papar
en peper
voor de
mastero
"Als ik jou was, zou ik er direct mee ophouden," vond mijn moeder, je brengt
ons tot de bedelstaf op deze manier!" Nooit is een advies en verwijt juister
geweest, tjatoet lag me helemaal niet. Ik had er geen "gevoel" voor. Ik wist de
prijzen nooit, als ik barang had kon ik geen klanten vinden en als ik goede klan
ten had, was de barang weg. Verkocht voor ver onder de prijs. Een doos Maya-
zeep van mijn zusje verkocht ik voor de prijs van één stuk en om haar te troos
ten voor deze stommiteit verkocht ik een van mijn nieuwste avondjaponnen om
de doos Maya terug te kopen. En toen hoorde ik dat die japon 3 dozen waard
was geweest plus twee Max Factor lipsticks! Dat deed de deur toe en opende
een deur voor een andere manier om aan de kost te komen.
Tjatoeters, ik zou ze een hommage
willen brengen, ze deden het geld rol
len en de spullen waar anders toch de
Jap maar beslag op gelegd zou hebben.
Je kon dan wel schelden op de medi
cijn-verhandelaars, maar wat als die
er niet geweest zouden zijn? Dan
kwam je toch helemaal niet aan medi
cijnen? Geld was er op de een of
andere manier, mensen hielpen elkaar
geweldig. En je leerde al gauw vriend
en vijand kennen. De uitdrukking
"heulen met de Jap" werd alleen ge
bezigd door mensen die zelf nooit een
vinger uitstaken om een ander te hel
pen, die niets deden dan jammeren en
op andermans goedheid en moed pa
rasiteren. Zelf nooit risico durfden
te lopen. De gemene verraders, zij die
echt hun medemensen willens en we
tens kwaad deden (in Soerabaja zat
zo'n familie, die hebben ze na de oor
log ook berecht), daar liep je met een
wijde boog omheen, men waarschwde
je altijd wel. Een van de fijnste dingen
van "onze" bezeting vond ik wel dat
er niemand de held of de heldin uit
hing.
"Het leger moet de bevolking bescher
men, de vijand bevechten. Burgers
moeten hun gezin beschermen, pro
beren de oorlog zo goed mogelijk door
te komen, zonder verraad maar ook
zonder nutteloze stoerdoenerij," zei
mijn vader. Hij had gelijk vond ik.
Zo was het ook dat niemand neerkeek
op prostitué's. Waar een leger is
(mannen dus) waar ter wereld ook,
zijn prostitué's. De Jap had het allang
heel praktisch bekeken, binnen een
mum van tijd waren er in verschillen
de delen van de stad yoshiwara's,
bordelen. Ze waren goed "bevrouwd"
en goed bewaakt, medisch gecontro
leerd. En het waren deze vrouwen die,
goed betaald, het geld in de gemeen
schap brachten, door hun eeuwige
honger naar cosmetica, mooie kleren
en andere luxe. Dus borduurden we
kraagjes en zakdoekjes, tassen, einde
loos. Ik vond het zalig werk, maar toen
ik de 50 dozijn zakdoekjes volgemaakt
had borg ik garen en lapjes op en
ging over op het "onderwijs".
Hoe ik aan mijn eerste leerling kwam,
weet ik niet meer. Een kennisje ge
loof ik, dat vroeg of ik haar dochtertje
wilde leren lezen en schrijven. Op de
dag dat dat zou gebeuren was er een
buurmeisje bijgekomen en zo begon
de sneeuwbal die van mij binnen de
kortst mogelijke tijd een 'full time' on
derwijskracht maakte. "En je wilde be
slist geen onderwijzeres worden!" riep
mijn moeder. Ja, ik had ook nog wel
meer dingen in mijn leven niet willen
worden en zijn, maar wat doe je in de
oorlog, daar heb je toch ook niet om
gevraagd?
Op een dag zat er een Indiaas jonge
tje tussen de Indische kindertjes. "Ja",
zei de dame bij wie ik klas hield, "zou
je hem ook erbij kunnen nemen? Maar
zijn moeder wil graag dat je hem En
gels leert!"
Dat werd een aparte les en het begin
van een nieuwe reeks leerlingen. Bin
nen een paar weken zat ik boordevol
kindertjes van Bheromal, Naraindas,
Chotirmal. Misschien was het ook
wel een soort "status symbool" om ze
bij mij op les te doen, U weet wel de
ene moeder wil nooit graag voor de
ander onder doen.
Al met al waren die vele lessen ook
een vergroting van het risico dat ik
vandaag of morgen tegen de lamp zou
lopen. Lesgeven was streng verboden,
handwerken en naaien mocht, dus hing
er altijd een tas met lapjes, garen en
borduurboeken aan mijn stuur en liet
ik de boeken bij de leerlingen achter.
Een zelfde stel had ik thuis.
Mijn lesgeld varieerde per gezin en
per aantal kinderen. Er zaten heel wat
gratis klantjes bij, kinderen van ouders
die het echt niet konden doen. Bij de
Bombayers was steevast een maaltijd
inbegrepen. Het was de gewoonte dat
er midden onder de les een moeder
binnenkwam met een grote pot met
"dal" en een stapel "papars" of "dji-
paties". Die laatste kent U misschien
wel, dat taaie Indiase brood dat je af
scheurt en net als de Fransen hun
stokbrood, bij het hoofdgerecht eet.
In dit geval was het altijd dal, een
bonengerecht, sterk gekruid met veel
currie, gardamon, uien en cayenne.
Het was heet en smaakte vreemd, maar
na een week lesgeven vond ik het
gewoon lekker. Mijn grootste bezwaar
was dat ik moest eten als ik er totaal
geen zin in had. Maar beleefdheid ten
aanzien van de gastheer, U weet wel.
"You are too koeroes", zei een van
de moeders, "you must eat, makan
banjak bagoes!"
Een "papar" was een soort tortilla,
een pannekoek van ik meen maismeel,
vermengd met veel peper en djienten.
Op een arangvuurtje werden de rauwe
deegkoeken geroosterd na eerst op
een tampa gedroogd te zijn. Ze waren
dan lekker knapperig en de smaak
was eetlustwekkend. Maar heet! Ik
vroeg dus altijd wat te drinken. Stee
vast werd er verse aer djeroek nipis
voor me gemaakt warm. "Mag het
alsjeblieft koud?" O ja, natuurlijk. Flink
stuk ijs erin. Maar wat dreven daar
voor zwarte korreltjes op? "Meritja",
zei mevrouw Bheromal, "ice is no good
for peroet, too cold, peroet don't like.
So we put pepper on ice, make warm
first, then come ice, peroet tida takoet."
Vrij vertaald: ijs is niet goed voor de
maag, die schrikt daar van. Daarom
moest de peper maar de eerste kou
wegnemen! Mijn keel stond gewoon
in brand bij die eerste slok, maar ik
concentreerde me maar op mijn maag
die het nu veel beter had volgens me-
20