Wim niet onherstelbaar. Het is met ontzag gelijk veel moeite en geduld aan de Nederlandse oudheidkundigen en hun Javaanse medewerkers gelukt op den duur de schade te herstellen, en eerst enige kleinere tempels te reconstru eren en daarna ook de grote, Sjiwa- tempel. Soekarno heeft hem zelfs door uit Bali ontboden pandita's opnieuw laten wijden. Brandes scherpe kritiek belette even wel dr. Groneman niet, om zijn hand van de Prambanantempels af te trek ken. Van de netjes schoon gemaakte bouwvallen liet hij door Cephas foto's maken, die hij in 1887 aan het Bata- viaasch Genootschap toezond. Inder daad kon men op die "photogrammen", zoals men toen soms zei, de door de tijd en aardbevingen verminkte tem pels van hun keurig net grasveld zien oprijzen, dat de vroegere puinhopen had vervangen. Zo is het gezicht op de ruïnes nog jaren lang gebleven. Maar door die foto's zal de aandacht van hogere instanties te Batavia op de vaardigheid van onze Cephas getrok ken zijn. Merkwaardigerwijze was reeds in het buitenland, in Frankrijk een foto van de Burubudur door Ce phas afgedrukt in het tijdschrift "En öcéanie" bij een artikel van E. Coc- teau. Aan die samenwerking tussen de foto graaf Cephas en de oudheidlievende arts Groneman danken we nog een drietal uitgaven, platenboeken, die in de jaren 1888 tot 1899 het licht zagen. Het eerste dezer langwerpige prenten boeken voor grote mensen was getiteld "De Kadaton Kraton) te Jogjakar ta" en verscheen in 1888. Het tweede zag eerst zeven jaar later het licht en had tot onderwerp "De Garebegs te Ngajogjakarta". Hierin worden de plechtige optochten van de Kraton naar de grote moskee met de karakteristieke "spijsbergen" voortref felijk afgebeeld en zeer kundig be schreven. Het is misschien het beste, dat er ooit over deze feesten versche nen is. In zijn inleiding roemt Grone man "den bekwamen Javaanschen hof- fotograaf Cephas", die nu zelfs tot het maken van momentopnamen in staat was. Tenslotte zag in 1899 een dergelijke monografie het licht over een grote wajang-wong-voorstelling, getiteld: "De wajang Pregiwa, vertoond in de Jogjasche Kraton in juni 1899". Het succes dezer uitgaven was moge lijk geworden, doordat men in het laatste kwart der vorige eeuw betere cliché's kon maken voor het reprodu ceren van foto's. Het was niet meer nodig van een fotografie een z.g. hout gravure te vervaardigen, waarmede te voren geïllustreerde tijdschriften als "Eigen Haard" of "De Aarde en haar Volken" opgeluisterd werden. Bij deze uitgaven van Groneman-Ce- phas was de hofhouding destijds heel wat minder afgesloten dan later. In mijn tijd deelde de translateur, die Kraton bezoekers rondleidde, nauwkeurig me de, op welke plaatsen men zijn kodak- je mocht gebruiken, en waar niet. Ik herinner mij ook een bezoek 1930 aan de toen in Djokja werkende foto graaf Zindler, die ik nog uit Rotterdam kende. Blijkbaar was hij thans hof- fotograaf, want hij toonde mij schitte rende foto's van kraton-plechtigheden, hofbruiloften en dgl. "Als ik die eens in mijn winkel mocht verkopen", ver zuchtte hij. Maar de Kraton was voor fotografen heel wat minder toeganke lijk geworden. In de tijd, dat Cephas nog met de reliëfs van Burubudur en Prambanan bezig was, kreeg hij bezoek van de reeds vermelde ds. Lion Cachet, tij dens diens zendingsreis 1891. Hij zocht de kunstenaar op in zijn "eenvoudige woning" binnen de oude Europese wijk, en in zijn nog eenvoudiger atelier, "waar zoo kunstig gearbeid" werd. Hij maakte ook kennis met "zijn vrien delijke echtgenoote, die geheel Ja- vaansche kleeding" droeg. Cephas was dus Europees gekleed; zwart lus tre jasje en witte broek. Ook leerde hij een zijner zonen kennen, "die hem in de photographie ter zijde stond." Dominé's slotsom wasr "de hofphoto- graaf Cephas is geen gewone man. Voor de wet met Europeanen gelijk gesteld, zou hij door natuurlijken aan leg als opvoeding volkomen op zijn plaats in de beste Europeesche krin gen, waarin hij verkeert, zijn. Hij was eer trotsch op zijn Javaansche afkomst, dan dat hij zich iets liet voor staan op zijn Europeesche rechten". Ds. Lion Cachet zou geen echte zen dingspredikant zijn, als hij het niet be treurde, dat hij (Cephas) niet voor den dienst des Evangelies onder de Java nen gewonnen werd. "Want van hoe onberekenbaar nut zou zulk een man, Javaan uit de Javanen, die het Neder- landsch even zuiver spreekt als het Maleisch en zijn moedertaal het Ja- vaansch, en daarbij met nog één of twee moderne talen niet onbekend is, die ingewijd is in het Hindoeïsme, 't Boeddhisme en Javanismedie de gave heeft om zich eenvoudig, nauw keurig, verstaanbaar uit te drukken, en daarbij zeer beschaafd en uiterst be scheiden is, hebben kunnen zijn als prediker van het Woord bij de Zending op Java. Doch het mocht niet zoo zijn, hij wijdde zich aan de photographie, en leeft voor de kunst, indien kwalijk van de kunst". Tot zijn teleurstelling vernam onze pre dikant ook, dat de familie Cephas zich in het kerkelijke en geestelijke gelijk gesteld hield met het gros der fatsoen lijke Europeanen, dus: godsdienst aan de lauwe kant. Dit behoeft ons allerminst te verbazen. Een jarenlange omgang met een dr. Groneman, volgens de socialist H. van Kol, die hem goed gekend heeft (uit onze Koloniën p. 789) "opgegroeid met het geslacht, dat eenmaal Vogt en Moleschot (fanatieke atheïsten) aan bad, kon er moeilijk toe bijdragen om het prille Christelijke geloof bij een Javaan te verlevendigen. Voor zo ver bekend, heeft Cephas in de Christen gemeente nimmer een rol gespeeld. Dit belette ds. Lion Cachet niet dat hij, enthousiast over de kennismaking met Cephas, de naamloze straat, waar de ze woonde, niet enkel fotografeerde en daarvan een reproductie in zijn boek opnam, doch daaraan ook de naam Cephas-straat schonk. Intussen was Cephas reeds met m.o. m. 'officiële opdrachten vereerd, waar door hij minder anoniem werd. Na de ontdekking van de bedolven voet van de Borubudur door IJzerman, was men overgegaan tot het bloot leg gen der eeuwen lang verborgen ge bleven reliëfs. Stuk voor stuk werd dit beeldhouwwerk ontgraven, door Cep has gefotografeerd en daarna op nieuw met aarde bedekt, uit vrees voor verzakkingen. Voor dit werk was een 9.000 uitgekeerd. Ook aan de Prambahan-tempels werd Cephas te werk gesteld. Sedert 1889 werd daar de reeks reliëfs opge graven, die het Ramayana uitbeelden. Het is het verhaal van de held Rama, wiens gemalin Sita door de reus Rawa- na geschaakt is en naar het eiland Sri Langka (Ceylon) ontvoerd. Na een he vige strijd wordt het paar herenigd. Het laatste tafereel stelt de dood van Rawana voor. Voor dit werk stelde de Regering 3.000 beschikbaar. (lees verder volgende pagina) Een door Cephas gemaakte foto uit 1884 van sultan Hamengkoe Boewono VII van Jogjakarta met resident B. van Baak in de Garebeg optocht. 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 7