Het Loge-gebouw op Toendjoengan, waarin na de oorlog het bureau van het Rode Kruis was gehuisvest, in zijn oorspronkelijke staat (foto uit Oud-Soerabaia van G. H. von Faber) INFORMATIEBUREAU RODE KRUIS TE SOERABAIA In 1946 werkte ik bij het Informatiebureau Rode Kruis aan Toendjoengan; af deling cartotheek met natuurlijk nog andere meisjes. Meisjes, die in Soerabaia geboren en getogen waren, wisten me te vertellen, dat het gebouw met de grote waringin ervoor, voor de tweede wereldoorlog het domein was van de Vrij metselarij. Om me ervan te overtuigen lieten ze me de tempel zien. Zij waren wel goed geïnformeerd. Ik werkte toen samen met Teetje Pessy, Nora Kailola, Bea Evers, Greetje ik weet niet wie, Hilda Go, Leonie Tan en nog vele anderen. Van Greetje, ex- studente van de Technische Hogeschool te Bandoeng, leerde ik breien. Hilda Go had voor de oorlog in Djocja een dameskapperzaak "Maison Hilda". De afdelingschef was mevrouw Quant (heb ik deze naam wel goed geschreven?). Ze is een zuster van de welbekende Indische advocate Julia Adolfs. Wanneer er veel aanvragen binnen kwamen, dan werkten we keihard. Wel leuk als het goed nieuws was. In de pauzes gingen we graag naar Pasar Toendjoen gan om ons te laven met een lekker glas ijs Shanghai. En wanneer de centjes het toelieten, dan gingen we deftig in het Hoenkweehuis zitten. Voor de variatie gingen we ook wel eens naar Pasar Genteng met haar Javaanse eethuisjes. Je kon daar wel op een keurige stoel en aan een schone tafel zitten en dan maar lekker bikken:gado-gado speciaal en ijsstroop. Ik werkte daar tot 1947, toen trouwde ik en moest Soerabaia verlaten. L. v.d. WORM-FLOHR eeuwig bleef zitten? Over drie maan den zijn ze verdwenen." Een paar dagen later verhuisde ik naar Gergadji. Lydie en ik kregen een a- parte slaapkamer, waarin onze eigen meubels. De andere meubels zouden worden overgenomen door een vrien din van Erna, met de belofte dat ze elke maand 5,zou betalen. In het geheel ontving ik twee termijnen en de meubels zag ik nooit weer. Door het samenwonen met Erna was ik van mijn zorgen bevrijd. De kinde ren hadden wel eens ruzie, maar ver der was het gezellig en je had steun aan elkaar. Ik verkocht zelfgemaakte kalenders aan dames die op Tjandi woonden en verder mijn naaimachine waar ik toch niets meer aan had. Na een maand kwam Dora met haar zoon tje bij ons wonen. Haar man was be stuursambtenaar en ze wist ook niet meer hoe ze rond moest komen Op een nacht had ik een afschuwelij ke droom, een nachtmerrie: Ik had niet diep genoeg gebogen voor een Ja panse wacht en het gevolg was dat een hele horde Jappen me achterna zat. Waanzinnig van angst rende ik voor mijn leven, totdat ik viel en met een gil wakker werd. Maar de angst zat zo diep, dat ik niet in bed kon blijven. Ik moest het iemand vertellen. Naar Erna toe. "Wat is er?" vroeg ze. "Ik ben zo bang" "Waarom dan?" Snotterend zei ik: 'Voor Japanners!" Erna weer: "Voor wie? Voor Jan Bar re?" "Nee, niet Jan Barre." "Wie dan?" "Japanners!" "Ach, jij met je Jan Barre, wie is dat, ga nou maar slapen, er is toch niets." Eindelijk kon ik haar duidelijk maken dat ik Japanners bedoelde en toen schoten we allebei in een lach, dat je het in de andere kamers kon horen. De volgende morgen was het eerste wat Dora vroeg: "Waar was dat lach salvo voor, zo midden in de nacht? Het is me ook wat om de kinderen en mij wakker te maken!" Verschillende vrouwen hadden be richt van hun mannen. Zij mochten ze zelfs in de kampen bezoeken. Ik hoor de niet tot de gelukkigen. Erna had met me te doen en wou me graag helpen. "Ga je met me mee naar een helderziende? Ze is heel goed, ben er een paar maal geweest en van Dolf heeft ze gezien dat hij leeft." Ik had er niet veel zin in en zei: "Nee hoor, wat heeft het voor zin, het is toch niet te controleren." "Ach, kom nou maar mee, dan heb je in elk geval zekerheid, zo is het toch ook geen leven!" En ik liet me overhalen. Bij "Madame Clair" moesten we gaan zitten, terwijl zij haar speciale kaarten op tafel legde. Schoppen vrouw in het midden, dat was ik dan. De ande re kaarten legde ze er vervolgens in een cirkel omheen. Maar bij elke kaart zei ze hoofdschuddend: "Tsk, tsk, tsk, dat dacht ik al. Het noodlot achtervolgt Uw man. Nu zie ik een doodkist!" En om me alle hoop te ont nemen: "Uw man hoort waarschijnlijk niet meer tot de levenden." Nu had ik inderdaad zekerheid. Erna riep een betja aan en onder tranen ging ik met haar naar huis. Voor haar was dit voor val erger dan voor mij, want een poos later hoorde ik dat Andries in Jakarta was gezien. Voor mij aanleiding om naar Jakarta te verhuizen. Hier begonnen we met een complete huisindustrie. Erna specialiste in B.H. 's en jurken, mijn zuster jongenskle- ding, Oma haak- en breiwerk en ik beschilderde flessen en potten. Frank, een 17-jarige jongen, werkte 's avonds als bokser in Prinsenpark. Mevrouw D. had nog wat luxe dingen weten te redden, zodat ook zij met haar gezin een poosje voort kon. Juni 1945 Ondanks de vele opdrachten die we kregen, was het leven uitzichtloos. Als er al nieuws was, waren het slechte berichten. Mijn zuster was weduwe ge worden, man in Flores omgekomen. Frank zijn vader in Ambarawa gestor ven. Heel sporadisch kreeg ik een briefkaart van Andries uit Japan, hij zat in Fukuoka 2. Veel bijzonders was het niet wat hij mocht schrijven. Elke brief kaart was gelijk aan de ander, ge drukt. Het enige dat je wist was dat hij op dat moment nog leefde. Ik mocht hem terugschrijven in het Indonesisch. Niemand van ons geloof de, dat hij werkelijk in Japan verbleef. Niemand had meer hoop dat de oor log spoedig voorbij zou zijn. Maar op een dag was ik in de bad kamer, toen er op de deur geklopt werd. Het was Erna, die me persé iets moest vertellen. Ik riep: "Kan je wach ten tot ik aangekleed ben?" "Nee, het is heel belangrijk nieuws!" "Nou, vooruit dan maar," en Erna kwam bin nen met uitgestrekte armen, dol van vreugde riep ze: "We zijn vrij!" en met een naakte partner danste ze in het rond. CHR. VAN TER BEEK-BEYNON BRIEFWISSELING (verplicht in het Maleis) in de Jappen- tijd "Adoeh, banjak soesah, sekarang saja duduk di dalam sumur. Untung saja bisa djoeal gambar tètè". Antwoord: "Terima kassi boeat kirim soerat, saja rasa kaja die sorga ka- toedjoe! Mevr. L. Echter TE KOOP AANGEBODEN 5 delen Reproducties van schil derijen en beeldhouwwerken uit de collectie van president Soe- karno in zeer goede staat. f 750,(plus evt. vrachtkosten) Te bevragen Boekhandel MOESSON, Tel. 070 - 54 55 00 23

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 23