Cephas, de Fotograaf
door Dr. H. J. de Graaf
De naam Cephas heeft bij allen, die zich met de Javaanse oudheidkunde bezig
houden, een goede klank. Immers, de fotograaf Cephas heeft een groot aantal
prachtige foto's van grootse monumenten, zoals de Burubudur, de Prambanan-
tempels en dgl. zomede van de daarop aangetroffen reliëfs gemaakt. Veel ver
der gaat onze kennis omtrent deze bekwame man echter niet, zelfs over zijn
nationaliteit verkeerde men in het onzekere. Sommigen meenden dat hij een
Armeniër (of Armeniaan, zoals men in Indië wel eens placht te zeggen), was.
Evenwel, hij was een volbloed Javaan van afkomst, zoals hierna zal blijken.
Het eerste bericht omtrent zijn persoon
is uit het jaar 1860. Op zondag 27 de
cember van dat jaar werd hij n.l. ge
doopt. Dit was iets heel bijzonders,
want tot dusver beschouwde men de
Javaanse Moslims als volstrekt on-
bekeerbaar. Een der eersten, die aan
deze stelling twijfelde, was mevrouw
Christina Petronella Philips, geboren
Steven, wonende te Ambal (Banjoe-
mas). Daar was haar echtgenoot in
specteur van de gouvernements indigo
cultuur.
Zij was begonnen in haar woning haar
personeel en verdere belangstellenden
godsdienstonderricht te geven en op
die genoemde laatste zondag van het
jaar 1860 werden de eerste vijf harer
leerlingen gedoopt door de predikant
der Indische kerk, ds. Berend Braams
uit Poerworedjo. Van dit vijftal was
slechts één uit Banjoemas afkomstig,
de anderen kwamen uit Djokjakarta of
van elders. Aldus luidt het verhaal in
het rijke boek van ds. F. Lion Cachet,
"Een jaar op reis in dienst der Zen
ding". (blz. 273-74).
Tot die vijf dopelingen behoorde vol
gens het lijvige boek van de oud-zen
deling Coolsma, "De Zendingseeuw
voor Nederlandsch-lndië" twee uit
Djokja, t.w. een jong echtpaar. De oor
spronkelijke naam van de man wordt
ons nergens vermeld, doch bij zijn
doop ontving hij de Bijbelse naam van
Cephas, zoals zo vele Christen-Java
nen er hadden: Abraham, Abisai, Sa-
drach, Paulus, Dawoed David) enz.
Deze naam Cephas, oorspronkelijk
Aramees, werd door Jezus aan zijn
leerling Simon bar Jona gegeven en
betekent steen of rots. Thans wordt
deze rots-apostel meestal naar de
Griekse vertaling Petros of Petrus ge
noemd. Later heeft Cephas zijn naam
zelfs als achter- of familienaam ge
bruikt, zodat ook zijn afstammelingen
Cephas (mét een vóórnaam) genoemd
worden.
Men vraagt zich intussen wel af, hoe
dit Djokjanese paartje de weg naar
het verre Ambal heeft gevonden. De
afstand is toch niet gering, een 125
kilometer. Het kan zijn, dat het gerucht
over een Europese dame, die in het
verre Banjoemas aan de Javanen een
nieuwe leer verkondigde, ook de Vor
stenlanden heeft bereikt. Mevrouw
Philips, geboren in 1825, was nl. uit
het Djokjase afkomstig, waar haar va
der Steven, landheer was geweest. De
beide doopkandidaten zullen nog wel
enige tijd in Ambal hebben moeten
vertoeven om onderricht te ontvangen,
eer zij tot het Sacrament van de Doop
werden toegelaten. De verdere bijzon
derheden omtrent deze bekering en
overgang tot het Christendom ontbre
ken helaas en zullen voorlopig wel on
bekend blijven. Wel kunnen wij ver
moeden, dat Cephas bij zijn doop on
geveer 20 jaar moet geweest zijn, zo
dat hij omstreeks 1840 zal geboren zijn.
Gedurende een dertig jaren vernemen
wij uiterst weinig omtrent onze Cephas.
Hij zal naar Djokja zijn teruggekeerd
en daar zijn oude beroep, stellig niet
dat van tani, hebben hervat. Wij ma
ken pas weer kennis met hem en zijn
gezin in het jaar 1891, toen hij ds. Lion
Cachet ontmoette. Deze volijverige Ge
reformeerde predikant bekleedt een
merkwaardige plaats in de zendings
geschiedenis. Na eerst jaren lang in
Zuid-Afrika te hebben gestaan en over
dit verblijf in het land der "Boeren"
een veel gelezen boek te hebben ge
schreven, was hij door de Gerefor
meerde kerken in Nederland naar Ja
va gezonden, om daar het zendings
werk, waarover sombere geruchten het
moederland bereikt hadden, in ogen
schouw te nemen. Hierbij is hij enigs
zins onbesuisd te werk gegaan, m.n.
t.a.v. de Javaanse Christenvoorganger
Sadrach. Dit neemt niet weg, dat hij
een zeer intelligent en ontwikkeld
mens was, die veel zag en opmerkte,
om het in zijn interessant boek aan zijn
geloofsgenoten bekend te maken. Zelfs
fotografeerde hij, wat destijds met de
zware apparaten en omslachtige werk
wijze vooral in de tropen geen kleinig
heid was. Zo raakte hij ook in contact
met de fotograaf Cephas, die aanbood
zijn glazen platen te ontwikkelen.
Daarbij ontdekte onze predikant, dat
Cephas niet slechts de fotografeer
kunst uitmuntend verstond, doch dat
hij ook het Nederlands goed machtig
was, ja zelfs een en ander van moder
ne talen afwist. Waar zou hij al die
kundigheden zich hebben kunnen ei
gen maken? Hollands-Inlandse scholen
bestonden toen nog nergens en waar
zou hij het fotograferen hebben kunnen
leren?
Het komt mij voor, dat Cephas dit al
les slechts heeft kunnen leren door de
omgang met de Belgische duizend
kunstenaar Van Kinsbergen, de veel
geroemde fotograaf der Javaanse oud
heden van Midden Java. Van 1862 tot
1873 heeft deze kundige man met de
Vorstenlanden e.o. te maken gehad en
ongetwijfeld vaak in Djokjakarta ver
toefd. Mogelijk is Cephas bij hem in
dienst getreden, waardoor hij in de
eerste plaats de fotografeerkunst zich
heeft eigen gemaakt. Door dagelijkse
omgang met zijn heer, zal hij ook het
Hollands aangeleerd hebben, terwijl hij
tevens van de tweetalige Van Kinsber
gen een mondjevol Frans heeft leren
brabbelen, gelijk destijds van elk ont
wikkeld mens verwacht werd. Een
vroeg getuigenis van zijn vertrouwd
heid met onze taal is wel het tragische
opschrift op de grafsteen van zijn
zoontje, te vinden op de oude begraaf
plaats achter de Pasar: "Jacobus, ge
liefd kind van Cephas" (Bloys v. Tres
long Prins I, 205).
Het ligt voor de hand, dat hij door zijn
betrokkenheid bij het (voorlopig) res
taureren en fotograferen der oude Ja
vaanse monumenten enigszins met de
ze antiquiteiten vertrouwd raakte. Maar
nadat Van Kinsbergen zich voor goed
naar Batavia teruggetrokken had om
zich behalve aan de schilderkunst, aan
de bevordering van opera- en toneel
kunst te wijden, zal Cephas getracht
hebben van het fotograferen zijn be
roep en kostwinning te maken. Als wij
hem in 1891 weer ontmoeten, wordt hij
zelfs hof-fotograaf genoemd, d.w.z. fo
tograaf van de Sultan en de zijnen,
maar hij was een zeven jaar eerder
Kratonfotograaf. Mogelijk dankte hij
deze kwaliteit aan een nieuwe Euro
pese vriend, de hofarts dr. Isaac Gro-
neman.
Deze bedrijvige arts zal zich reeds om
streeks 1860 in de sultansstad geves
tigd hebben. Hij legde zich niet alleen
met grote ijver op de geneeskunde toe
- hij meende zelfs de cholera met creo-
line te kunnen genezen, over welke
behandeling ik later niets meer ge
hoord heb - doch daarnaast was hij
een hartstochtelijk liefhebber der Ja
vaanse oudheidkunde. In 1885 was in
Djokjakarta een "Archaeologische Ver-
eeniging" opgericht, die het later zelfs
tot een soort van Museum gebracht
heeft. De eerste voorzitter was de
ingenieur IJzerman, de ontdekker van
de bedolven voet van de Burubudur.
Slechts korte tijd heeft deze de voor
zittershamer gehanteerd, daar hij reeds
na één jaar repatrieerde. Hij werd toen
door dr. Groneman opgevolgd, die da
delijk een grote activiteit ontwikkelde.
Hij ging nl. over tot het laten opruimen
en schoonmaken der acht Prambanan-
tempels. Hierbij ging hij enigszins roe
keloos te werk. Alle van de hoge tem
pels afgevallen brokstukken en frag
menten werden verzameld of op een
hoop gegooid. Daardoor werd veel
ruimte om de tempelruïnes gewonnen,
doch tevens werd het nu uiterst moei
lijk om te weten, van welke tempel dit
of dat stuk afgevallen, m.a.w. afkom
stig was. De grote taal- en vooral oud
heidkundige dr. J. Brandes uitte zijn
verontwaardiging over deze grote
schoonmaak in een fel artikel in het
Tijdschrift van het Bataviaasch Ge
nootschap T.B.G. Hij sprak zelfs van
een "archeologische moord op groote
schaal".
Gelukkig was de aangerichte schade
6