OHc
ew
^weet
een
troon
een.
"Olie en zweet,
een traan, een lach"
de mode gekomen. Deeleman had bij
de exploitatie stellig ook financieel be
lang, want hij werd op 15 december
1863 tot lid der Kamer van Koophan
del en Nijverheid in Batavia gekozen.
De zaken gingen dus naar wens, zodat
de overgang van hoofdambtenaar naar
partikoelir sadja hem niet zal hebben
berouwd. Gezien zijn staag groeiend
gezin, zullen de duiten hem goed te
pas zijn gekomen.
Thans is de deeleman uit het straat
beeld van Jakarta verdwenen. Maar nog
een twintigtal jaren geleden vermeldde
de schrijver Moechtar Lubis ze nog
in zijn "Schemer over Djakarta" (blz.
72): "Een oude deeleman, getrokken
door een oud uitgemergeld paardje,
en met zijn bestuurder, dommelend op
zijn zitplaats, kwamvoorbijrijden.
Jaren lang was het paardje al gewend
om de deeleman door de grote stad
te trekken, en zelfs als de koetsier in
slaap viel, wat nogal eens gebeurde
op hete dagenbleef het paard uit
zich zelf de deeleman voorttrekken,
stopte uit zich zelf, als een passagier
de deeleman aanriep, waarbij hij de
koetsier deed ontwaken door de schok
van het plotselinge stilstaan".
Men ziet het: een oud voertuig, een
oud paardje en een oude (en zieke)
koetsier. Het beeld van een vervoer
middel, dat op zijn einde loopt.
Tot twee maal toe werd Deeleman in
het begin der 70-er jaren aangezocht
om lid te worden ener Commissie, die
plannen moest ontwerpen voor de aan
leg van een Bataviase zeehaven. De
eerste uitnodiging nam hij aan, voor
de tweede bedankte hij. Men dacht
aanvankelijk aan een nieuwe haven
vlak ten Oosten van de oude haven
mond te graven; het werd tenslotte
Tandjong Priok, ver van de oude stad,
zodat een kanaal, een zelden gebruikte
spoorweg en een drukker bereden rij
baan voor de verbinding met de kota
moesten zorgen.
In 1880 trok Deeleman zich uit de fir
ma Chaulan-Deeleman terug en werd
rooimeester over wegen en gebouwen;
hij kwam dus weer in Gouvernements
dienst. In 1893 overleed hij, 70 jaar
oud, een gezegende leeftijd voor de
tropen.
Zijn nakroost bleef met Indië verbon
den. In het Bataviaasch Jaarboek van
1927 trof ik een advertentie aan van de
effectenmakelaar A. W. Deeleman.
Behalve op de prozaïsche techniek
heeft Deeleman zich ook op de beel
dende kunst toegelegd. Schilderijen
van hem zijn mij niet bekend, doch wel
verschillende tekeningen. Ook maakte
hij voorbeelden voor steendrukken,
hetgen stellig tot zijn grote populari
teit bijdroeg.
Reeds in 1850 zou hij een aantal wat
stijve tekeningen vervaardigd hebben
voor de lithografieën in een "Batavi
aasch Album. Verzameling van een
tiental gezichten van de hoofdstad van
Nederlandsch-lndië", Batavia 1859, ver.
schenen bij de bekende boekhandel en
uitgeverij G. Kolff. Het werkje was op
gedragen aan Zijne Excellentie Rochus-
sen, Minister van Koloniën, de vroege
re Gouverneur-Generaal (1845-1850),
met wie de kunstenaar zeker wel eens
in zijn functie van ingenieur zal te ma
ken hebben gehad. Een boeiend of
interessant kunstwerk is deze uitgave
niet geworden, maar dat kan ook aan
de middelmatige lithograaf gelegen
hebben. Ook aan een ander plaat
werk, de "Indische Archipel" werkte hij
mee. In het aardige platenboek "reizen
door Oost-lndië" van Bea Brommer, is
op blzn. 150-151 één der platen uit "De
Indische Archipel" in kleuren gerepro
duceerd. Het stelt het Karbouwengat
op Sumatra voor. Wij kunnen hieruit
zien, dat Deeleman intussen goede vor.
deringen in de kunst heeft gemaakt
en dat hij niet steeds op Java is ge
bleven.
Bovendien bleven nog tal van Deele-
man's tekeningen in portefeuille. Een
deel daarvan kan men thans bewon
deren in de verzameling van het Ko
ninklijk Instituut te Leiden, b.v. de
fraaie tekening van het aardige 18e-
eeuwse moskeetje aan Molenvliet,
waarvan een reproductie is opgeno
men in de Catalogus van dit Instituut
"Pictures in the Tropics", samenge
steld door de Hr. J. H. Maronier (tus
sen blzn. 16 en 17). Een ongewoon
onderwerp is ook het inwendige der
Armeense kerk, die men zich nog wel
zal herinneren, als staande aan het
Koningsplein. De tekening is van 15
januari 1855. Deze en andere tekenin
gen zijn een geschenk van de Hr. A.
W. Deeleman, denkelijk dezelfde als
de vorengenoemde effectenmakelaar.
Een aquarel van Deeleman wist ik een
kwart eeuw geleden op te pikken op
de bekende rommelmarkt van het Am
sterdamse Waterlooplein. Voorgesteld
is een pasanggrahan, wel ergens in
West-Java, waarin de tekenaar moge
lijk eens gelogeerd heeft. Deze water
verftekening signeerde hij met "Deele
man" en de datum zal omstreeks 1860
zijn.
Een bijzondere aanleg vertoonde onze
ingenieur voor de karikatuur, waarvan
het Koninklijk Instituut verscheidene
voorbeelden heeft. Verschillende zij
ner vrienden, doch ook publieke per
sonen werden aldus vereeuwigd.
Sommige zijner tekeningen benutte hij
voor praktische doeleinden. In 1863,
toen hij zich blijkbaar ernstig met het
openbaar vervoer in Batavia bezig
hield, zond hij ter verduidelijking van
zijn betoog omtrent dit onderwerp een
viertal tekeningen van karretjes met
één paard naar de Resident te Batavia.
Daar men hem blijkbaar goed kende,
werden de vier tekeningen geretour
neerd, vergezeld van een waardig amb
telijk schrijven. Deze originele wijze
van corresponderen werd hem dus niet
kwalijk genomen.
Minder sympathiek lijkt mij het mis
bruiken zijner kunst, om er een ander
mee te grieven, nl. Mr. L. W. C. Keu-
chenius.
Geboren in 1822 als zoon van de Rem-
bangse resident, studeerde deze rech-
ten aan de Leidse Universiteit, waar
hij met lof promoveerde. Naar Indië
teruggekeerd, was hij er eerst een
tiental jaren advocaat, doch ging daar
op naar het ambtelijke over, waarin
hij snel opklom. In 1859 werd hij lid
van de Raad van Indië, tenslotte zelfs
vice-president. In 1864 ging hij voor
het eerst met buitenlands verlof - een
regelmatige tijd om met verlof te gaan
bestond destijds nog niet. Met het oog
op zijn gezondheid kreeg hij zelfs ver
gunning om de reis per overlandpost
te maken, waarvoor hem 10.000 ex
tra werd toegelegd. In het vaderland
wist hij zich tot lid der Tweede Kamer
te laten kiezen, doch reeds na zes
weken maakte hij zich onsterfelijk,
door de naar hem genoemde "Motie
Keuchenius". Hierin sprak de Kamer
haar afkeuring uit over de Minister van
Koloniën, Mijer, die zich zélf tot Gou
verneur-Generaal had weten te benoe
men. Het voorstellen en aannemen de
zer motie was de Conservatieve Re-
(lees verder volgende pagina)
De nieuwste Moesson-uitgave:
door Wil de Jongh
Het onopgesmukte verhaal van
een vrouw die met een boor
meester trouwde en haar leven
voor een groot deel tussen de
boortorens op Sumatra, Nigeria,
Seria en Columbia doorbracht.
Een leven zo vol belevenissen
en ervaringen dat ze het móést
opschrijven. Een kostelijk boek
zonder enige literaire pretenties!
f 29,50 porto f 3,
BOEKHANDEL MOESSON