Over schilderijtjes van Gedebok Pisang en aanverwante avonturen In 1950 kwam ik in Indonesië aan en werd ik te werk gesteld aan de Sekolah Guru Atas, Djl.Pegangsaan Timoer, Djakarta. Ik moest tekenen en handenarbeid-les geven aan kwekelingen. Ik weet niet meer wie mijn opvolger was, doet er ook niet toe. De methode Crijns en Min en vooroorlogse boekjes voor handenarbeid (het maken van zielige doosjes en bakjes en allerhande karton werkstukjes) al deze dingen waren in gebruik - alles eigenlijk van Holland ingevoerd, dus 'goed' voor Hollandse onderwijzers(?). Ofschoon ik wist dat wat daar werd opgedist uit de tijd was, dus niet meer geschikt, zeker niet voor Indonesische studenten, wilde ik niet direct ingrijpende veranderingen aanbrengen. Er waren bovendien toen nog verschillende Indische en Chinese studenten die 'ijverig' karton werkstukjes maakten en eigenljjk alleen maar aandacht hadden voor het slagen en de komende eind-examens. Gaandeweg kwamen er meer Indonesische studenten en zo, met de verandering was de tijd gekomen voor experimenten maar welke en hoe, wist ik eigenlijk nog niet goed. nemen. Dat was me een vertoning. Op een goede dag zat ik op de stoep in de achtergalerij van mijn ouderlijk huis aan de Djl. Rawahbangké en keek ik zonder verder erbij na te denken in de richting van de rij pisang bomen langs de muur. Mijn blik viel op de slappe, brede bruine afhangende bla deren en ik kreeg een idee. Ik liep er naar toe, bekeek en betastte dit ma teriaal. Met een paar bladeren onder de arm ging ik naar mijn kamer, nam de schaar en knipte daarin. Ik knipte figuren, zomaar zonder moeite of dat papier was. Wat een idee I I De volgende dag op school, liet ik de sekolah dezelfde soort afhangende bladeren van de pisangbomen halen die achter in de tuin van de school langs de spoorbaan groeien. Ik liet mijn studenten figuurtjes knip pen, huisjes, sado's en paardjes enz. Het waren geen kunstwerken, die ze op gebruikt pakpapier plakten, maar het opende hun ogen! Vanaf die tijd geen glacé papier meer of duur karton dat uit Holland kwam. We experimen teerden verder ook de droge gedebok pisang, paars en donkerrood van kleur werd door ons gebruikt. Ik voerde li di's in en droge bladeren van de dja- goeng en met klei maakten mijn stu denten hoogst interessante werkstuk jes zoals vis-fuiken, huisjes, sawahs, sluizen. In de achtergalerij (de school was een oud huis) prijkte eens op een pingpong tafel een pracht model van de Boeroeboedoer door mijn studen ten gemaakt. Verhalen over onze geslaagde experi menten bereikten het Ministerie aan de andere zijde van de spoorbaan en we kregen dagelijks bezoeken. Ik was toen erg 'lakoe' en gaf maar even les aan vier andere scholen. Ik had het erg druk en at aan de straat. Ik wil ook nog wel een leuk ding ver tellen van deze periode: aan het Ko ningsplein werd de eerste grote Natio nale tentoonstelling van Indonesische schilderstukken gehouden. Wij moes ten er natuurlijk naar toe, en zo or ganiseerde ik een fietstocht. Wie geen fiets had moest bij een ander achter op. Er waren twee meisjes teveel. Ik vond het zielig dat ze niet mee konden en zo besloot ik een vóór me en een achter me op de fiets plaats te laten Een promotie bleef niet uit. Spoedig werd ik naar Bandoeng overgeplaatst om bij het schriftelijk onderwijs aldaar op groter schaal mijn plannen te ver wezenlijken. Verder schreef ik toen nog een paar boekjes voor het onder wijs waarin ik natuurlijk al het nieuwe en prachtige materiaal introduceerde. Ik gaf toen ook les aan blinden (on derwijzers) van het bekende Blinden Instituut van Bandoeng, waar ik op verzoek ook nog moest vertellen over voor hen vreemde culturen en cultuur vormen welke lessen zeer in de smaak vielen. Meer dan eens hebben wij deze arme onderwijzers bij ons aan huis gehad waar wij hen een ietwat betere maaltijd lieten genieten. Tot slot wil ik nog zeggen dat ik voor deze blinden nog een eenvoudige reeks figuren en modellen heb gemaakt ter bevordering van hun meetkundige kennis geba seerd op de tastzin. Toen kwam de dag dat wij Indonesië moesten ver laten (1956) en daarmee eindigde voor mij en voor mijn vrouw een hoogst in teressante periode, rijk aan goede her inneringen. j g |0wa U.S.A. De schrijver van het bovenstaande artikel, J. Schlechter, werd in 1922 te Tandjong Pandan geboren. Na voltooïng van zijn opleiding aan de Kunstnijverheidsschool te Amsterdam en de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag, werd hij in 1950 benoemd voor de vakken Tekenen en Handenarbeid aan de Sekolah Guru Atas, Pegangsaan Timur, Jakarta. Vervolgens was hij van 1951-1954 als teken docent verbonden aan de Balai Pendidikan Guru Kementerian P.P. dan K. (Instituut voor Onderwijsopleidingen van het Ministerie van Opvoeding, Onderwijs en Cultuur) te Bandung. Hier stelde de heer Schlechter schriftelijke lessen samen voor het vak tekenen voor de kweekschoolopleiding. Hij was auteur van twee handleidingen voor tekenen en handenarbeid. Tenslotte was hij van 1954-1956 leraar Tekenen en Handenarbeid aan de Balai Pen- getahuan Umum Bandung (Volksuniversiteit Bandung) en leidde hij cursussen teke nen, schilderen en handenarbeid. Door zijn nieuwe, originele ideeën leverde de heer Schlechter een belangrijke bijdrage aan de vernieuwing op zijn vakgebied. In 1956 in Nederland teruggekeerd, werd hij lid van De Ploeg in Groningen, evenals van de schildersgroep Minerva. Begin 1962 emigreerde hij naar de U.S.A. (Iowa). In november 1962 werden enkele van zijn schilderstukken geëxposeerd in de Galerie de Boully te Den Haag. Momenteel is de heer Schlechter art teacher aan de Wash ington Junior High School in Ottumwa, in welke hoedanigheid hij onlangs deelnam aan een speciaal programma over kunst, in Washington D.C., dat door de George Washington University en de National Gallery of Art werd gesponsored.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 31