loop ik toch even vooruit op
mijn verhaal.
Bij het lezen van dit boek heb ik meer
malen 'Tempo doeloe' van Breton de
Nijs doorgebladerd en stilgestaan bij
de verschillende prachtige foto's van
mensen, gebouwen en landschappen
die Miss Scidmore toen zelf ook had
gezien. Haar verhaal met de foto's er
naast werd zo nog boeiender! Op pag.
60 van het boek van Breton de Nijs
zien wij de Heer Mundt in zijn voor
galerij. Daar dus heeft die dame ge
logeerd.
Ze genoot van de levenssfeer van de
planters en ze moet met trots verno
men hebben van hun kennis van de
Amerikaanse historie en literatuur; ze
prees de planters voor de harmonie
op de ondernemingen.
Vanzelfsprekend bezocht ze de Soen-
daneese families die ze in Chicago
had leren kennen. En ze was diep on
der de indruk van hun eenvoudige
levensstijl. Ze had ergens gehoopt op
een verandering van hun visie, van
wege hetgeen die mensen op hun rei
zen hadden meegemaakt.
Over de trein en treinreizen is ze vol
lof maar ze vond de prijs voor reizen
toch wel wat te hoog. Was ze een
paar jaar eerder aangekomen dan had
ze vermoedelijk stukken van haar reis
door Java met een vierwieler moeten
hebben gedaan. De treinverbinding van
Batavia naar Soerabaia was net tot
stand gekomen. Na een kort bezoek
aan Bandoeng is ze via Tasik Malaya,
Tjilatjap in Djokja aangekomen. Daar
(lees verder volgende pagina)
22