Schooljuffrouw in het Oude Indïè
door HÉLÈNE WESKI
Naast de Simpangclub in Soerabaia lag, onder koel geboomte, de Simpangse
Gentengschooi. Proper grint op het voorerf, zeven lokalen naast elkaar, door
halve tochtdeurtjes gescheiden van de omringende overdekte galerij, een ruim
achtererf van aangestampte aarde, waar kastie gespeeld werd in de "uitspan
ning" of rovertje, een enorme pendopo-achtige gymnastiekzaal en daarachter,
weer uiterst proper, het rijtje W.C.'s.
Daar was het waar ik een deel van
mijn leven - en niet het slechtste! -
een zeer droge boterham verdiende
(het beleg verschafte je je met bijles
sen). Vaak nog komt een vertederend
kinderleger door mijn nachtbewustzijn
paraderen, daar gaan dan hand in hand
Rolf Spruyt en Hansje Oei, Wally, Els
je, Benno en die enge Jozef - die man
keert nooit!
Kortgeleden kreeg ik van Elsje, die
mijn verhalenbundel "Van Mensen en
Machten" toevallig gekocht had, een
enthousiaste brief: "Ik heb zo'n ver
moeden dat u die juffrouw Weski bent,
die mij aap-noot-mies heeft geleerd."
Ja Elsje, dat was ik. Weet je nog dat
bord voor de klas met die bengelende
kaartjes, die door elkaar hingen en die
jullie op orde mochten hangen? Weet
je nog hoe jullie woordjes mochten
brak wanneer iets te bevatten bleek
voor zijn schamele hersentjes. Op een
dag scheurde een kreet door de stilte:
"Juf, Wally zit met zijn piepertje te
spelen!" De kleine misdadiger, ver
stard en versteend, staarde me aan
met opengesperde reeënogen, in zijn
doodsangst vergetend het handeltje
weer weg te stoppen. En zo kon de
hele klas, als één bonk schijnheilige
reinheid, zijn schande aanschouwen.
Mijn lieve, zachte Wally! "Misschien
moet Wally een plasje doen?" opperde
ik, "ga dan maar even, en verder je
handjes boven de bank houden."
En dan was daar Benno. Nummer één
van de klas. En plotseling een van de
heel dommen; tien fouten in een dic
tee, sommen niet af, schoonschrift vol
vlekken. Benno moest zijn werk af- en
overmaken na schooltijd. Als hij klaar
maken als bol-vol-tol, en hoe degene
die de meeste had een prijsje kreeg,
een potlood of een griffel? Weet je nog
hoe we versjes opzeiden "met geba
ren"? Hansje Oei zwaaide dan woest
met zijn vinger en riep hartstochtelijk:
"Ik, ik juf!" Je kon hem niet negeren.
En voor de klas loeide hij met stentor
stem, zodat juffrouw Both in de vijfde
aan het eind van de galerij hem kon
horen:
"Heuftun sgarebandje? Heufturin frmij
boeaard?"
Vier coupletten abra-cadabra, verge
zeld van wilde armgebaren. Het heeft
lang geduurd, voor ik erachter kwam
wat hij vertellen wilde: heeft u een
sigarenbandje, heeft u er een voor mij
bewaard?
Op de tweede bank zat de schattige
Wally, witblond met donkerbruine ogen
en een allerliefst smoeltje, dat zo smar
telijk kon kijken om de ontoegankelijk
heid van sommetjes als 15 18,
maar dat in een stralende lach open-
De naast de
Slmpangclub
gelegen school
op Simpang, waar
vele generaties
Soerabaianen op
de schoolbanken
zaten.
(Foto uit
Oud-Soerabia van
G. H. von Faber)
was, fietsten we samen een eind naar
huis, hij op zijn kleine karretje, ik op
mijn hoge oude brik, hij stelde dan
zorgzaam voor: "Gaat u maar aan de
binnenkant, anders wordt u nog over
reden!" Noch zijn moeder, noch ik
begrepen iets van die plotselinge dom
heid, waartoe niets hielp, geen bij
lessen, geen boosheid, geen werken
op zijn eergevoel. Tot ik zei: "Nu is het
uit, je doet je best niet, ik help je niet
meer, blijf jij maar gewoon zitten." De
volgende dag kwam zijn moeder ver
tellen dat Benno het had uitgesnikt: nu
mocht hij nooit meer nablijven en met
juf naar huis fietsen. Ze wist wat er
aan de hand was: Benno was ver
liefd..
In de pauze wandelden de leerkrach
ten op het achtererf onder de waroe-
bomen, juffrouw Both, Mieke Binnen
dijk, Titia Bouma, de enige haan in het
kippehok Niek Buisman, soms voegde
zich het hoofd, de onvergetelijke Irma
von Dewall bij ons. Ik, als negentien
jarige, zag huizenhoog tegen hen op,
zwijgend luisterend naar hun gesprek
ken en tips: hoe je stilte kon forceren
in een onrustige klas, hoe je een bru
taal kind klein kreeg enz. Elke jonge
onderwijzer heeft nachtmerries van het
idee geen orde te kunnen houden!
De lawaaiigste, drukste klas was de
vijfde van juffrouw Both, iedereen sid
derde ervoor.Zij hield ze in de hand,
ze aanbaden haar, maar met elke an
dere leerkracht veegden ze de vloer
aan. De ergste belhamel was een jon-
gén van vijftien, een zekere Jozef, met
aankomende snor en een lichaam van
een vent van dertig, inclusief bijbeho
rende noden en behoeften
Mijn schrik kende dan ook geen gren
zen, toen juffrouw Both me op een
dag vroeg voor het schoolfeest iets
met haar klas in te studeren. "Jij speelt
piano zei ze, "en ik ben zo muzikaal
als een pot. Ik hoor dat je een bloe
men- en beestjes-operette hebt ge
schreven voor de lagere klassen sa
men, ik schenk je mijn klas, ik weet
niks." Een dol geschenk!
Ik vond een geschikt toneelstukje voor
enkelen van hen, anderen zouden wat
declameren en Jozef had ik aange
steld als gordijnhaler achter de cou
lissen. Op de grote avond stonden we
trillend van zenuwen klaar: mijn kin
dertjes nog in wanorde door elkaar
heenspringend op toneel, ik in het
donker tussen de coulissen met Jozef,
wachtend op het teken van de cere
moniemeester. Plotseling voelde ik
twee armen om me heen, een snor
in m'n hals en een warme adem, die
blies: "Lekkere toet!" In paniek gaf ik
Jozef een knoer van een peut in zijn
maag, hem de touwen van het gordijn
in de handen duwend, zodat die ten
minste geen pikanter dingen konden
ondernemen, en riep: "Halen!"
Het publiek aanschouwde een warrige
kluit van neuspeuterende, broek op
trekkende bijtjes, kikkers en bloemen...
Jozef heeft het me nooit vergeven. En
dat heb ik geweten, want niet lang
daarna moest juffrouw Both na elven
de zevende klas van het schoolhoofd
overnemen en kreeg ik haar klas. Volle
leerkracht - dat betekende 50,in
de maand meer. Maar voor geen
500,had ik het vrijwillig gedaan!
Door wurgende angst geteisterd begon
ik mijn eerste les: de behandeling van
de bloedsomloop. In de pauze maakte
ik een mooie tekening op het bord,
maar toen ik later, met de woelige klas
in m'n rug, de namen erin moest zet
ten, versmolten mijn hersens tot een
witte onbeschreven massa: Hoe zat in
's hemelsnaam dat rotstelsel ook weer
in elkaar? Boezems aan een kant, ka
mers aan de andere, of de een boven
de andere, of kruiselings? In den blin
de vulde ik in: rb, Ik, rk, Ib, bij de rk
begon het gegrinnik al op te klinken.
"Lo, hoe kan dat?" "Eééh, fout toch
juf?" En boven alles uit het tergende
gekraai van Jozef: "Gelóóf je, zij weet
niet eens waar haar boezem zit! Zal
ik wijzen juf?" Temidden van de alge
mene vreugde, de tranen brandend ach-
W///W//M
22