-V T 3^Cantjii INDONESISCHE SAGEN EN LEGENDEN HAIR Een tijdje geleden stond in het weekblad TIME een artikel tje over een dierenkweker in de USA die heel toevallig een geheel haarloze muis had weten te kweken en daar nu een goede boterham aan verdiende. Vooral aan de medische wereld die het speciaal gebruikte in bepaalde dierproeven met muizen die voordien altijd eerst helemaal kaal geschoren moesten worden. En deze kale muis be spaarde nu geweldig veel tijd en was daarom zo lakoe Gekke wereld. Want aan de andere kant van die aardbol verdient een mannetje een goeie portie nasi juist met een middeltje om de kalige Aziatische bovenlip, die zo vaak met een rattestaart wordt vergeleken, van een fraai macho teken te voorzien. Een snor! Een knevel! Een sik! 95% van de Indonesische mannen hebben er heel wat voor over om maar zo'n stoer teken van mannelijkheid te bezitten! En met een flesje King Lon Oil a Rp. 300,kan je behalve een snor kweken ook nog je Baard, Hoofdhaar, Borsthaar, Wimpers enz. enz. aankweken, verbeteren en/of vermeerde renEn als bewijs dat zijn middeltje werkelijk helpt heeft deze rondtrekkende haarkunstemaker een fraaie ver zameling foto's en kranteknipsels als bewijs van met hem bekende Indonesische filmsterren, musici en andere hoog waardigheidsbekleders die blijkbaar allemaal zijn wonder middel gebruikten en nu nog lang en gelukkig verder leven met zwaar behaarde bovenlip, borst, benen of zie boven ROGIER Zoals U weet is de kantjil een dwerg hertje in Indonesië, dat het onderwerp is van heel wat fabels. Eén ervan wil ik U hier vertellen. De kantjil is een hertje van nog geen 25 cm hoog. Hij heeft fijne sierlijke ranke pootjes met scherpe lichtbruine hoefjes, een klein kopje met wat wee moedige oogjes en twee haaktandjes. In de bossen hoog in de bergen trekt hij zich terug, omdat hij heel schuw is en maar zelden laat hij zich zien aan de mensen. Natuurlijk is hij niet sterk, maar wel bijzonder slim. Eén van zijn wandelin gen strekt zich uit tot aan de bosrand. Hij kan zich nu eens fijn tegoed doen aan sappige kruiden, die diep in het bos niet groeien en aan heerlijke bes sen, laag hangend boven de grond. Veel gevaar dreigt hier niet bedenkt hij, trouwens overal kan hij zich ver stoppen tussen het struikgewas om daar al suffend zijn eten te herkauwen. Na al het smullen voelt hij zich vol komen tevreden en na zich helemaal te hebben gelikt en schoongepoetst vouwt hij zijn pootjes samen om in de schaduw van een hoge boom een dutje te doen. Plotseling wordt hij opgeschrikt door het luid gebrul van een tijger, de Hari- mau. Het is een buitengewoon groot exemplaar met valse gele ogen boven trillende snorharen en een prachtig glanzend gestreept vel. De kleine kantjil besterft het van de angst en bibberend probeert hij weg te kruipen. Maar de tijger heeft hem allang gezien en hem ook zeer duide lijk gemaakt, dat hij rammelt van de honger en best wat lusten zou. Bevend tracht de kantjil hem er van te overtuigen, dat zo'n klein beestje als hij toch niets is voor de maag van een dergelijk groot heer. Hij weet, zo zegt hij een veel groter en smakelijker hap. Luid grommend antwoordt de tijger dat hij niet zo lang moet praten maar meteen vertellen waar hij dat lekkers dan wel vinden kan. Ja, mompelt de kantjil, er is één maar aan verbonden. Degene van wie dat eten is, de grote Hadji Soleiman is even weggegaan maar mij heeft hij opgedragen ervoor te zorgen, dat nie mand er aan komt. U ziet daar een hele grote bal liggen, die geheel in bladeren is gewikkeld. Eerst moet U een stokje pakken om die allemaal te verwijderen, want die zijn voor U natuurlijk niet te eten. In die tussentijd ga ik kijken of de recht matige eigenaar niet ineens terugkeert, voor U wil ik beslist niet dat er onenig heid van komt. Wacht dus even voordat U met dat stokje begint te peuteren. Zodra ik boven op de berg ben geef ik een seintje wanneer alles veilig is, U kunt dan meteen beginnen. Ongeduldig, terwijl hjj reeds aan het likkebaarden is snauwt de tijger de kantjil toe nu maar eens op te schie ten. Wèg holt de kantjil, zo snel zijn kleine pootjes hem dragen kunnen rent hij de berg op. Daar aangekomen geeft hij het afgesproken teken dat alles in orde is. De grote heer kan nu toe tasten. Met één grote sprong vliegt de tijger op de bal af en begint met het takje te prikken, terwijl hij zich alvast ver heugt op de heerlijke maaltijd. Even later hoort de kantjil hem woe dend brullen en grommen, want de gro te bal blijkt een reusachtig wespen nest te zijn. Razend kruipen bij dui zenden de wespen eruit en steken de tijger in zijn neus, oren, tong, kortom overal waar ze hem te pakken kun nen krijgen. Veilig boven op de hoge berg houdt de kleine kantjil zijn buikje vast van het lachen, dat hij zijn aartsvijand de tijger zó bij de neus heeft kunnen nemen. G. VAN DER PUTTEN-ZORAB Indonesische volksverhalen, ver zameld en opgetekend door NÈNÈK DONGENG geïllustreerd met prachtige teke ningen door P. van der Maaden. EEN MOESSON UITGAVE Verkrijgbaar bij Boekhandel Moesson. f 19,50 f 4,50 porto 26

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 26