Salatiga, romantisch garnizoensstadje in Midden-Java to door Ems I. H. van Soest De Belle Epoque Sala-Tiga. Wat werd er niet gegist naar de betekenis van die naam. Drie schul den? In elk geval ga ik nu een schuld inlossen tegenover het koele bergstadje, dat een sfeer ademde die de basis legde voor creativiteit. Die sfeer laat ik aller eerst herleven door een brok mémoires van mijn broer Jan W. A. van Soest, die als jongen van 17 jaar bewust die ambiance onderging, terwijl ik toen pas twee was (1910). Ik citeer dus wat hij over dat Salatiga van vlak na onze komst uit Nederland schreef. "Wanneer mijn ouders behoefte had- het geheel overgoten met glinsteren- den aan verstrooiing, wanneer de een- de zilveren lovertjes. Wim, die nog zijn zaamheid van Malebari mijn moeder blozende kleur had, was Volendam- drukte, dan gingen zij naar Salatiga, mer boertje en ik kwam als Engelse waar feesten schering en inslag waren matroos. Tot mijn voldoening zat het en de sociëteit de plaats, waar tout Ie pak me aan het lijf gegoten. De meis- monde elkaar kon treffen. Naast de jes Van Andel, dochtertjes van de dok- "soos" stond een paviljoentje, dat mijn ter, waren Wim's boerinnetjes. In de vader gehuurd had als pondok voor bonte jolige drukte van dit feest mani- zulke gelegenheden. Er stond een keu- festeerde zich de Salatiga'se vreugde- rig salonameublement van zachtgroen lievendheid. We kregen alle drie in velours, er waren twee slaapkamers onze leeftijdsklasse een prijs. en een voorgalerijtje. Het spreekt van zelf dat Wim en ik in de beginjaren van ons Indische verblijf dan ook van de partij waren. Wim was in de kost bij mijn oom Jan, die niet ver van de soos woonde en ik kwam over uit Se- marang, waar ik in de kost was bij mijn tante Anna. De soos lag naast hotel Kalitaman met zijn brede marmeren trappen en groot schaduwrijk erf. Dit hotel was eens het landhuis geweest van de familie Hamar de la Bretonniè- re. Men vertelde dat in de vorige eeuw Prins Hendrik, derde zoon van koning Willem II, er tijdens zijn Indische reis ontvangen was. Een van de eerste evenementen die we meemaakten, was een balcostumé voor kinderen en jeugdige volwasse nen. Mijn moeder had tweejarige Ems omgetoverd tot sneeuwklokje, in een gazen jurkje met dotjes watten erop, De ziel van de soosfeestelijkheden waren de Assistent-Resident de heer Van Santwijck en de heer Smit Sibin- ga, Administrateur van Getasan. Ik voelde mij altijd in een geanimeerde stemming bij de bals, vooral als de Lanciers aan de beurt was. Ik vergiste mij nooit in de figuren van deze dans, daarom beoefende ik ze zo graag. De schrikkel dito vond ik al heel plezierig! Dan kwam altijd Fransje Hendriks mij ten dans vragen, een zeer gevierd meisje met het air van een grande dame, dochter van de majoor. De H.B.S.ers bewonderden haar zeer om dat mondaine en zelfbewuste, totdat... zij in officieren belang ging stellen! Dat namen ze haar kwalijk! Op zondagmiddagen ging men in de koele uren na theetijd wandelen en dan kon men er zeker van zijn elkaar te zullen treffen in de Ijsfabriek! Deze lag aan het begin van de Chinese Kamp. Het was een langgerekt gebouw, waaronder de kali doorstroomde. Een brugje voerde naar een wijd plateau, terras zou men nu zeggen, met een rasterwerk eromheen, waar tafeltjes en stoelen nodigend stonden. Achter de fabriek zag men de trotse omtrek ken van de Merbaboe verrijzen. Er was altijd een ziedend bruisen te ho ren als van een waterval, de grote machines waren altijd in werking en enorme dikke pijpen in grillige kron keling waren met een dikke ijslaag bedekt. Binnen heerste een heerlijk gekoelde atmosfeer. Ook daar was volop ruimte om te zitten en zich een groot glas "stroop met ijspoeter" of "és gosok" te laten brengen. Vooral de rozenstroop en grenadine vielen bij da mes en kinderen in de smaak, het ijs werd er fijngestampt in een hoge kop op geplaatst. Aan de toonbank kon men daar ook bestellingen doen, want de ijsfabriek wa£ tevens drankenwin kel. Naast de ijsfabriek lag Toko Overink, eveneens aan de brug over de kali en dan hield de Europese wereld op en vergleed in de Chinese. Maar wij, Semarangse H.B.S.ers zaten op ons plateau als op een eiland en zagen de Indische nacht invallen. Vuur vliegjes begonnen hun werveldans, de hemel was van rossig goud met allerlei parelmoernuances van groen en violet overgegaan tot inktzwart met sterdiamanten. Het stampend bruisen, het klokkend klateren gaf begeleiding aan onze levendige gesprekken. Er werd gelachen. Er werden dromen ge droomd- Er ontstonden romances en... er werden romances ontbonden. Het was zeer bekoorlijk, zeer weemoedig soms. Het hoorde bij onze jeugd. Toko Overink was klein Europa, ais men die zaak betrad in heldere ver lichting. Het was een wanordelijk para dijs voor kinderen, waar hobbelpaar den, gekleurde ballen, speelgoedbees ten, poppenhuizen, bouwdozen, spe len in rijke collectie, knikkers, trom petten, mooie poppen in doos, opzet- figuren en miniatuur serviezen de vloer bedekten in rijke overdaad. Maar er stonden ook prozaische voorwerpen voor volwassenen, lampetkommen en kannen, van wit porcelein met ge kleurde bloemmotieven, kinderbadkui pen, ijzeren wasstandaards, spiegels, tuingieters, hutkoffers, ^geldtrommels, presenteerbladen, Fayence aardewerk, drinkglazen. Er hingen lampen en er hingen hammen, er waren blikken vol biscuits van Huntley Palmers (waar we dol op waren) dozen Pear's Soap, flessen Quina La Roche, stopflessen vol geglaceerde koekjes in de vorm van dominostenen, verder zuurballen, toverballen en pepermuntstokken. In de winkel van Overink was alles te koop! Men werd er geholpen door een lange, broodmagere juffrouw, pokdalig en met een spraakgebrek, alsof ze haar gehemelte miste. Ze was gekleed in een lange japon met hooggesloten Hotel Kalitaman met zijn brede marmeren trappen en groot, schaduwrijk erf 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 12